Houthandel A. Soete
4
Federatie der Ceteisterden
van het Arrondissement Yper
55, Bruggesteenweg, Yper
OOK TE KOOP
groote hoeveelheid Sparren voor
Tabakpiketten en Brandhout.
Yeislag der Vergadering van 11 Oogst 1940.
Het is voor een zeer bemoedigende opkomst
van notabelen en belangstellenden dat de Heer
advokaat Arth. Butaye, voorzitter, bijgestaan
door M. M. B. Vermeulen, bestendig afgevaar
digde, en L. Vandevoorde, bestuurder der Coöpe
ratieve voor Oorlogsschade van Yper, de verga
dering te 15 u, in de gemeenteraadszaal van
he; stadhuis van Yper opent en de bespreking der
punten van de dagorde aanvangt.
He; eerste punt betreft de kwestie van den her
opbouw door den Staat zelf gedaan.
Dienaangaande zegt de Heer Voorzitter dat er,
van de vroegere oorlogsschade, namelijk deze
voortspruitende uit den oorlog 1914-18, nog twee
zaken aanhangig bleven waarover er in sommige
gevallen betwisting bestond, namelijk de kwestie
der volgens bewering van het Ministerie niet ver
schuldigde interesten en deze van den herop
bouw door den Staat.
De kwestie der interesten mag thans als afge
daan aanzien worden. De Federatie heeft steeds
bevestigd dat de Staat het recht niet had de te
rugbetaling van vroeger, in uitvoering der toen
in voege zijnde wet, betaalde interesten te eischen
en zij heeft de geteisterden, die verzocht werden
sommige ontvangen interesten terug te geven, al
tijd aangeraden deze niet terug te betalen. In het
begin van dit jaar heeft de Federatie, in samen
werking met de Coöperatieve voor Oorlogsschade
van Yper, een juridische studie over deze kwestie
laten maken, waarin aan de hand der wetteksten
bewezen wordt dat de betaalde interesten ver
schuldigd waren en dat de Staat nu zoo lange
jaren nadien niet gerechtigd is ze terug te eischen.
Deze studie werd aan den Heer Minister van Fi
nanciën medegedeeld, doch, waarschijnlijk ten
gevolge der laatste gebeurtenissen, heeft de Fe
deratie hierop nog geen antwoord bekomen. Naar
vernomen wordt, gaan sommige ontvangers van
Domeinen voort met dreigbrieven aan de geteis
terden te zenden om ze te verplichten vroeger
ontvangen interesten terug te storten, doch de
geteisterden moeten aan deze ongewettigde vraag
geen gevolg geven.
Wat betreft den heropbouw door den Staat wer
den enkele geteisterden, die, mits afstand van de
ervoor verschuldigde schadevergoeding, den her
opbouw hunner onroerende goederen aan den
Staat toevertrouwd hadden, vervolgd tot terug
betaling van zekere sommen, omdat de Staat
beweert ervoor meer uitgegeven te hebben dan
het herop te richten gebouw werkelijk waard
was. Daar, zoo de Staat een missing begaan heeft,
wat nog zou moeten bewezen worden de ge
teisterde hiervoor niet verantwoordelijk kan ge
steld worden, besloot de Federatie samen met de
Coöperatieve voor Oorlogsschade van Yper een
dezer betwiste zaken voor de Rechtbank te ver
dedigen en er de rechterlijke onkosten van op
zich te nemen.
Die zaak werd voor de Rechtbank van Yper
gewonnen, doch de Staat ging hiertegen in be
roep en het Hof van Beroep te Gent veroordeelde
den geteisterde tot het betalen der door den Staat
geëischte som. De Federatie en de Coöperatieve
voor Oorlogsschade zijn echter tegen dit vonnis
in verbreking gegaan en thans komt het Hof van
Verbreking te Brussel, in datum van 4 Juli 11.,
het hiernavolgend arrest te vellen waarbij het
vonnis van het Hof van Beroep te Gent verbro
ken en de zaak naar het Beroepshof te Brussel
verzonden wordt.
Arrest van het Hof van Verbreking, Tweede Kamer,
zetelende te Brussel, op 4 Juli 1940.
«Het Hof,
Gehoord Raadsheer Fontaine in zijn verslag en op
de conclusies van den Heer Janssens de Bisthoven,
Advocaat Generaal
Gelet op het bestreden arrest van 26 Juni 1939, ge
veld door Raadsheer Florimond Smetryns van het Hof
van Beroep te Gent, aangesteld om in graad van beroep
de geschillen te beslechten inzake oorlogsschade welke
in het gebied van gezegd Hof van Beroep aan de goe
deren overkomen is.
Over het tweede middel tot verbrekingSchending
van art. 27 der wet van 10 Mei 1919 op de oorlogsschade
gewijzigd en aangevuld door art. 5 der wet van 20 April
1920, van art. 1 2 13 15 27 30 en 42 der
wet op het herstel der schade voortkomende uit oor
logsfeiten samengeordend door Koninklijk Besluit van
6 September 1921, enz. doordat, niettegenstaande de
regelmatige overeenkomst van 12 October 1920, waarbij
de Staat zich verbonden heeft om, als herstel in natuur
dat voorzien is in art. 27 der wet van 10 Mei 1919, de
onroerende goederen van eischer, door oorlogsfeiten
verwoest, terug op te bouwen, en niettegenstaande de
uitvoering zonder voorbehoud aan deze overeenkomst
gegeven werd, de bestreden beslissing, onder voor
wendsel dat er moest nagegaan of eischer in verbreking
door uitvoering dezer overeenkomst niet meer had ge
kregen dan de wet toelaat, het bedrag der vergoedingen,
waarop deze zou kunnen aanspraak maken hebben in
geval de Staat het aanbod van herstel in natuur niet
had gedaan, in geldspeciën geschat heeft en hem ver
oordeeld heeft aan den Staat het verschil te betalen tus-
schen de vergoedingen alzoo willekeurig bepaald en de
sommen zoogezegd door den Staat uitgegeven voor den
wederopbouw waarvan spraak, alzoo de wettelijke re
gels nopens het herstel in natuur schendende alsook de
bindende kracht der wettelijk aangegane overeenkom
sten de bestreden beslissing heeft ten minste aldus ge
oordeeld zonder op eenige wijze de conclusies van
eischer te beantwoorden, waardoor deze het definitief
en forfaitair karakter der regelmatig aangenomen en
uitgevoerde overeenkomst inriep en aanvaardde, eener-
zijds, dat de eisch van den Staat niet vereenbaar was
met de bewoordingen van art. 1793 van het Burgerlijk
Wetbcek en. anderzijds, dat geen enkele wet toelaat het
overschot te eischen der waarde van de ten titel van
herstel in natuur terug opgebouwde onroerende goede
ren, in de veronderstelling dat dit overschot bewezen
is. quod non. dat ze, bijgevolg, het gerechtelijk contract
schendt en in alle geval haar beslissing niet wettelijk
met redenen omkleedt
Overwegende dat krachtens artikel 27 van het K. B.
van 6 September 1921. houdende samenvatting van de
beschikkingen der wet van 6 September 1921 met de niet
afgeschafte beschikkingen der wet van 10 Mei 1919,
zoolang de vergoeding niet voluit betaald werd, kan de
Staat, als herstel, vaste goederen of meubelen van ge
lijke soort en waarde als de beschadigde, vernielde,
opgeëischte of weggenomen goederen, aanbieden, en
dat artikel 43 van het K. B. van 15 September 1935 be
schikt dat de bepalingen der vroegere wetten en beslui
ten inzake oorlogsschade blijven van kracht voor zoo
ver zij niet in strijd zijn met de bepalingen van dit
besluit
Overwegende dat uit gezegd artikel 27 volgt dat,
wanneer de Staat gebruik maakt van het vermogen, de
door oorlog aan een vast goed ondergane schade door
den heropbouw te verwezenlijken, de geteisterde het
recht heeft te eischen dat het heropgebouwde vaste
goed dezelfde waarde hebbe als het vernielde dat in
zijn patrimonium een bestanddeel inkome welke dat
gene evenare van hetwelk hij beroofd is geweest
Overwegende dat de som, tot dewelke de kosten
van den heropbouw van een vast goed beloopt, niet
noodzakelijk overeekomt met de waarde van het goed
geleverd als bestanddeel van het patrimonium van den
geteisterde
Overwegende dat het bestreden arrest de tusschen
partijen op 12 October 1920 gesloten overeenkomst
slechts goedkeurt mits aanlegger te vercordeelen aan
den Staat te betalen de som van 4.633 fr. 71. om reden
de totale uitgave van deze. gedaan voor den heropbouw
der vaste goederen van aanlegger, ten minste voor
dergelijk bedrag de som overtreft tot dewelke deze
laatste recht zou gehad hebben indien de herstelling in
geldspeciën ware gedaan geweest
Overwegende dat, dit doende, het bestreden arrest
de artikels 13, 15 en 27 der wetten samengevat bij het
K. B. van 6 September 1921 geschonden heeft
Om deze redenen,
Verbreekt het bestreden arrestBeveelt dat het
huidig arrest zal overgeschreven werden op de registers
van den Raadsheer van het Hof van Beroep te Gent,
belast met het beslechten, in aanleg van beroep, van de
geschillen aangaande oorlogsschade aan goederen bin
nen het rechtsgebied van gezegd Hof van Beroep, en
dat melding ervan worde gedaan op den kant van het
vernietigd arrest
Verwijst de zaak naar den Raadsheer van het Hof
van Beroep te Brussel, gelast met het beslechten in
aanleg van beroep van de geschillen aangaande oor
logsschade aan goederen binnen het rechtsgebied van
gezegd Hof van Beroep
Door dit vonnis van het Hof van Verbreking is
de kwestie van den heropbouw door den Staat
thans dus ook en dit geheel in 't voordeel van
de geteisterden bepaald opgelost.
Dit maakt dat de Federatie zich thans niet
meer zal te bekommeren hebben met de schade
van den oorlog 1914-1918, doch zich voortaan uit
sluitend zal kunnen bezig houden met de nieuwe
oorlogsschade, voortspruitende uit den huidigen
oorlog. En zoo handelt de Heer Voorzitter thans
over het tweede punt der dagorde Stichting van
een organisme ter verdediging van de rechten der
slachtoffers van den tegenwoordigen oorlog.
Er kan echter, doet de Heer Vöbrzitter opmer
ken. geen spraak zijn van rechten zoolang er
geen wet is. Daarom moeten de verschillende ge
meente- en provincieoverheden en ook de volks
vertegenwoordigers en senatoren zich beijveren
en aangespoord worden om zoo spoedig mogelijk
een wet op de nieuwe oorlogsschade te bekomen.
Alleen daarna zal de Federatie of een ander or
ganisme de rechten der geteisterden kunnen ver
dedigen en ervoor zorgen dat men de geteisterden
niet te veel moeilijkheden aandoet. De Heer ad
vokaat Butaye meldt echter, tot spijt der aanwe
zigen, dat hij, gezien zijn gevorderden ouderdom,
het voorzitterschap der nieuwe Federatie niet
meer zal kunnen waarnemen en dat de vergade
ring dus eerstdaags tot de benoeming van een
nieuwen voorzitter zal moeten overgaan.
De Heer Voorzitter, zich steunende op de opge
dane ondervinding, is van oordeel dat thans, ter
behartiging van de belangen der geteisterden,
hetzelfde zal moeten gedaan worden als vroeger.
In ieder gemeente-zouden namelijk al de geteister
den zich in één bond moeten vereenigen. De ge
meenteoverheden zelf zouden het initiatief moe
ten nemen voor het stichten der plaatselijke ver-
eenigingen die dikwijls, minstens om de 14 dagen
zouden moeten bijeenkomen om de kwestie der
oorlogsschade te bespreken, om bijzondere ge
vallen op te lossen en de geteisterden voor te
lichten en raad te geven over de goede wijze om
hunne oorlogsschade in te dienen.
Deze gemeentelijke vereeniglngen van geteis
terden hebben, de ondervinding heeft zulks be
wezen, elk afzonderlijk geen grooten invloed en
daarom moet er een federatie bestaan die alle
plaatselijke vereenigingen samenvat en verte
genwoordigt. Deze laatste zouden afgevaardigden
sturen naar de vergaderingen van de Federatie,
en op die wijze zouden aller belangen op de beste
j
en doelmatigste wijze kunnen verdedigd worden.
De Federatie der Geteisterden van het Arrpn-
dissement Yper, die ria den oorlog 1914-1918 op
die wijze ingericht werd en werkte, bezat alzoo
een zeer grooten invloed. Zij richtte vroeger zelfs
meetingen in waaraan 10.000 personen deelna
men en op haar vergaderingen kwamen meer
maals hooge ambtenaren het woord voeren.
De Heer Voorzitter vraagt het oordeel der ver
gadering over dit ontwerp, waarmede de meeste
aanwezigen zich akkoord verklaren.
Daar hiervoor bijzonderlijk op de medewer
king der gemeentebesturen moet kunnen gere
kend worden en ten einde zich te vergewissen
hoeveel gemeenten op de vergadering vertegen
woordigd zijn, doet de Heer B. Vermeulen de
naamafroeping der verschillende gemeenten van
het arrondissement. Hieruit blijkt dat, niettegen
staande de oproep bijzonderlijk tot de gemeente
overheden gericht was, slechts voornamelijk deze
van de aan Yper palende gemeenten op de ver
gadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
Een der oorzaken van de afwezigheid van het
grootste gedeelte der burgemeesters dient moge
lijks gezocht te worden in de verplaatsings
moeilijkheden, ofwel in den overlast van werk
waaraan de Heeren burgemeesters thans het
hoofd te bieden hebben, doch in dit geval, zoo het
hen onmogelijk is zich persoonlijk met de zaak
te gelasten, niets belet hen een anderen persoon
opdracht te geven hen te vertegenwoordigen.
De vergadering besluit hierop de Heeren burge
meesters schriftelijk uit te noodigen tot de aan
staande vergadering, die gesteld wordt op den
8 September eerstkomende en bij hen aan te
dringen om die vergadering bij te wonen of er
ten minste een afgevaardigde naartoe te sturen.
De Heer B. Vermeulen, die zegt dat nooit een
enkel burgemeester ontbreekt op de vergaderin
gen door de bezettende overheid belegd, belooft
van een dier aanstaande bijeenkomsten gebruik
te maken om de Heeren burgemeesters te wijzen
op het groot belang dat aan hunne medewerking
gehecht wordt en om hen te vragen de volgende
vergadering der Federatie te willen bijwonen.
De Heer Voorzitter deelt vervolgens nog mede
dat de Heer Verwilghen, commissaris-generaal
voor den heropbouw, belast werd met het opma
ken van een ontwerp van nieuwe wet op de oor
logsschade, en dat hij van gedacht is een recht
bank op te richten per kanton, met als voorzitter
den Heer vrederechter van het kanton, bijgestaan
door twee bevoegde leden. De Heer Voorzitter
heeft reeds aan den Heer Verwilghen geschreven
om hem te vragen dat die twee leden zouden ge
kozen worden onder de personen van de gemeen
te zelf, daar deze best den toestand kennen en dit
de beste manier is om alle mogelijke overdrij
ving te beletten.
Vervolgens worden door enkele aanwezigen nog
verscheidene vragen gesteld aangaande het
opmaken en indienen der oorlogsschade, het vast
stellen der prijzen, het vergoeden of verleenen
van voorschotten voor het bewoonbaar maken
van beschadigde doch nog herstelbare woningen,
enz. Al deze vragen worden in de mate der moge
lijkheid beantwoord. Doch de Heer B. Vermeulen
doet opmerken dat de Federatie niet als hoofd
doel heeft private gevallen op te lossen, maar al
leen het behartigen van het algemeen belang en
het verdedigen der rechten van de geteisterden
in het algemeen daar waar deze zouden bedreigd
worden.
Deze vragen toonen meteen de noodzakelijkheid
aan van het stichten van plaatselijke vereeni
gingen, waar de geteisterden meer persoonlijk
en beter zouden kunnen geholpen worden. Deze
lokale bonden zouden dan hun afgevaardigden
sturen naar de maandelijksche vergaderingen
van de Federatie, alwaar de algemeene rechten
van al de geteisterden zouden behartigd worden.
Ten slotte wordt nog gemeld dat de Heer
Staatscommissaris Verbeke, wiens bureel geves
tigd is in de lokalen van het Justitiepaleis van
Yper, zich welwillend ter beschikking houdt van
alle geteisterden om hen alle mogelijke of ge-
wenschte inlichtingen te verschaffen en zich
eveneens belast met het ontvangen der vragen
tot schadevergoeding om ze naar het Ministerie
van Financiën over te maken.
Na besloten te hebben den tweeden Zondag van
September aanstaande opnieuw bijeen te komen
in dezelfde zaal. wordt de vergadering te 16 u.
opgeheven.
(2033)