Ons Weekeind - Blaadje
Hoe werken De Wonderdoktoors
19 Jaar, N 42 14 Januari 1939
BIJVOEGSEL AAN HET YPERSCHE
door Jef Van Wynsberghe.
Zij houden er begrijpelijk eigen methodes op
na de een werkt zus, de ander zoo.
Jules Frere, vertelt in de Folklorerubriek van
Het Tooneel(Sept. 1925) o. m. het volgende
over den Wonderdoktoor Stevens»
«In dikke drommen begaven zich de zieken
tot hem om hem te raadplegen. De aderlatingen
werden zoo menigvuldig, dat Djang de knecht
als assistentmoest fungeeren.
Djang was 't evenbeeld van Stevens. Groot en
dik, steeds eender gekleed en geschoren, zelfde
das, jas en pet de ouwe, natuurlijk, van den
baas ook een soort medicinus hielp hij zijn
meester beroemd te worden en zijn beroemdheid
te bewaren en uit te breiden.
Hij ondervroeg de menschen die in de wacht
zaal zaten, over hun woonplaats, den aard der
ziekte voor dewelke zij kwamen raadplegen, het
geslacht, den ouderdom en alle andere bijzon
derheden, o. a. of zij nog behandeld waren ge
weest, door wie en hoe. Wanneer hij de noodige
inlichtingen had bekomen, ging hij dadelijk in
't geniepdokter Stevens verwittigen.
Eenige oogenblikken later, stormde deze de
wachtzaal binnen, nam de talrijke bezoekers in
oogenschouw om eensklaps woedend uit te bars
ten Gij maakt mij kapot aan 't werk... ik moet
terstond weg, maar als ge wilt, komt allen sa
men binnen, zoo zal ik u gauwer kunnen helpen.
En dan begon de raadpleging. Met de overeen
gekomen teekens van Djang, in tegenwoordigheid
van allen, bezag hij aandachtig de (door den pa
tient meegebrachte) pisflesch, om vervolgens van
draadje tot naadje gansch de geschiedenis van
den zieke uit te leggen... zooals Djang ze hem had
ingeblazen.
Men begrijpt den ongeWonen indruk dier open
baarmaking op de aanwezigen, vooral wanneer
zij door den belanghebbende zelve werd beaamd.
«Ongelooflijk en toch waar!...» En de faam
groeide, groeide en kende weldra geen palen
meer.
In Het Leven van 28 Augustus 1917, schreef
een journalist over de werkmethode van den
Wonderdokter de Haas e. m. het volgende
Met over elkaar gekruiste beenen (waarvan
er één lam is), de voeten in lage schoenen gesto
ken, die de fantasie-sokken goed deden uitkomen,
deed hij den dichtst bij hem zittenden patiënt,
die vertelde aan moedeloosheid te lijden, eenige
vragen. Hij schreef wat op een papiertje en riep
zijn zoon, in de aangrenzende apotheek bezig,
eenige technische termen toe, waarop deze terug
kwam met een groot pak kruiden met gebruiks
aanwijzing.
Na hier aan den achterkant nog wat opgekrab
beld te hebben, kon de moedelooze jongeling zijn
medicijnen in ontvangst nemen en verliet hij, na
mijnheer's hand en een gulden op tafel gedrukt te
hebben met nog een bedrukt gezicht de kamer.
Een ieder schoof 'n plaats op, zoodat we al be
denkelijk dicht bij den ouden man zaten, die ge
lukkig voor zich zat te kijken, nu en dan vragen
deed en dan weer de onder zijn handen zijnde
patiënt eens scherp opnam. Mijnheer de Haas
scheen veel van een grapje te houden en wist
zijn cliënten dadelijk op hun gemak te stellen.
Hij praatte tusschen de vragen door tegen ieder
een, vertelde dat hij vijfenzeventig jaar werd,
het heel druk had en verzuimde niet de medische
wetenschap nu en dan een knauw te geven.
Zoo zeide hij o. a. bij 't spreken met een dame,
wier dochter in een ziekenhuis lag: «Ja, naar
ziekenhuizen moet je maar gaan, als je nog zieker
wil worden.
Deze dame, die lang van stof bleek te zijn, ver
liet eindelijk met traditioneele heelkruiden de
kamer. En zoo had er weer een algemeene op
schuiving plaats, die ten gevolge had, dat de
leege plaatsen weder door nieuw aangekomen
patiënten aangevuld werden. Tegen een oud moe
dertje, dat bevend bij de deur stond en niet durf
de gaan zitten, klonk hetZeg, jonge meid, durf
jij niet te gaan zitten De aanwezigen schater
den het uit.
Eindelijk was het zoo ver. De beurt was aan
ons. Na-de gebruikelijke vragen naar waarheid
we voelden werkelijk op dat oogenblik hevige
maagpijn beantwoord te hebben, stelde de be
roemde man zijn diagnose en klonk het van zijn
lippen... «Je hebt heelemaal geen maagpijn.» We
sidderen... toch ontdekt. Het krantenmensch ont
maskerd en alles door de heillooze nieuwsgierig
heid. Maar een zucht van verlichting kwam op
toen de oude heer vervolgde... Je hebt het daa
rentegen aan je lever, waarde vriend. Je geeft
zeker bloed op Ja mijnheer,Donker
bloed hé Ja mijnheer, donker bloed, be
aamden wij angstig maar toch opgelucht.
Nou zie je wel, je hebt het aan den lever
waren zijn laatste woorden tot ons, waarna hij
weer eenige onverstaanbare orders gaf in de rich
ting van de geopende apotheekdeur. Alles schoof
weer op we legden ons geldstukje bescheiden-
lijk bij den stapel zilvergeld, waarachter men
meer geneigd was een croupier te zoeken dan een
vroolijk gemoedelijk oud heer, die menschen
beter maken kan en namen met een buiging af
scheid.
Veel moderner luidt het relaas van Mr. C. P.
Van Rossem, in De Haagsche Post(28 Okt.
1933), over het bezoek van een zieke dame aan
een Hollandschen Wonder-Dokter
Ziekte, wanhoop, een wonderadres, ziet daar
het voorspel. Dan schrijft ze een brief aan den
toovenaar-geneesheer het antwoord luidtBin
nen de 3 maanden kan ik u onmogelijk ontvan
gen. U wordt genoteerd. Maar ze kan niet wach
ten, want ze is ten einde raad. Een poging via
een intimus van den toovenaar heeft succes. En
daar gaat ze, een illusie te gemoet. Een nummer
wordt haar afgegeven, zoo iets als 26. Wie zou
niet even schrikken. Nr 26 Het is er zóó vol in
die wachtkamer, dat er veel meer zieken zijn dan
stoelen. Een ieder zit vijf minuten en ruimt zijn
plaats voor tien minuten aan een ander. No 11
Daar gaat er weer een. Nummer 12. Goddank,
weer een anderNummer 13. We schieten in de
richting langzaam maar zeker Een vrouw admi
nistreert dit heele zaakje. En het is geen wonder
dat ze, schuchter de vraag steltHoeveel men
schen worden er vandaag behandeld Waarop
het verbijsterend antwoord luidtVanmorgen
zijn er 44 en vanmiddag komen er ook 44 Dus
88 patiënten per dag, 88 diagnozen, 88 therapieën
tusschen 9 en 5 uur. Het is formidabelEsculaap,
een echte god, zou het nauwelijks kunnen dragen,
en hier zit een doodgewoon mensch, die 's morgens
tegen 88 nummers aankijkt en dan aan No 1000
schrijftBinnen drie maanden kan ik U onmo
gelijk ontvangen. U wordt genoteerd Wat doet
deze mensch Hij kijkt in de iris van het oog en
mengt kruiden. Fama crescit eundo de genezen-
den of quasi-genezenden schreeuwen zijn faam
naar alle windhoeken uit.
Daar is in de moderne kwakzalverij nog een
andere manier van werken de publiciteit in dag
en weekbladen.
Over deze werkmethodes kunnen wij kort zijn.
Kijk om het even welke krant in, bijna steeds ziet
U er verscheidene geneeskundige producten in
aangekondigd
Gij lijdt aan speen
Poeders tegen de maagziekte
Voor verjonging op eiken leeftijd
Gebruikt onze tabletten tegeninfluenza,
hoofdpijn, lumbago, zenuwpijn, heupjicht, jicht,
verkoudheid, slapeloosheid, prikkelbaarheid, ze
nuwontsteking, hooikoorts, zenuwachtigheid, Thu-
matiek, gevolg van een overvloedig drinken,
stoornissen door de maandstonden, malaria.
Asjeblief diezelfde tabletten overal verkrijg
baar worden U als wonderverrichtend aanbe
volen tegen om 't even welke van de hooger geci
teerde ziekten. Logisch gevolgde ziekten kun
nen zeer verschillend van aard zijn, maar 't ge-
neespoedertje of tabletje is steeds hetzelfde.
Nu is het wel interessant even de aandacht te
vestigen op resultaten van enkele wetenschappe
lijke ontledingen van sommige dier reklame-ge-
neesmiddels zooals zij o. a. in de De Arnhem-
sche Courant(Jan. 1930) gepubliceerd werden.
Wij ontleenen aan dat blad Waar blijft de wet,
die deze lieden verplicht op elk pakje geneesmid
delen dat zij afleveren, de juiste samenstelling te
zetten Dan zou men grappige dingen beleven
De Kassiatabletten zouden zich dan ontpoppen
als... suikerballetjes met anijsolie en een beetje
zwartsel, een smeersel tegen dauwwormals
zuivere teer, de Clarck's vermageringspillen
als 84 koolzure soda, 1/2 keukenzout en
14 water, de kruiden tegen maagkanker
als gedroogde blaadjes van het overal in ons land
in 't wild groeiende helmkruid (scrophularia no-
dossa), een wonderzalf tegen beenwonden als een
mengsel van vet en benzoëhars, Wijnhoven's
nachtzalf als menie met boter, enz...
Wij schrijven slechts enkele samenstellingen
over uit de lijst der door de Vereen, tegen de
Kwakzalverij onderzochte middelen, doch deze
zijn met tientallen te vermeerderen.
Iets wonderbaarlijks zit er in geen dier kwak
zalversmiddelen, hoogstens is de samenstelling
van dien aard, dat deze het daglicht niet mag
zien. De waarde is altijd luttele centen en de ge
neeskracht geluk nul
Wil de wereld dan werkelijk bedrogen zijn
Want uit het hooger aangehaalde mogen wij ge
rechtigd besluiten dat het Wonderdoktoor-
stieltje beslist door de massa hoog geprezen en
heel rendeerend moet zijn. Anders zou de eene in
Holland zeker geene 960.000 frank per jaar ver
dienen, en anderzijds zou de politie te Meenen,
bij een onverwachten inval, geen 200 wachtende
patiënten geteld hebben.
Hoe is het geloof en vertrouwen in de kwakzal
verij te verklaren
Op die vraag publiceerde «De Arnhemsche
Courant», in Januari 1930, een ons inziens psy
chologisch juist antwoord, en een pracht-besluit.
Onbegrijpelijke domheid, zegt u Ten deele
ja, voor een groot deel neen. De klantjes der
kwakzalvers zijn n.l. te verdeelen in twee cate
gorieën, de dommen en de wanhopigen. Tegen
de eersten helpt geen voorlichting en de tweede
categorie gaat naar den wonderdoktoor zelfs al
weten zij, dat dit een kwakzalver is. Laat ons
vooral de laatsten niet hard vallen. Als men een
ziek kind, een zieke vrouw of echtgenoot heeft,
als men jaren gedokterd heeft en nergens heil
heeft gevonden, och dan is men ten slotte bereid
om alles te probeeren, zelfs het opengesneden
doode konijn op open wonden.
Het moest eens helpen.
Dat is de stroohalm, waaraan men zich vast
grijpt en dat is meteen het plechtanker, waaraan
de kwakzalver zijn scheepje voor anker legt.
Daarom kunnen we niet te veel verwachten
van ontwikkeling en voorlichting bij de bestrij
ding der kwakzalverij, want zelfs de ontwikkel
den krijgen wel eens een moment in hun leven,
dat zij bedrogen willen zijn.
Slechts een is er, die den strijd tegen den kwak
zalver met succes kan aanbinden en die eene is
de wetgever, die, geholpen door den rechter, het
bedrijf dezer ongure elementen zooveel mogelijk
dient in të perken.
Tegenover de waarschijnlijke domheid van
veel menschen, die zich door de moderne kwak
zalverij laten beetnemen, zijn er anderen die er
degelijk van profiteeren.
Het volgende nieuwsberichtje, verschenen in
Sportwereld is daarvoor zeer sprekend
JANSSEN'S WONDERDOKTOOR
IN DE PRAKTIJK GESTELD.
Een jonge dokter die zich als schoenlapper
vestigde, maar ondertusschen wonderen deed
In het Hongaarsche dorpje Hatseg heeft zich
onlangs een merkwaardig geval voorgedaan, dat
eenerzijds als een grapje kan worden opgevat,
maar anderzijds toch ook een ernstig en typee
rend karakter heeft.
Eenige maanden geleden vestigde zich in het
plaatsje een jonge schoenmakersgezel. Uit alles
bleek, dat de jongeman het nog niet ver in het
edele lappersvak gebracht had maar daar de
leerling iets bijzonder vriendelijks over zich had
en zijn begaafdheid en goed verstand aan den
dag kwamen, drukte de schoenmaker, bij wien
hij in betrekking was, een oogje dicht.
Op een goeden dag werd het dochtertje van den
baas ernstig ziek, nadat het reeds weken lang ge
kweld was geworden door hoofdpijnen en keel
ontsteking. De gezel bood nu, tot aller verbazing,
aan het patiëntje te genezen. De schoenmaker, die
niet wist waar zoo spoedig medische hulp van
daan te halen, stemde toe, met het gevolg, dat
zijn kind na enkele dagen volkomen hersteld
was.
Als een loopend vuurtje verspreidde zich in het
dorp en de omgeving het verhaal van de won
derlijke genezing» door den schoenmakersgezel
en van heinde en verre kwamen al heel spoedig
honderden mannen en vrouwen om voor hun
kwalen genezing te zoeken bij den wonderdok
ter van Hatseg. Deze toeloop en het optreden van
den «wonderdoener» trokken echter al spoedig
de aandacht van de autoriteiten, die meenden te-