NAAR EN DOORHEEN HET KONGOLEESCHE OERWOUD ONZE CROOTE REPORTACE TRAGISCHE VERKENNING O door Jef VAN WYNSBERGHE Nu knielt het stamhoofd Mayenga aan de voeten van het slacht offer. Hij geeft zijn schild en lans aan een notabel. Uit een breed^ met koperen nagels versierde boomschorsschede, die aan zijn zijde hangt, trekt hij een breeden dolk. Daarmede snijdt hij van het platte der voe ten van Kiamo een fijn stukje vel af. Hij steekt dat vel in een zoowat twintig centimeter lange duimdikke liaan, die middenin tot halver wege het merg uitgehaald werd, en waarin allerlei tooverpoedertjes steken. Het is de Mulenge der Mituku's. De Mulenge wordt in de hoogte gehouden De Mulenge zal de moordenaars van onzen broeder Kiamo treffen Dit is hun onschendbaren bloedeed Nu wordt de Mulenge diep in den woudgrond begraven. Met veel moeite wordt de lans uit het ontzielde lichaam van Kiamo getrokken. Het lijk wordt naar den gebaanden weg gebracht. Daar zal het voorloopig onder bewaking achterblijven. En weer voort gaan onze kleine paadjes door het bijna ondoor dringbare oerwoud. AAN DEN DOOD ONTSNAPT Wij vorderen langzaam steeds verder en verder De bodem wordt hoe langer hoe moerassiger. Wij waden tot over onze enkels in het moswater. Nu wordt er geen halt meer gehouden. Wij zien nu bij momenten, door het dichte loover der hooge hoo rnen. de witgloeiende zon loodrecht boven onze hoofden het is middag Kijk Een klein dorp bericht men. Inderdaad Wij ontwaren eerst 'n bananenveld en daarachter een vijftal kleine lage hutten op een groote opene plaats. Opgepast Mijn mannen troepen voorzichtig kruipend samen, vlak bij den rand der opene plek. Ik zeg Tracht de opstandelingen levend gevangen te nemen. Niet dooden als het anders kanIk laat de moordenaars streng" straffen door den grooten blanken rechter. Het stamhoofd Mayenga schreeuwt het dorp in Watu wema karibisha Mannen van goeden wil nadert Karibisha weergalmt de echo heinde en verre. Neergehurkt in 't dichte randgewas met de wapens in de hand, verborgen achter onze schilden, gluren wij het dorp in. Niemand verschijnt. Het stamhoofd roept een tweede maal. Te vergeefs Een notabel wijst mij een hut, waarvoor een houtvuurtje smeult. Mijn vrouw, het stamhoofd Mayenga en mijn escorte zitten vlak bij mij. Toch leven in het dorp Ik fluister nieuwe orders. Klaar vraag ik. Ndio Ja vezelt men. Twendeni Vooruitroep ik. Met luid huilenden schreeuw springen wij recht en loopen in één vaart de plantage door, naar de hutten van het dorp. Met het wapen in de hand dringen wij de woningen binnen Niemand Niets Alles volledig leeg Zelfs geen aarden pot bleef achter. Wij schuilen onder de midden-barza's der hutten. Gedurende een vijftal minuten wordt er even uitgeblazen wij moeten op nieuwen, gewonen adem komen. Achterdochtig kijken wij overal rond. Het stamhoofd Mayenga schreeuwt een derde maal, nu naar den vóór ons liggenden rand van het bosch Watu wema Karibisha Mannen van goeden wil nadert Opnieuw zonder resultaat Nieuwe orders Twendeni Vooruit Met een oorverdoovend nieuw geroep en getier hollen de negers, met opgeheven dreigende lans, het hoofd en het lijf achter het schild verscholen, recht naar den rand van het woud. Ik blijf met mijn soldaten schietensgereed achter. Plots zoemt een zwerm pijlen, uit het woud, door de lucht recht op onze mannen. De pijlen botsen schokkend vast op de stevige schilden. De vijand Eeven een sekonde slechts aarzelen mijn negers. Maar dan met een hysterischen kreet hollen ze recht door het woud in. Piga ngomaTam-tamtNiet doodenOmsingelenGevangen nemenbeveel ik. Terzelfdertijd loop ik, met twee soldaten, beschermd door mijn vrouw en de andere soldaten, naar den boschrand. Ik houd het schild recht voor mij uit en knel mijn geladen jachtgeweer in den rechter vuist. Vóór mij ligt de nieuwe boschrand. Nog tien stappen, nog vijf Pang Een schot knalt Uit een soldatengeweer Ik schrik 'n sekonde 't hoofd achteruit. Op tien stappen achter mij stuikt een neger getroffen in 't zand dood Ik loop door het woud in 1 Vóór ons kronkelt een smal pad. Er is geen vijandige neger te zien. Mijn vrouw, de overige escorte soldaten en tientallen andere ne gers worden geroepen. Zij vervoegen ons in looppas... ongehinderd. Soldaat Kamango redde je levenhijgt mijn vrouw Ik kijk verbaasd op. Ndo BwanaJa meesterknikt Kamango met lachende tanden. Een Kakeyaman sprong uit 't gewas. Liep achter u. Hief zijn lans op. Wilde ze u in de flank gooien. Pang *k Schoot hem in 't achterhoofd neer. Dood Ik huiver Aksanti 1 Ik dank je Kamango Meteen druk ik hem de hand, tot zijn groote blijde verwondering. Ik meld het den grooten blanke verzeker ik hem nog. OMSINGELD. Enkele negers blijven hier op hoede. Zij krijgen opdracht het dorp te bewaken, bananentrossen te kappen, drinkbaar water en brandhout te halen, aarden potten te zoeken en eten te bereiden. Hier zullen wij misschien moeten kampeeren, vernachten. Haya Piga moyo konde Moed schreeuwt men. Wij loopen den kronkelenden wegel in. Anderen banen zich links en rechts een doorgang, om het pad te beschermen, om verscholen vijanden gevangen te nemen. Onze tam-tams roffelen scherp dreunend De kogel uit ons geweer zaaide dood. Wie zich overgeeft moet niets vreezen In de verte weerdreunt een zegepralend gehuil. Wij loopen er heenwaarts Het stamhoofd Mayenga treedt ons te gemoet, met achter hem een woelende menigte. Wat zien wij Midden de lawaaierige groep stappen gevangenen met lianen om den hals aan elkaar vastgebonden. Zelfs eenige vergrijsde oude negers strompelen er gevangen tusschen. Onze eerste gevangenen juicht het stamhoofd Mayenga, met trotschen lach. Wij hebben hen den pas afgesneden doorheen het woud. Wij hebben hun vier groote mokota's Oenoembi, Bibeye, Kamboekoe en Osorisor. Ik bekijk hen. Enkelen staren mij frank in de oogen, onbevreesd anderen zien mij angstig aan. U zijt de eerste blanke, dien ze zien verzekert een notabel. Er zijn drie-en-twintig gevangenen Al de andere opstandelingen zijn gevlucht. Zonder hun Mokota's durven zij niet meer vechten. Zij weten nu ook, dat de kogels van den blanke werkelijk doodend zijn. Wij moeten nu niets meer vreezen. De weerstand der Kakeya-streek is verbroken, zegt het stamhoofd Mayenga. Kabisa Prachtig Inderhaast wil ik de gevangenen eenige kalmeerende woorden toespreken zij gapen mij onthutst aan. Zij begrijpen geen Kingwana het zijn basendjis. Zij spreken alleen het Kitoekoe. De blanke wil u geen kwaad, wordt hen vertaald. Zij worden naar het dorp gebrachtzij zullen zich in elk geval over Kiamo's dood, doodsbedreiging, enz., te "verantwoorden hebben. De tocht gaat verder, het woud dieper en dieper in. Onze mannen improviseeren vroolijke hymnen. Zij bezingen hun moed, den dood van Kiamo, het doodend geweerschot, de zoemende pijlen, de omsingeling der Mokota's, hun overwinning, enz. Wij komen doorheen andere kleine dorpjes. Er worden nog enkele opstandige mannen met hun vrouwen en kinderen gevangen genomen. 's Avonds kampeeren wij op bladeren in het eerste ingenomen dorp. Er wordt omheen de groote waakvuren dolzinnig gedanst. De nacht verloopt bang wakend, doch ongehinderd. Nu hebben wij zekerheid alle weerstand is gebroken. TERUGGEROEPEN. In den vroegen morgen zijn negers naar Bimbi getrokken om mijn bagage, om aarden potten en om eten voor de strijders en arbeiders te halen. Straks vervolgen wij ons werk Maar een spoedbode uit Lowa treedt aan. Het kan onmogelijk met antwoord zijn op mijn Kakeyarapport. Dat rapport kan nu pas den hoofd-administrateur bereikt hebben. Ik lees een nieuw dringend order Laat nieuwen weg door het stamhoofd der Bimbi's openen. Komt onmiddellijk naar Lowa. U zult dadelijk een relevé maken van de Lowa-rivier, tot drie kilometer boven Yumbi. Vermeld erop alle draai kolken, rotsen, watervallen en bestudeer ter plaatse de mogelijkheid om de Lowarievier volledig bevaarbaar te maken. Ik vertrek heden met den boot naar Ponthierstad. Dat schrijven eindigt mijn groot Kakeya-avontuur. Dat schrijven stuurt mij naar een nieuw avontuurin een uitge- holden boomstam, ruim honderd twintig kilometer zwerven, doorheen draaikolken, doorheen een door blanken nooit bezochte streek, op strijd met krokodillen en luipaarden. Vooruit dan maar weer Clairon blaast een nieuw appel. De noodige orders worden gegeven. Twee uur later marcheer ik reeds met mijn vrouw in karavaan naar Lowa. DOEL DER VERKENNING. Mijn verkenning der Lowa-rivier, in een uitgeholden boomstam, is één van mijn meest sensationeele, een van mijn meest levensgevaar lijke avonturen in het Kongoleesch Oerwoud. Hoe het kwam dat ik die verkenning deed Wel, het toeval speelt een groote rol in 't leven van iederen mensch. Zoo ook in mijn leven. In 1930 gebeurde het nu, dat een prospekteur, van de Belgische koloniale mijnmaatschappij Symafcassiteriet, tinsteen vond in de streek Punia en Baruti, van ons gewest Lowa, distrikt Maniema. Bij nader onderzoek, en na een eerste ontginning bleek algauw dat men hier vóór een zeer belangrijke ontdekking stond. Want na korten tijd werd er reeds aldaar iedere maand een zestig ton cassiteriet ont gonnen. Dat is enorm D'r werd dan ook, in het beheer van Symaf algauw een nieuwe maatschappij opgerichtSymetain die naar een officieele koloniale statistiek geroepen is, om een der meest ren- deerende tinvoortbrengsters van Belgisch Kongo te worden. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). Jef VAN WYNSBERGHE.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1938 | | pagina 7