itews noodwendigheden en verwachtingen. Nochtans aijn de landelijke bewoners van stad gelijke lastenbe- talers als de stadsbewoners zelf en dan ook gelijk ge rechtigd. In geheime zitting wil ik u, zoo gij dit begeert, mijne bewering met naam en toenaam, met onweerleg bare feiten bewijzen. Het is steeds hatelijk namen te vernoemen, doch er zijn werkelijk schreeuwende mis kenningen'zoo onder meer in de Wulvestraat en in de Kortrijkstraat. Er zijn daar feiten die ik u met naam •n toenaam toelichten kan, en ik houd mij te uwer be schikking om ze u onder vier oogen mede te deelen. Moeten wij hier nog met bitterheid herinneren wat op den vooravond der verkiezingen is gebeurd, namelijk boe de electrische verdeeling tot op een bepaald punt werd aangebracht en hoe men daarna voor de rest zich ■iet meer het minst bekommerde met de verdere uit voering van het werk M. Vanderghote. Dit is niet waar. M. Leuridan. Het is nochtans gebeurd. Op den vooravond der gemeenteverkiezingen, hebt gij eraan ge houden met geweld de betonnen staken voor de electri- •iteitsleiding in de Verlorenhoekstraat aan te brengen, ten einde alzoo den indruk te geven dat het werk sef- tens zou uitgevoerd worden, doch daarna hebt gij die staken daar laten liggen en laten overgroeien met dis tels en onkruid, bij zoover dat de menschen aldaar ge vaar liepen er de beenen over te breken. Van planten der staken is er sedertdien geen spraak meer geweest. M. Vanderghote. 't Is te belachelijk om daarop te antwoorden. M. Delahave. In November heb ik mij heel den tijd bezig gehouden met de kwestie der uitbreiding van de electriciteit'sleiding in de Verlorenjioekstraat, dit was dus wel na de verkiezingen, gezien deze in October plaats hadden. De Heer ingenieur der maatschappij beloofde ons dat de staken in December zouden geplant worden. M. Leuridan. Het feit van het aanbrengen der sta ken juist vóór de verkiezingen kunt gij toch niet weer leggen. M. Vanderghote. Het zijn wij toch niet die de sta ken daar aangebracht hebben of ze moeten planten. M. Leuridan. Neen, maar gij kunt er het bevel toe gegeven hebben. Een derde opmerking is dat er veel auttige, veel economisch rendeerende werken in over weging genomen werden, die door den Staat moesten •itgevoerd wórden, doch die bij gemis aan voldoende aandringen vanwege de stad achterwege gebleven zijn. Noblesse oblige M. Vanderghote. Wat verstaat ge door die ren deerende werken M. Leuridan. Tot driemaal toe hebben wij hier met verscheidene ministers een bijeenkomst gehad op het stadhuis en werd er in gemeen overleg een lijst opge maakt van een groot aantal werken. Tijdens die bij eenkomsten werd er als een soort zedelijke beslissing genomen die werken uit te voeren. Dit werkeloos blij ven, Mijnheer de burgemeester, is een tekort in uw beleid Ik herinner mij zeer goed hoeveel welsprekend heid hier op die bijeenkomsten met de ministers ver kocht werd, en ik weet ook dat gij. Mijnheer de burge meester. toen niet in gebreke zijt gebleven om ook met woorden de schoonste vooruitzichten voor Yper te voor spiegelen. Met zulks te doen. hebt gij, ten andere, niets dan uw plicht gedaan, doch gij hadt daarna ook, met den invloed waarover gij beschikt en met de meerder heid die gij bezit, moeten werken met moed en volhar ding om iets van al die schoone vooruitzichten in huis te doen komen, zooals de meening toen bestond dat,zij zouden verwezenlijkt worden. Doch iedereen weet nu dat er van het voortboeren der katholieke meerderheid weinig of niets te verwachten is, dat het alleen uw be geerte is het bestuurlijk raderwerk stilletjes in gang te houden, en dat gij een broertje dood hebt van het ne men van initiatief. Ook de leden der meerderheid zijn er alleen op uit nooit een strooi in den weg van den bur gemeester te leggen en allen schijnen alleen maar be kommerd om hem de taak zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Doch het is voor de oppositie een plicht en een recht deze lamlendigheid aan te klagen. Het eenige goeds dat wij van u kunnen zeggen is dat gij u geluk- kiglijk niet bezondigt aan de fouten van overdrijving •f vergissing. Eindelijk ook nog een woord over den strijd die hier geleverd wordt om het terug bekomen van den water weg van Yper naar de Leie. Ik weet dat ik hier niet spreek in de kaart van den Heer Missiaen, die er een andere opvatting over heeft dan wij. Ik beweer dat Yper en gansch de streek het grootste voordeel van deze verbinding van den Yzer met de Leie te verwachten hebben en ik zou wenschen dat de strijd, daarvoor met een bewonderenswaardigen moed geleverd door een verdienstelijk element der handelsmiddens onzer be volking. wat beter door het stadsbestuur zou gesteund worden. Doch tot mijn spijt moet ik hier openlijk de dubbelzinnigheid aanklagen van den Heer burgemeester, die door zijn lijdzaamheid en zelfs tegenwerking in hoogerhand doet gelooven dat deze verbinding overbo dig is geworden. De houding die de socialistische par tij in deze zaak aanneemt is klaar en wij weten ons waaraan te houden. Zij tracht de ondoelmatigheid der vaart Yper-Komen te bewijzen, terwijl gij Mijnheer de burgemeester en uw schepencollege zoowel als uwe meerderheid door uwe politieke onwerkzaamheid in ge breke zijt gebleven. Want bij mij kan het er niet in dat, ware het niet van uwe dubbelzinnige houding, in de kwestie der vaart Yper-Komen, Yper als hoofdstad van het arrondissement niet beter behandeld wordt en in hoover hand niets meer te zeggen heeft. Het gemeente bestuur heeft een zware rol te vervullen in de verwe zenlijking van de vaart Yper-Komen die voor gansch de streek van zoo groote economische beteekenis is, daar zij, zooals ik het reeds zegde, wanneer ik van ver binding sprak, de Noordzee met de Leie moet verbin den Een laatste opmerking betreft de erbarmelijke, pe tieterige besnoeiing in de begrooting, namelijk de af schaffing der geringe toelagen aan de muziekmaatschap pijen. Dat tart de gezonde rede. Was het nog iets dat redding bracht, ware het de besnoeiing van een bedrag die het stadsbestuur zou beletten in bankroet te gaan, dan zouden wij het nog eenigszins kunnen begrijpen, maar zoo een kleine besparing en dan nog ten nadeéle van de cultuur en de muziek. Die besparing is klein in omvang en ook klein in haar gevolg. Daarom voeg ik miin stem bij die van den Heer Missiaen opdat gij zoudt beslissen op dit opzet terug te keeren. Een argu ment van waarde, dat thans nog ten voordeele der mu ziekmaatschappijen pleit, moet ik hier nog aanhalen en 't is dat alle muzieken. zoowel die van het Vlaamsch Huis. als die van de Ontvoogding of van de liberalen, welwillend haar medewerking verleenen aan de liefda digheidsfeesten die heden ten dage ingericht worden om hulp te bieden aan onze ongeroepen soldaten. Daar voor alleen reeds zou de stad ze een toelage moeten verleenen, en daarbij verdienen zij ook nog een premie voor de concerten die zij in den loop van het jaar geven ter gelegenheid van kermissen of andere omstandighe den Wij verhopen dat. als het God belieft, het nor maal leven hier zal kunnen blijven voortgaan en dan kunnen de concerten door de muziekmaatschappijen toch niet pro Deo gegeven worden. Ook het bedrag ten bate der cultureele werking zou terug in de begroo ting moeten geschreven worden, en ik dring aan opdat men hieraan een ruimen stuiver zou besteden, ten einde een nog grootere ontwrichting in de opleiding der wer kende klas te voorkomen en ook zoo mede te dragen aan haar geestelijke en zedelijke opbeuring. De geld middelen en het stedelijk initiatief mogen voor dat doel niet ontbreken. Ik eindig met ten zeerste de pas sieve houding van het stadsbestuur aan te klagen, met grooten nadruk te leggen op uw in gebreke blijven en met te betreuren dat er van uwe almacht zoo weinig stuwkracht uitgaat. M. Ca poen. Ik sluit mij aan bij de woorden die mijn partijgenoot en vriend, de Heer Leuridan, zoo even heeft gezegd ten gunste der uitbreiding van de electriciteit, en ik vraag dan ook te willen nagaan of het niet mogelijk ware nu reeds in de begrooting de algeheele uitbreiding der electriciteit te voorzien. Er zijn nog vele landbouwers die de staken der electrici- teitsleiding op 2 a 300 m. van hun hoeve zien staan en die van de electriciteit niet genieten. M. Van Alleynnes. Een klein woordje nog. Er zijn veel van de bemerkingen, door de Heeren Missiaen en Leuridan gemaakt, die wij ook kunnen goedkeuren, wat maakt dat ik het overbodig acht er nog verder op terug te keeren. Ik wil u dus niet langer bezig houden, opdat wij tot de bespreking der begrooting zouden kunnen overgaan, doch ik moet u toch beschuldigen een klein geestige besparing te hebben gedaan. Gij hadt dit niet mogen doen. Wij zullen u echter niet verder beknibbe len, zoo gij er nu in toestemt opnieuw die toelagen voor de muziekmaatschappijen te voorzien. Ik ben ook ver wonderd te bestatigen dat gij, voor wat betreft de toe lage aan de mutualiteiten, het eerst voorziene krediet van 40.000 fr naderhand verminderd hebt. Ik weet niet waarom gij, na al de besprekingen die over dit onder werp plaats hadden en nadat iedereen van ons t'ak- koord was, nu op het laatste oogenblik dit cijfer ver anderd hebt en nog tracht ervan 5000 fr. af te persen. Ik zal mij thans bij die bemerkingen beperken, mij verder voorbehoudende er tijdens de bespreking van de begrooting op terug te keeren. M. Vanderghote. Ik moet een woord antwoorden, doch ik zal kort zijn. Eerst en vooral wil ik hulde bren gen aan de Heeren Senatoren Missiaen en Leuridan die, na zooveel werk zooals zij er deze week in den Senaat hadden, nu nog zoo een groote krachtinspanning komen te doen M. Missiaen. Wij zijn onvermoeibaar als het de be langen van stad geldt. M. Leuridan. Repos ailleurs, Mijnheer de burge meester. M. Vanderghote. De Heeren Missiaen en Leuridan hebben geen kritiek gemaakt op de stadsbegrooting, maar op de politiek der meerderheid. Ik denk dat er veel van hun bemerkingen hier niet vari pas kwamen, en enkel voor gevolg hadden ons veel tijd te doen ver liezen op een Zaterdag namiddag. Wat betreft de ver lichting der Groote Markt, dit werd verleden jaar ge stemd ten einde het schepencollege toe te laten met de electriciteitsmaatschappij in onderhandeling te treden. Wij hebben daarvan, na onderzoek der kwestie, een plan opgemaakt en thans zijn wij ertoe gekomen, misschien wat laat. de toebereidselen te kunnen nemen om binnen kort de aanbesteding uit te schrijven. Voor de ver keersregeling is het hetzelfde. Dit betreft de automa tische signalisatie aan den Vijfhoek. Hierover werden er reeds twee of drie studies gedaan, doch gezien de tegenstrijdigheden die erin voorkomen en gezien ook de klachten die wij van de automobilisten vernamen aan gaande de te Kortrijk in voege zijnde signalisatie, heb ben wij besloten die kwestie te verdagen. Voor wat betreft het bouwen der statie, iedereen zal, denk ik, met mij t'akkoord zijn om te zeggen dat het niet de bur gemeester noch het schepencollege is die het bevel moet geven dit werk aan te vangen en dat de burge meester voor het niet tijdig uitvoeren van dit werk niet verantwoordelijk kan gesteld worden. Persoonlijk heb ik reeds dikwijls ten voordeele der statie aangedrongen en onlangs nog vernam ik dat de zaak normaal ver loopt, maar dat het niettemin nog eenigen tijd zou kunnen duren. Aangaande het heroprichten van het standbeeld Vandenpeereboom werd er een wedstrijd uitgeschreven. Er zijn enkele ontwerpen ingediend ge worden, de jury heeft die werken reeds gezien en er een klasseering van gedaan, doch het schepencollege heeft besloten er geen gevolg aan te geven, omdat geen enkel ontwerp beantwoordt aan de opvatting die wij ons hebben voorgesteld, en omdat daarbij ook nog een kwestie komt van plaats die het niet mogelijk maakt het standbeeld op te richten daar waar het moet komen. De veiligheidswerken, die besloten werden zijn ter studie en wij zullen de hier gemaakte bemerkingen aan den commandant der passieve luchtbescherming over maken. Dinsdag laatst in het schepenco'lege werden de eerste werken goedgekeurd. Alle noodig geoordeelde maatregelen zullen verwezenlijkt worden, doch dit kan niet in eens gedaan zijn. Voor wat betreft de territo riale burgerlijke wacht, de noodige oefeningen zullen geschieden, doch het is de burgemeester n'et die zulks moet beleven. Over enkele dagen werd hier een com mandant der territoriale burgerlijke wacht benoemd en thans zal dit korps zijne werking normaal en onder bevoegde leiding kunnen aanvangen. Aangaande de kwestie van een commercieele boekhouding voor de wa- terverdeeling, ben ik t'akkoord om te zeggen dat dit zou moeten gedaan worden doch ik kan u verzekeren dat zulks niet in enkele maanden kan verwezenlijkt worden. Om de waterverdeeVng tot een zelfstard'een dienst te kunnen inrichten, moeten wi-' ee*st alle nood'ee gegevens bezitten en ons regelmatig op de hoogte doen stellen van de geldelijke middelen waarover deze d'enst beschikt om zelfstandig te kunnen bestaan. De Heer schepen Biebuyck hield zich hiermede bezig doch se dert de mobilisatie van September heeft hij z'jn wer king moeten stilleggen en d'enen wii thans dus betere tii'ipn af te wachten. De Heer Leur'dan heeft gehan deld over onze wegenispolitiek. In zijne interpellatie be weerde hij dat er niets veranderd werd. doch hij heeft uit het oog verloren al de werken die. zonder nog te spreken van de nieuw aangelegde voe'na'ten. sedert eenige jaren van hier uitgevoerd werden. De herstelling der buurtwegen werd in 1938 en 1939 voorz'en en is nu voltooid. Voor de verlichting werd er eenige maan den geleden een leen'ng aangegaan om de uitbreiding der e'ectrici^eit te kunnen doen. Doch er bestaat een geschil tusschen de e'ectriciteitsmaatschapoij en de stad, en wij zullen thans eerst zien of het aantal me ters nieuwe leiding wel uitgevoerd werd. Zoodra wTJ de verzekering hebben dat de uitbreiding van 3000 m. gedaan werd, dan zullen wij de mogelijkheid inzie* de electriciteitsleiding verder uit te breiden. Doch er dient opgemerkt te worden dat iedere uitbreiding va» de electriciteit een offer vergt van de bevolking. Ganacfc de stad moet dit mede helpen betalen, en wij moeten dus zien dat de te doene kosten overwegen tegen het nut dat ervan verwacht wordt. Het schepencollege is tegen de uitbreiding der electriciteit niet gekant, ma af het moet eerst verzekerd zijn dat het vroeger ontworpen programma uitgevoerd werd. Wij zullen dit binnen en kele weken onderzoeken. Wat betreft de beschuldiging van nalatigheid inzake uitvoering van rendeerende wer ken. moet ik doen opmerken dat zulks uitsluitend af hangt van het ministerie van openbare werketa. Wij kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor het feit dat die werken nog niet uitgevoerd zijn. Toch moet ik eraan toevoegen dat er aan den Yzer en aan de vaart Yper-Yzer reeds veel werken uitgevoerd werden. Over enkele weken hebben wij ook nog in onderhandeling ge weest met den Heer Verschoore, hoofdingenieur van Bruggen en Wegen, aangaande de werken aan de kaai. ten einde de verbeteringswerken aldaar in 1940 te kun nen aanvangen. Wat de zuiveringstatie aangaat, dit hangt heelemaal af van den goeden wil van het minis terie van openbare werken en wij kunnen hierop gee« drukking uitoefenen. M. Van Alleynnes. Gij kunt het toch die wei-ken hernneren M. Vanderghote. Ja. maar dat is niet voldoende. M. Van Alleynnes. Dit zou toch niet schaden. M. Vanderghote. Gij ziet dat de Heer Leurida* dus ongelijk had te zeggen dat wij niets hebben gedaan. De Heer Van Alleynnes heeft gesproken van de som van 5000 fr. die afgetrokken werd van de voorziene toe lage voor de mutualiteit. Ik moet bekennen dat het een misrekening was wanneer er eerst 40.000 fr. Inge schreven werd. Het cijfer, dat door het schepencollege aanvaard werd, is 35.000 fr. Dit is dus een materieele missing. Doch ik moet doen opmerken dat, moest die som onvoldoende bevonden worden, het schepencollege een verbintenis heeft aangegaan en deze zal staande houden, en desnoods dus de noodige maatregelen zal treffen om een bijkomend krediet te doen stemmen. Ik hoop dat allen t'akkoord zullen zijn om woord te hou den. M. Van Alleynnes. Waarom dit nu niet direct voorzien M. Vanderghote. Het is nog niet zeker dat die aom zal onvoldoende zijn. Ik kan de conclusie van den Heer Leuridan. wanneer hij zegt dat wij niets gedaan hebben, niet aanvaarden Hij heeft veel gesproken van fiscale ontlasting en wanneer hij zegt dat wij ons woord niet gehouden hebben, dan bewijst dit dat de Heer Leuridan. zooals dit dikwijls gebeurt, de zaak niet grondig heeft onderzocht. De katholieke meerderheid heeft sedert 1933 groote besnoeiingen toegepast en ook nog op de uitgaven groote besparingen weten te verwezenlijken. Ik heb hier enkele cijfers opgeteekend die dit zullen bewijzen. Op de gewone uitgaven van 1933 werd er een besparing van 218.000 fr. gedaan. In 1934 werden deze uitgaven nog met 123.200 fr. verminderd, in 1938 met 171.000 fr., in 1937 met 138.300 fr. en in 1938 met 452.112 frank. Voor wat de vermindering der belastingen be treft. gij zult allen moeten aanvaarden dat wij ons per soneel niet betalen met opcentiemen, maar wel met de opbrengst der opcentiemen. Om zich van de toegepaste vermindering te overtuigen, volstaat het na te gaan welke waarde de vermoedelijke opbrengst der opcentie men heeft. In 1938 werd dit op 11.300 fr.. in 1939 op 7.925 fr. en in 1940 tot op 7.813 fr. verminderd. In 1934 was er als opbrengst der opcentiemen en van de taks op het straatgebruik een som van 800.000 fr. voorzien. Dit was in 1934 reeds 60.000 fr min dan in 1932, en ln 193» was er 595.000 fr. voorzien voor de opcentiemen en 95.000 fr voor de straatbelasting, 't zij samen 690.000 fr. of ongeveer 300.000 fr. minder dan in 1933. Dus mogen wij wel besluiten dat de katholieke meerderheid haar belofte getrouw heeft nagekomen. Ik zal daar thans niet langer meer over uitwijden en eindigen met het spreekwoord indien men een hond wil slaan, dan vindt men altijd een stok ofwel met de woorden uit den bijbelzij hebben oogen en zij zien niet, «ij heb ben ooren en zij hooren niet M. Capoen. Gij gaat allicht zeggen dat de bnltexi- menschen een last zijn voor de stad. Zij weten nochtans best hoeveel lasten zij betalen voor dingen waarvan ze niet genieten. M. Vanderghote. Ik weet het en ik ontken het be lang niet van de buitenbevolking van stad. maar iedere uitbreiding der electriciteit brengt een verhooging mede van den verbruiksprijs in stad. Het is daarom dat wij eerst het nut der uitbreiding moeten nagaan en het is toch niet noodig de kosten der uitbreiding te doen wan neer er geen aansluitingen zouden zijn. Ik herhaal het, wanneer ge een uitbreiding kent die nuttig is, duidt ze ons aan en wij zullen ze onderzoeken. M. Capoen. De electriciteit is overal nuttig M. Vanderghote. Dit kan onmogelijk overal gedaas worden. M. Leuridan. Al de ingezetenen van stad dienen gelijk behandeld te worden en hebben recht op elec triciteit. Er zouden geen uitzonderingen mogen zijn. Dit kan een lastpost zijn. Dit is mogelijk, doch men mag zoo ikzuchtig niet zijn en, omdat die last een algemeene verzwaring zou veroorzaken aan dezen die het voor deel niet hebben langs een openbaren weg te wonen, het genot der electriciteit ontzeggen. M. Vanderghote. Het is thans reeds 5 uur, laat ons met de begrooting beginnen. M. Missiaen. Hadt gij de begrooting moeten neer leggen in October, dan zouden wij ze niet in acht dagen tijd moeten onderzoeken en bespreken. Ik heb dé be grooting ingez'en, niettegenstaande gij zegt dat wij oogen hebben die niet zien en ooren die niet hooren. Ik heb echter wel gezien dat de meeste beslissingen van den gemeenteraad door het schepencollege n:et uitge voerd werden en ik heb ook met eigen oogen gezien dat er nog geen verlichting is. Ik heb thans ook uw uitleg gehoord, doch hadt ge ons eerder moeten inlichten over hetgeen gebeurt, dan zouden wij u met onze vragen niet lastig moeten vallen. De burgemeester zegt dat de uitvoering van alle genomen besluiten in gang is maar hij moest ons dit alles reeds vroeger hebben laten we ten. Wat de cijfers betreft, die hij daar aanhaalde en die door niemand verstaan wprden, noch door niemand kunnen onthouden worden, maak ik er alle voorbehoud voor. Ik ook zal daar thans niet verder meer op uit wijden. maar ik wensch dat de begroot'ng in 't vervolg wat vroeger neergelegd worde opdat allen den tijd zou den hebben ze met hun oogen te zien. (Vervolg aanstaande week)

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1940 | | pagina 6