BELLA STOCK DE KORTRIJKSCHE ONDERLINGE c •NS MENGELWERK N' 6 Algemeene Opziener OMER ROBYN Mondstraat, 8. YPER Tel. 159. door HENDRIK CONSCIENCE (Vervolg) Het meisje zette zich bij het bed en schouwde in stilte op het gelaat van den gewonde, wiens oogen starlings in de ruimte waren gericht, en wiens lippen nog altijd zenuwachtig bewogen en ondui delijke klanken stamelden. Zij greep weder zijne hand en sprak troostende woorden aan zijn oor «ïaar hij in ijlhoofdigheid dwalend, gaf niet meer acht op zijne liefderijke verpleegster dan of zij hier niet tegenwoordig ware geweest. Het gerucht van dorheid, dat zijne lippen maak ten, deed Bella opstaan, om de kruik met water te halen. Zij hief het hoofd des jongelings van het kussen, bracht hem eene kom voor de lippen en goot hem langzaam het water in den mond. Het moest zijn, dat hij sedert lang door eenen bran denden dorst was verteerd want hij dronk het verfrisschende vocht met geweldige teugen en koortsige haast. Nu is het genoeg, vriend,zeide Bella. Rust iu een weinig, dan zal ik u nog eene komme wa- tei geven. Heb maar goeden moed! Mijn vader gaat komen men zal eenen dokter halen. Wij aullen altezamen God bidden, opdat Hij u spoedig ate genezen... Ach, hoe beziet gij mijWat wilt gij mij zeggen, vriend Bella had het hoofd des gewonden op het kus sen laten nedergaan. Misschien had het gevoel van laving of de machtige indruk van het koude water hem voor een oogenblik het bewustzijn te- u 2geschonken want nu zag hij de verbaasde maagd aan met klaren glinsterenden blik en met eenen wonderzoeten glimlach van dankbaarheid •f van liefde. Ontsteld en bevend stond het meisje bij het bed zij kon den glans van zijnen oogslag niet verdragen en boog het hoofd, gereed nochtans •m de handen ten hemel te heffen en den Heer een vurig dankgebed toe te sturen. Zij werd even wel in hare hoop bedrogen een diepe zucht ont snapte den gewondezijn mond begon opnieuw verwarde klanken te stamelen, en zijne oogen hernamen hunne eerste, glasachtige beweegloos- heid. Eenige stille tranen rolden over des meisjes wangenzij vouwde de handen te zamen en be gon te bidden maar nu hoorde zij de stem van tante Claar buiten de deur hergalmen, en daalde van de trap om haren vader te gemoet te loopen. Niet lettende op de ondervragingen harer tante, «och op de gevoellooze woorden des straildloopers, greep Bella den arm des grijsaards, en hem dus naar de hut leidende, sprak zij «Vader, kom, kom, spoedig. Ko zal u gezegd hebben, hoe wij een ongelukkig mensch in de duinen hebben vinden liggen, geheel van zich zei ven, bloedend uit schrikkelijke wonden, en bijna dood... Ik heb hem op mijn bed gelegd. Ach, in dien God hem liet genezen Bella, Bella,grommelde de oude vrouw eenen vreemdeling dus in huis nemenKind, gij zijt onvoorzichtig. Eenen Franschman, eenen republikein misschien Hij is een mensch, tante dit is genoeg we dervoer de maagd met zeker ongeduld in de stom. Niet waar, vader lief, wat God kan beha gen, is altijd wel gedaan De blinde sloot zijne dochter in de armen en sprak met blijdschap Laat tante maar zeggen, mijn braaf kind. Lees haar dezen avond het gebod van liefde uit het Nieuwe Testament, en zij zal weten, hoe de Za ligmaker zelf gebiedt te doen wat gij hebt ge daan Maar een republikein Een republikein zuchtte de oude Claar met afschrik. Kom. vader, kom bij het bed,zeide het meisje, terwijl zij den grijsaard naar boven leid de. Het is een jonkman, zoo zoet van gelaat Ben republikein Neen, neen, dit is niet moge lijk. Daar, daar is zijne hand... Geef hem uwen zegen, vader, het zal hem God genadig maken. Tante Claar was insgelijks tot het kleine ka mertje opgeklommen. Een oogenblik beschouwde zij, in stille verschriktheid, de wezenstrekken van den gekwetste en het gestolde bloed op zijn hoofd; maar dan borst een tranenvloed haar over de wangen, en zij riep snikkende Ach, die arme jongenGauw, gauw, naar Veurne om eenen chirurgijn Wil ik zelf loopen Kon ik maar beter gaanKo, gij zijt nog goed te been. Vlieg naar VeurneIk bid u, draaf u den adem uit de borstik zal er u mijn leven lang voor danken God zal het u loonen Loopen mompelde Ko. Het is schier an derhalf uur van hier. Ik zal evenwel doen wat tk kan. Alleenlijk, tante Claar, moet ik u doen •pmerken, dat ik terzelfdertijd als Bella dien man in de duinen heb zien liggen. Indienhij kwame te sterven en er iets voor de vinders over schoot. dan zou ik rechtvaardig de helft van alles moeten krijgen. Te lang is dit geaarzeld riep Bella, die zich eenen nieuwen halsdoek over de schouders wierp. Ik zal zelve den dokter gaan halen mij zal de adem niet ontbreken om tot Veurne te loopen. Dat Ko de garnaal naar de Panne brenge. Gij, tante lief, bewaak en verzorg dat ongelukkige mensch, tot ik wederkeer God beware u altezamen Dit zeggende, schoot zij als een pijl heUhuis uit en sprong, over dal en over duinen, in de richting van Adinkerke. III. Nauwelijks konden er twee uren verloopen zijn, toen Bella reeds, in gezelschap van den chirur gijn, door de duinen stapte. Hij was een bejaard man, wiens gelaatstrekken, ofschoon zeer statig en kalm, evenwel den stempel der goedhartigheid droegen. Door de smeekingen van het meisje tot eenen snellen gang aangedreven, liep hij met wijde stappen door het zandig pad, slechts nu en dan eenige nieuwe inlichtingen vragende, om nauwkeurig den toestand te kennen van den onge lukkige, tot wiens behoud men zijne hulp had ingeroepen. Welnu, tante lief,riep Bella tot de oude vrouw, die zij van verre op den dorpel der hut zag staan, hoe is het daarbinnen Het gaat wel met hem, niet waar Het is nog altijd hetzelfde, Bella niet slech ter of niet beter,antwoordde tante Claar. Hij is ijlhoofdig en spreekt van de guillotinemaar wij verstaan hem niet. Hier is M. Darings, de chirurgijn. Hopen wij, tante, dat hij het lijden van den armen jongeling zal kunnen verzachten... Kom, mijnheer, volg mij, ik zal u bij het bed brengen, waar hij ligt. De chirurgijn volgde haar tot op het kamertje. Terwijl hij in stilte den gewonde beschouwde en zijne pols voelde, poogde het meisje, bleek van angst en bevend, op zijn gelaat te lezen wat zijne gepeinzen waren. Het kwaadvoorspellend schud den zijns hoofds en de treurige samentrekking zijner lippen ontrukten haar eenen versmachten zucht en deden tranen in hare oogen glinsteren. De chirurgijn zeide op minzamen toon Gij kunt hier niet blijven, mijn kind. Uw hart is te gevoelig, uwe tegenwoordigheid zou mij hin deren in het onderzoeken en verbinden zijner wonden. Ach, mijnheer,smeekte het meisje, zeg mij toch een goed woordHij is wel erg ziek maar hij zal evenwel genezen, niet waar Daarover kan ik nog niets zeggen, mijn kind. Ik hoop, dat ik straks redenen zal hebben om uw medelijdend gemoed gerust te stellen. Ga nu be neden bij uwen vader deze goede vrouw zal mij aan den arbeid helpen. Bella, gansch ontmoedigd, daalde van de kleine trap. Toen zij achter zich de deur van het ka mertje hoorde sluiten, sprongen de tranen uit hare oogen en het was met eenen angstkreet, dat zij zich nevens haren vader zette, en hem de ar men om den hals legde. Wat is er .Bella vroeg de grijsaard ver schrikt. «Wanhoopt de chirurgijn van zijne ge nezing Neen, neen,antwoordde zij, maar M. Da rings schudde zoo bedenkelijk het hoofdhij scheen zoo bedroefd Ach, indien die arme jongen eens moest sterven, wat ijselijk ongeluk, niet waar «Zeker, zeker, Bella! Nochtans, mijn kind, in- Voor uwe verzekeringen van gelijk welker aard, wendt U bij voorkeur tot de zoo gunstig gekende en voordeelige Naamlooze Vennootschap Gesticht in 1919 Maatschappelijk kapitaal 5.000.000 fr. Reserven 10.000.000 fr. Gemachtigd bij Koninklijk Besluit van 23 De cember 1932, in uitvoering der wet van 25 Juni 1930. betrekkelijk de Levensverzekeringonder- nerningen. De voordeeligste tarieven. Klare en uitgebreide Polisvoorwaarden Thans uitbetaalde rampen MEER DAN 15.000.000 FRANK. Reeds uitgekeerd aan de verzekerden onder vorm van premievermindering MEER DAN 2.000.000 FRANK. MAATSCHAPPELIJKE ZETEL KORTRIJK Bijkantoren YPER OOSTENDE VEURNE GENT De Maatschappij stelt belang in elke ernstige aanvraag voor agentschap. dien God over zijn leven had beschikt...» Maar, vader lief, spreek zoo niet, ik bid u riep zij. M. Darings is een ervaren man hij zal hem niet zoo ellendig laten stervenHij had zijn hoofd nog niet bezien, toen hij mij naar beneden zond nu is hij bezig met de wonden te onderzoe ken, Wij mogen niet zoo voorbarig een ongeluk vreezen. Misschien zal hij ons straks goed nieuws brengen. Bella, hoe zijt gij toch zoo schromelijk ont steld Gij stort tranen zeide de blinde beris pend. Die man is een ongelukkige, en wij zul len jegens hem onze plichten van Chfistenme*- schen vervullen maar in alles, kind, moet er maat gehouden worden: zelfs het medelijden mag men niet overdrijven. Ik weet niet, vader, hoe het komt maar ware die man mijn eigen broeder, ik zou niet dieper kunnen ontsteld zijn bij het gezicht van zijnen schrikkelijken toestand. Ziet gij, vader lief. ik ben het, die hem heb gevonden ik geloof. dat God zelf mij ter plaatse heeft geleid, om zijn lij dend schepsel te helpen., misschien om het van den dood te redden Ko Snel hadde hem eveneens gevonden en ge holpen, Bella.» Neen, vader, de strandlooper heeft geen hart. Zonder mij zou de arme man in de duinen bezwe ken zijn. Daarvan ben ik overtuigd. Mocht hij ge nezen, ik zou een mensch het leven gered hebben! Begrijpt gij niet, vader, hoe zulk gepeins mij moet ontroeren Ja, mijn kind, ik begrijp het. En, wat meer is, hij heeft eenen ouden vader: hij roept hem in zijne ijlhoofdigheid, hij roept hem met zooveel liefdeOh, zoo tegen uwe borst rustend, voel ik mijn hart beklimmen van schrik en deernis bij de gedachte der wanhoop, die den rampzaligen vader zou treffen, indien zijn kind hier moest bezwijken. Zijn vader zou er van kunnen sterven zuchtte de grijsaard. «Bella, Bella, gij doet «ij sidderen van angst... Ik bid u, wees redelijk en bedwing toch uwe ontsteltenis. Indien gij ee*s ziek gingt worden, dan zou uwe arme, blinde va der te boeten hebben voor uw al te groot mede lijden. Neen, neen, vrees niets voor mij. Zalig zijn de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven zeide Bella met zekere opgetogen heid in de stem. Inderdaad, zóó sprak de Zaligmaker van den berg tot het volk... Doe volgens uw liefderijk hart, mijn kind,murmelde de blinde. Er heerschte eene wijl stilte... Het meisje luis terde angstig op het zwakke gerucht, dat zich nu op het gesloten kamertje liet vernemen. Haar dacht, dat zij, tusschen het gekraak van stappen, ook eenige pijnlijke zuchten hoorde, en zij bedde zich in, dat de chirurgijn nu bezig was met de wonden van den armen jongeling te verbinden. Zij zeide echter niets en hield starend de oogen op de deur van het kamertje gericht. Eindelijk sprak de grijsaard Uw hart klopt wel hevig, Bella. Laat ons een beetje kouten het zal uwe ontsteltenis verminde ren. Volgens tante Claar is hij nog een jonkman Hoe oud meent gij, mijn kind Ten hoogste vijf en twintig jaar, vader. En hij heeft fijn linnen en fijne kleederen Hij is waarschijnlijk een rijk mensch? Uwe tante zegt, dat hij een schoon gelaat heeft dat er iets edels in zijne wezenstrekken is En zij twijfelt niet, of hij moet van goeden huize zijn Ja, vader, wie kan dit weten antwoordde de maagd, maar hij heeft blinkende, zwarte oogen en schoone zwarte haren zijn gelaat is wonderzoet, dat gij van medelijden zoudt bezwij ken, indien gij hem kondet zien. Terwijl gij weg waart, Bella, om den chirur gijn te halen, heb ik geluisterd en pogen te be grijpen, wat hij in zijne ijlkoorts zegt. Hij sid dert bij het noemen der guillotine en schijnt ge durig het schavot voor zijne oogen te zien staalt. Hij spreekt dikwijls van zijnen vader en van zijne zuster, en roept ze op angstigen toon, ais wilde hij hen voor een schrikkelijk gevaar waar schuwen. Ik durf schier niet zeggen wat ik mee*. Bella het zou te wreed zijn. Misschien heeft de strandlooper te Duinkerken het schavot gezien, dat... «O, vader, wat word ik vervaard en ongedul dig!» zuchtte de maagd, alsof zij geene acht op zijne woorden had gegeven. Hoe lang duurt het toch daarbinnen Wat mag er achter de deur ge schieden De doodsche stilte vervult mij het hart met schroom «Die stilte bewijst, dat de chirurgijn bezig is met zijnen arbeid, Bella. Ware er iets ergs. gij zoudt uwe tante wel hooren klagen.» Ah. daar opent men de deur Daar is M. Da rings kreet Bella, den chirurgijn te gemoet loopende. Welnu, welnu, mag men hopen Gij glimlacht, mijnheer Dat arme mensch zal dus genezen ('t Vervolgd

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1939 | | pagina 12