KOFF
Chi
'IES en CHICOREI met PREMIEN
ristiaens Devolder - KotrijKr
BELLA STOCK
Premiedepot
G. LAROYE, 20, Boomgeardstraat, Ypr r, waar ooit Koffl brarders U bekomen zijn.
Eis
cht altijd
cn overal
dc RUWE cn GEBRANDE
6
ONS MENGELWERK N' 9
Te koop in alle goede winkels.
door HENDRIK CONSCIENCE
o
(Vervolg)
En zijnen stap wederhoudende, riep hij den vis
scher nog achterna
Eh, Djosep, poog eens te zien wat het Is, dat
hij op de borst draagt. Het moet goud zijn, onge
twijfeld want de smokkelaars winnen geld met
hoopen.
De visscher vervorderde peinzend en murme
lend zijnen weg door de duinen. Hij gevoelde in
zich zeiven niet veel achting voor dit soort van
menschen, welke, evenals nachtdieven, tersluips
en dikwijls met bloedvergieten verbodene koop
waren over de grenzen smokkelen maar de ge
dachte, dat hij een stervend mensch ging zien,
ontstelde hem en beklemde zijn hart.
Toen hij de hut van vader Stock naderde, bleef
hij een oogenblik voor het venster staan en
schouwde naar binnen. Het verbaasde hem, dat
hij alles daar zoo rustig vond. De blinde was be
zig met aan zijn net te breien Bella zat in een
hoek van den haard en schilde aardappelen
tante Claar naaide aan eenen rooden hemdrok van
haren Djosep.
«Wat is dit Heeft de strandraaf mij dan voor
den zot gehouden met zijne droeve geschiedenis?»
vroeg de visscher in de kamer tredende.
Stil, stil, Djosepriep Bella met verdoofde
stem. Er is een zieke in huis. Stoor zijne rust
niet!... Zet uwen korf af en kom nader, gij zult
iets wonderlijks gaan vernemen.
De strandlooper heeft mij alles verteld,
mompelde de visscher. «Alzoo, hij is nog niet
dood
Spreek zco luid niet, onvoorzichtigeMeent
gij dat gij nog in zee zijt berispte tante Claar.
Gij moet vermoeid zijn. Ga naar huis en rust
een beetje, mijn jongen.
Dood Hij zal genezen, wees daar zeker van,»
antwoordde het meisje met blijdschap. Tot gis
terenavond ging het zeer slecht met hemzijne
koorts was hevig en hij ijlde vervaarlijkmaar
dan, nadat wij hem eenige druppels van zijn
fleschje hadden ingegeven, is hij allengs tot be
daren gekomen. Nu heeft hij bijna acht uren ge
slapen zijn adejn is vrij en lichtde koorts heeft
hem gansch verlaten.
Weet gij wie hij is, Bella
Neen hij is gced gekleed en nog jong.
Djosep bedwong zijne stem en zeide met ge
heimzinnige stilte
Het is Bosacq, het hoofd der bende smokke
laars...
Bella verbleekte de blinde liet zijne breinaald
uit de hand vallen tante Claar sprong op met
eenen kreet van verbazing.
Bosacq
De overste der smokkelaars
De woeste kerel, die reeds vier of vijf men
schen heeft doodgeschoten, omdat zij hem wilden
aanhouden, zooals hun plicht him gebood te
doen
Een moordenaar Hemel, dit kan niet zijn
Onder den indruk der onverwachte openbaring
had iedereen hier bijna vergeten, dat het gerucht
den zieke uit zijnen weldoenden slaap kon wek
ken.
Djosep, Djosep, wie heeft u dit gezegd riep
het meisje bevend.
Ko Snel.
De strandlooper En gij gaat hem gelooven,
Djosep
Nu, Bella lief, gelijk of ongelijk, hij moet wel
gelooven, die niets weet. Ko vernam het nieuws
van Jan Zwarts van Ghyvelde. Er is gisteren
nacht fel gevochten in de duinen, tusschen de
Fransche gendarmes en de smokkelaars van Bo
sacq...
De blinde had het hoofd in treurige overweging
laten zinkende vrouwen zagen elkander met
angst aan.
Hoe krijgen wij hem uit het huis zuchtte
tante Claar. Indien iemand onzer naar Veurne
ging, om de wet te verwittigen V Ik durf hier r.ic-t
meer waken in den nacht.!
«Neen, neen, smeekte het meisje, spreek daar
niet van. Men zou den ongelukkige met geweld
van hier vervoeren hij zou sterven onderweg.
Een moordenaar, Be'.la
Maar hij kan berouw hebben stierve hij nu,
zijne arme ziel ware verloren... Ah, ik zie mijn
heer Darings. Wij zullen hem om raad verzoe
ken.
De chirurgijn legde zijnen hoed en zijnen gaan-
stok op de tafel, en, met verrassing rondziende
zeide hij
Wat riekt het hier gcedMen zou zich in de
kamer eener gravin gelooven. Welke zoete, ver-
frisschende geur
Het zijn de Kraaidoorns, daar in die potten 'op
de kas.bemerkte tante Claar.
Tot de bloemtuilen naderende, vroeg de chirur
gijn met eenen glimlach
Gij heet die lieve witte blremen Kraairioorus?
Het zijn Duinrozen, vrienden. Wel gedaan, mijne
dochter, dat gij het verblijf van eenen airren
zieke poogt aangenaam te maken door verkwik
kende geuren... En hoe vaart onze gekwetste
Ik weet niet, gij ziet er al te zamen zoo treurig
uit Duurt de ijlhoofdigheid nog voort
Neen, mijnheer,werd hem geantwoord, hij
slaapt nu sedert negen uren gansch gerust.
Oh, oh, hij mocht wel te lang slapen mom
pelde de chirurgijn, Wij zullen hem wekken, om
te zien of deze diepe sluimering wel natuurlijk
is.
Allen klommen op tot het kleine kamertje, ach
ter M. Darings. Deze luisterde eerst de ademing
van den gekwetsten jongeling af, voelde zijnen
pols en zeide, terwijl hij met de hand hem
zachtjes over voorhoofd en wangen wreef
Zijn slaap schijnt natuurlijkde koorts is
gansch weg. Hij zal genezen ik twijfel er niet
aan. Ik zal hem wakker maken.
Eensklaps deed de zieke eene beweging en
opende zeer wijd zijne groote, zwarte oogen. Hij
schouwde als een dwaalzinnige op den chirurgijn
en mompelde in eene uiterste verbaasdheid
Waar ben ik Wie zijt gij
Daar hij rond de kamer staarde, viel zijn blik
op het meisje. Een kreet ontsnapte hem, en hij
riep met eenen zonderlingen glimlach op de lip
pen
Isabella Isabella
Maar alsof nu de bewustheid in hem terugkeer
de, bleef hij eene wijl roerloos, met eenen onein-
dïgen schrik in de oogen, en riep, terwijl hij zich
de hand voor het aangezicht sloeg
Ja, ja, ik weet, ik weetRampzalige die ik
ben Mijn arme vader, o God
Er was zooveel smart in zijne stem, dat Bella
van ontroering beefde, en toen zij onder de vin
geren des zieken tranen zag blikkeren, kon zij
haar medelijden niet meer bedwingen en begon
in stilte overvloedig te weenen.
De chirurgijn keerde zich tot de aanwezige lie
den en zeide
«Vrienden, gaat nu beneden. Men mag den
zieke zoo niet ontstellen. Daarenboven, ik moet
het verband zijner wonden vernieuwenuwe te
genwoordigheid zou mij hinderen. Dat deze goede
vrouw, die mij reeds geholpen heeft, alleen met
mij hier blijve. Hebt moed er is eene merkelijke
beternis.
Allen verlieten de kamer, welker deur door den
chirurgijn werd gesloten. Zij gingen bij de tafel
zitten er. bleven sprakeloos, totdat Djosep pein
zend zeide
«Indien die man Bosacq is, dan moet men be
kennen. dat hij in het geheel aan geenen moorde
naar gelijkt... Nochtans die groote zwarte oogen
Zij zijn schoon, maar hoe ze fonkelen
De strandlooper heeft u ongetwijfeld bedro
gen, Djosep,bemerkte vader Stock. De ge
kwetste klaagt en spreekt, alsof hij zijnen vader
in een dreigend gevaar zag verkeeren.Wat kan dit
gemeen hebben met het gevecht der smokkelaars
tegen de gendarmes
Wie weet Indien de vader van Bosacq eens
in den strijd ware tegenwoordig geweest
Maar hij roept onophoudelijk zijne zuster,
viel het meisje in. Isabella heet zijne meter
Wanneer die naam van zijne lippen valt, ia er i»
zijne sternen in zijne oogen zooveel teederevriend
schap, zooveel liefde, dat het een steenen hart nou
ontroeren. Een moordenaar die mensch f oom*
gelijk
Het is inderdaad niet te vooronderstellen, dat
Bosacq eene zuster heeft, die smokkelt mét dé
bende,mompelde Djosep. Ik denk mij dom om
den draad uit dat wargaren te vinden... Luistert,
de dokter spreekt daarbinnenWaarschijnlijk
zullen wij straks iets weten. Martelen wij onze
hersens niet langer met de oplossing van dit
raadsel... Aan zijne taal te hooren, zou men. wei
zeggen, dat het een West-Vlaming is.
Hij spreekt insgelijks Fransch, Djosep. Toe«
wij hem eerst ontdekten, dachten wij voorzeker,
dat hij Franschman was.
Dat is hij inderdaad, mijn kind,bemerkte de
grijsaard. «Zijne uitspraak is onmiskenbaar Duin-
kerksch. Hij is ongetwijfeld een inwoner va*
Fransch-Vlaanderen.
HoortHet is zijne stem, die nu zoo zachtjes
achter de deure suistkreet Bella met bedwon-
gene verrassing. «Hij spreekt... hij spreekt lang.
Waarschijnlijk verklaart hij wie hij is. Wij kun
nen zijne stille woorden niet verstaan maar wij
zullen hem toch kennen, als de chirurgijn gedaan
heeft...
Langen tijd nog luisterden zij op de schier on
vatbare stembewegingen, die op het kleine ka
mertje zich lieten vernemen. Van tijd tot tijd
hoorden zij den chirurgijn het woord tot den ge
kwetste richten eindelijk meenden zij te onder
scheiden, dat de ongelukkige jongeling bitter
klaagde, en dat zijne spraak door droeve snikken
was onderbroken.
Terwijl zij, door den angst der nieuwsgierig
heid en door een diep medelijden ontsteld, zwij
gend hunne oogen naar het kamertje hielden ge
richt, werd de deur geopend en de chirurgijn
daalde van de trap.
Hij greep zijnen hoed en zijn gaanstok, als
hadde hij haast om voort te gaan, en zeide
Ongelukkige jongelingOh, het is eenè treu
rige geschiedenis. Hoe kan God zooveel wreed
heid dulden Hij zal genezen maar hij moet nog
rusten, ten minste tot morgen. Men store hem
dienvolgens niet nutteloos. Ik heb geenen tijd,
vrienden, om u te vertellen wat de zieke ons heeft
geopenbaard. De goede vrouw daarbinnen zal u
alles zeggen. Zij heeft verstand en een goed hart.
Volgt haren raad. Tot morgen in den namiddag
Vreest niet meertenzij onverwachte toevallen
overkomen, is hij gansch buiten gevaar.
Even had de chirurgijn de deur bereikt, of tante
Claar kwam van het trapje. Tranen rolden nog
uit hare oogen, en hare borst zwoegde onder het
geweld, dat zij deed om hare snikken te bedwin
gen.
Bella en Djosep liepen haar tegemoet en stuur
den haar met ontroering allerlei vragen toe. De
oude vrouw bleef eene wijl sprakeloosen dan,
als hadde zij haren moed te zamen geraapt, om
te openbaren wat zij had vernomen, keerde zij
terug op de trap, trok de deur toe en zeide, tot de
tafel gaande
Zit neder en maakt geen gerucht. Indien ctja
ongelukkig lot u doet weenen, dat hij uwe klach
ten niet hoore
Gij weet dus wie hij is, tante Troeft Bella
schier met onhoorbare stem.
Is het Bosacq inderdaad mompelde Djosep.
Wat Bosacq Gekke jongen Gij zult wat an
ders gaan vernemen.
Zij boog haar hoofd over de tafel, terwijl de
anderen den hals rekten om te hooren wat zij
ging zeggen.
Die jonge heer daar suisde zij. Hij ia een
Fransch edelman.
Een edelman kreten de anderen met eene
onvoorzichtige kracht.
Ja, ja en wat meer is, hij heeft nooit in zijn
leven iemand kwaad gedaan. Integendeel, hij is
een onnoozel slachtoffer der godvergetene lieden,
die op het Fransche zoovele menschen onmeedoe-
gend vermoorden.
('t Vervolgt)
- -r - m