NAAR EN DOORHEEN HET KONGOLEESCHE OERWOUD 7 ONZE GROOTE REPORTAGE VERDWAALD IN HET OERWOUD door Jef VAN WYNSBERGHE EEN GEVANGENE ONTVLECHT. Een steile hooge rotswand verhindert ons dicht bij den oever te blij ven. Wij moeten het woud dieper doordringen. Wij ademen een klamme lucht in. Wij komen op een betrekkelijk open plaats. Verbaasd zien wij. tusschen de boomen en 't struikgewas een bladeren hut staan. We slui pen er naartoe. Er voor smeult een vuurtje onder een aarden pot, waarin zichtbaar meelbananen koken. Plots uuikt van achter de hut een neger op 'n brute, woudfiguur. Wij roepen hem Hij schrikt op, bemerkt ons en wil vluchten. Clairon, Kibaya, en mijn kok Asani achtervolgen hem, en kunnen hem aanhou den. Ik ondervraag hem. Hij ontvluchtte zijn dorp, na er een minnaar van zijn vrouw te hebben vermoord. Hij leeft hier op zijn eentje van jacht en vischvangst. Een eind verder heeft hij een bananenveld. Hij betaalt geen belasting meer aan den Staat. Alleen daarvoor is hij reeds strafbaar twee maand lijfsdwang. Ik houd hem aan. Hij moet ons door 't woud leiden, naar onze prauw. Hij zegt Natafanya Ik zal het doen Maar het woud is hier ondoordring baar. Wij moeten een grooten omweg maken Clairon bindt hem een liaan om den hals en houdt een uiteinde ste vig vast. Wij dwarsen beekjes -* Wij gaan vooruit door open plekken Ik wordt achterdochtig Ik kijk op mijn kompas en bemerk dat wij de rivier achter den rug hebben! Hola! De gevangene wordt verwittigd en in preciese termen gezegd, wat hem te wachten staat, zoo hij ons durft bedriegen Clairon klaroent Geen antwoord van de roeiers. Wij marcheeren reeds een heele poos. Ik wordt ongeduldig Halt 'k Eisch een anderen weg te nemen, desnoods te hakken wij moe ien recht op de rivier af. Mijn kompas is nu de eenige gids. Wij moeten overheen een hoogen rotsheuvel. Wij klauteren er op. Plots rukt de gevangene zich los, springt in de diepte en verdwijnt achter het kreupelhout. Clairon, Kibaya en een paar roeiers achtervolgen hem. Te vergeefs De gevangene is ontvluchtHij is spoorloos verdwenen En wij... wij staan verdwaald in het oerwoud! Wij kijken mekaar een moment sprakeloos aan. Clairon klaroent opnieuw Een roeier roept Ho! Yi... Yo!... Alleen een honderdvoudigen dreunenden weergalm antwoordt. Wij zijn alle kontakt met onze mannen kwijt. Mijn schets en kompas worden bestudeerd, 'k Duid de richting aan -waar de Lowarivier moet liggen. Wij dringen, klauteren, kruipen, voetbaden stap voor stap vooruit... Steeds in dezelfde richting. Wij houden de wapens in de hand. Plots staan wij vóór een breede beek. Misschien een kind van de Lowa meent Kibaya. Er staat weinig water in. Wij zullen haar volgen, rivierwaarts. Ik ben bang voor water slangen ik houd mijn onwaterdichte muskietenlaarzen aan. Mijn vrouw draagt een paar lichte witte schoenen, met dunne platte zolen. De rivierkeitjes schieten er scherp doorheen Ik neem mijn vrouw op mijn rug 52 kgr. Weldra kleven mijn hemd en broek zweeterig bijtend aan 't lijf. Het is een kronkelende zijrivier. Wij loopen er een heele poos door mijn laarzen wegen me lood zwaar. Van tijd tot tijd moet ik even halt houden even uitrusten. Plots zwenkt de waterloop links van de Lowarivier weg... in lange, zeer verre rechte lijn. Dus een valsch spoor Clairon klaroent opnieuw en een roeier roept andermaal zijn Ho YiYo!...» Weer antwoordt alleen een aanzwellende, en dan plots ver uitster vende echo Verder pijnlijk getjool Moedeloosheid ompakt ons. Waar zullen wij uitkomen Aan de Lowarivier Daar twijfel ik geen oogenblik aan. Ik betrouw mijn kompas, mijn aanteekeningen. Maar wanneer zullen wij er aankomen En waar Hoever ver wijderd van onze prauw Dat is de pijnlijke vraag, waarop wij geen antwoord kennen, waar door onze verbeelding op wilde vlucht slaat waardoor wij even een koude rilling over onzen rug voelen, waardoor wij vlugger naar adem snakken en gevaar loopen 'n speelbal te worden van onze zenuwen. Mijn vrouw heeft tranen in de oogen Mijn kok jankt als een kind Mama yanguMoeder, wij zullen in 't bosch van den honger om komen De luipaard zal ons verscheuren De hyena zal onze lijken wreten 't Werkt mij allemaal sterker en sterker op de zenuwen 'k Wordt nijdig Verdomd, houd op met dat gejank snauw -ik Asani toe. Wat ben ik begonnen EEN DREIGEND NIJLPAARD. De moed hoog houden Het is nu middagWij hebben reeds ruim een paar uur onze boot verlaten. Langzaam komen wij nu in een meer open plaats. Weldra moeten wij een plek savanna dwarsen, doorheen twee en half meter hoog groen gras. Opgepast vöor pythonslangen Opgepast voor loensche luipaarden Opgepast voor verdwaalde olifanten Ik houd mijn tweeloop, kaliber 12, schietensgereed onder den rech terarm. Mijn vrouw volgt me met geladen revolver. Voorop gaat Clairon, de blanke bajonnet op 't oorlogsgeweer. Asani, Amisi, Kibaya volgen, elk met een dikken knuppel gewapend. Achteraan komen de vier roeiers, met het manchettemes in de'rechter vuist geklemd. Voorzichtig gaan wij door 't hooge gras vooruit, wij trappen het knakkend op zij en luisteren nu en dan. Wij hooren geen enkel verdacht geluid. De stilte werkt geheimzinnig op ons Ineens komen wij dwars op een breedgebaanden weg. Wij zien groote versche pootsporen Het is de baan van een nijlpaard. 'k Voel een koude rilling doorheen mijn dampend bezweet lijf. Voorwaarts Wij volgen den weg Wij blijven op onze hoede. Wij ruiken een waterlucht Goe!... Woe... aah!... De kreet van het nijlpaard. Verstijfd staan wij stilWerkelijk niet bij machte nog een voet te verzetten. Wij luisteren, in gespannen aandacht. Wij hooren niets meer. Onze zenuwen ontspannen zich. Even aarzelen wij nog. Dan, dicht bij mekaar, gaan wij behoedzaam verder. Langs een helling zien wij ineens water, de Lowarivier Wat een opluchtingWat een overweldigend blij gevoelen Klaroentzeg ik Clairon. Even luisteren wij naar den schetterenden weergalm. En plots hooren wij een dichtbijzijnde stem van onze roeiers, die twee drie maal Ho YiYo roepen. Gered Wij roepen, gillen, springen, dansen, zwaaien de armen in de lucht Ineens is al onze geleden miserie vergeten Wij denken niet meer aan gevaren Al het leed is geleden Go!... Woe!... Aah!... en op tien meter voor ons, staat een log tweeduizend pond nijlpaard, met een verschrikkelijken monsterkop, etterende oogen, vreeselijke slagtanden en een ruige donkere huid Met een gil vluchten Asani, Amisi, Kibaya en de roeiers terug. Mijn vrouw springt met een kreet achter mij, bevend over d'r heele lijf. Clai ron staat voor mijPalHij buigt zich langzaam en miktIk mik 'k Voel 'n razernij door mijn bloed jagen Niet wijken!... Geen stap!... Vechten!... 't Monster glaasoogt ons aanHet rekt zijn muil wijd open... trekt zijn bovenlip grijnzend omhoog... en nadert ons met loggen stap. Pang Pang Twee kogels doorboren de muil van den waterkolos. Goe... Woe... Aah!... 'n RoggelkreetDe muil klapt toe. 't Beest waggelt, snokt zich recht Pang!... Pang 't Monster zakt door de voorknieën neer en ploft met zwaren bons op zijn zijde... beweegloos... dood We zien straaltjes bloed uit den kop vloeien en langzaam op 't platte gras zijpelen. Met een diepen zucht richten Clairon en ik ons recht. 'k Voel 't zweet op mijn voorhoofd parelen, doorheen mijn wenk brauwen droppelen, zoutig in mijn oogen bijten, en langs mijn wangen druipen. Mijn vrouw knijpt, in d'r uitzinnige opluchting, 'n blauwe plek in mijn arm. Clairon nadert 't nijlpaard, aarzelend. Plots ploft hij met harden stoot de blanke bajonnet in den vetten nek de hals- en pootspieren snok ken even samen en weer uit. Anakufa Hij is dood juicht Clairon nu. Hij springt meteen op en danst van vreugde Asani, Amisi, Kibaya en de vier roeiers komen schoorvoetend loe ren Ze zien 't doode beest, den uitzinnigen Clairon, onze blijheid. Ze loopen nu gillend naar den buit, en dansen luid roepend de vreugde mee Inakwisha Afgeloopen Meteen komen soldaat Kamango, en een deel roeiers gewapend aan gehold Zij hoorden 't gehuil van het nijlpaard en de vier schoten. Zoodra zij den uitslag zien, is hun blijdschap groot. Maar wij moeten verder De negers vinden het spijtig dat zij 't neergeschoten waterwild niet heelemaal kunnen meenemen. Doch er worden groote klompen vleesch afgesneden. Ik krijg de slagtanden en 't staartje. Zoo het mogelijk is komen de mannen 's namiddags nog meer vleesch halen. Maar eerst moeten wij nu weer verder, en op zoek naar 'n plaatsje om te kampeeren. NIEUWE MOEILIJKHEDEN. Onze sensationeele verkenningstocht gaat vooruit, nieuwe avon turen te gemoet. Kilometer 16. Hier is de Lowarivier nog slechts 'n driehonderd meter breed. Het water bruischt er wit golvend tusschen een menigte ruige steenbrok- ken, die de doorvaart hoogst moeilijk maken. De zon brandt nu wit gloeiend, loodrecht boven onze hcofden. De lucht is zoel, drukkend. Het water weerkaatst de helle zonnestralen, en doet ons pijn aan de oogen. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd) Jef VAN WYNSBERGHE.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1939 | | pagina 7