Voor uw Glas- en Loodwerken Walter TAVENIER BEDDELEEM De verdeeling van de Aardappelen Leest onze KLEINE AANKONDIGINGEN Besluit betreffende de burgerlijke opeischingen Toelichting bij het uitvoeringsbesluit inzake de verordening op de deviezen Nog de inschrijving bij den kleinhandelaar Vervaardiging en verkoop van stijfsel wendt U bij Tempelstraat, 4 Matige prijzen. YPER Spoedige bediening. INVOERING FENER BIJZONDERE KAART Inschrijving bij een kleinhandelaar vóór Ifi Oktober. Zij die over een voorraad aardappelen beschikken mogen de kaart niet aanvragen. In het Staatsblad van Woensdag is het volgende be sluit verschenen Artikel 1. Met ingang van 8 November 1940. zal de aflevering van aardappelen aan den verbruiker ge schieden tegen overmaking van bijzondere zegels mét het Nr 20. Deze zegels worden afgescheurd van een khart geldig voor drie rantsoeneeringstijdperken van 30 dagen. Voor elk tijdperk van 30 dagen, beschikt de verbrui ker over 5 geheele zegels en 10 deelzegels. gelijk aan een geheglen zegel. Tu-schenkomst van kleinhandelaar en gemeenten. Art. 2. De verbruiker kiest een kleinhandelaar, die in zijn gemeente gevestigd is en gewoonlijk den aardappelhandel uitoefent. Hij laat zich daar inschrij ven. De inschrijvingen bij den kleinhandelaar werden niet meer aangenomen na 16 Oktober 1940. De kleinhandelaar duidt goed zichtbaar zijn naam en adres aan of brengt zijn zegel aan op de keerzijde van de bijzondere kaart van aardappelen, bij gelegen heid van de eerste levering van aardappelen voor het tijdperk dat begint op 8 November 1940. In gemeenten waar geen handelaar voor den detail verkoop van aardappelen gevestigd is. mogen de pro ducenten de in de gemeente woonachtige verbruikers rechtstreeks bevoorraden. Deze bevoorrading mag slechts tegen afgifte van de rantsoenzegels geschieden. De producent is verplicht deze zegels aan het ge meentebestuur af te geven, overeenkomstig de bepalin gen van het besluit van 4 September 1940 betreffende den aardappelhandel. Art. 3. De kleinhandelaar schrijft de verbruikers in op dubbele lijsten, model 7, die hem overgemaakt worden door het gemeentebestuur. Hij maakt het eerste exemplaar van die lijst over. uiterlijk op 18 Oktober aan den gemeentedienst der voedselvoorziening. Deze duidt op de lijst, model 7. dén "naam aan van dén grossier, dien hij aanwijst om den bedoelden kleinhandelaar te bevoorraden. Art. 4. De gemeentedienst maakt aan den klein handelaar het ontvangbewijs óver, dat voorkomt on deraan het formulier Nr 7. Art. 5. De gemeentedienst maakt, in dubbel exem plaar. de lijst op van de kleinhandelaars (model 2), die door eiken grossier te bedienen zijn. Het aantal ver bruikers in de lijst begrepen, moet overeensteirfmen met het cijfer der bevolking. Dit cijfer wordt met 10 t. h. verhoogd, met het oog op het vormen der reserve voor onvoorziene gevallen. De gemeentedienst bewaart een exemplaar en zendt het tweede -uiterlijk op 26 Oktober, aan het ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening (Dienst van de distributie en de voorraden. Nijverheidsplein. 36a, te Brussel). - De gemeentedienst ziet daarna de door de kleinhan delaars overgemaakte verbruikslijsten na, volgens zijn. bevoerradingskaartenkast. doét de noodige rechtzettin gen op de lijsten model 3 en neemt de gepaste maatre gelen tegen de overtreders. De aflevering van de aardappelkaart. Art. 6. De gemeentebesturen leveren vóór den 8" November 1940 aan eiken houder van een bevoorra- dingskaart woonachtig op hun grondgebied, de bijzon dere aardappelkaart af, na op de voorzijde hun stempel te hebben aangebracht en den naam te hebben inge schreven van den belanghebbende en het nummer van de identiteitskaart en van de gewone bevoorradings- kaart. Aan de personen die voor hun huishouden over een voorraad aardappelen beschikken, gelijk aan of hooger dan de hoeveelheid op de basis van 500 grammen per dag en per; persoon en voor den geldigheidsduur der kaart voorzien, is het verboden deze laatste bij het ge meentebestuur af te halen. De aardappelkaart wordt niet afgeleverd aan voort brengers, welke ten minste een are aardappelen heb ben geteeld, en welke voer hun eigen en voor de per sonen die deel uitmaken van hun huisgezin beschikken over een hoeveelheid aardappelen berekend op basis van 750 grammen per dag en per persoon. De personen cjie deel uitmaken van het huisgezin' zijnde landbouwer, de leden van zijn familie die onder hetzelfde dak wonen, en. eventueel, het personeel- dat werkzaam is op zijne uitbating en dat hij, op be stendige wijze, voedt en huisvest. De personen bedoeld bij de alineas 2. 3 en 4 van dit artikel mogen zich niet laten inschrijven bij een klein handelaar. Art. 7. De kleinhandelaar, die van zijn aangesteld grossier de bevoorrading, "waarop hij recht heeft, niet ontvangt, wendt zich tot den gemeentedienst der be voorrading voor onderzoek en beschikkingen te ne men onverminderd de strafsancties. Art. 8. In de gemeenten waar geen enkel gros sier de distributie der aardappelen verzekert, kunnen de kleinhandelaars zich bevoorraden door tusschen- komst van hun gemeentebestuur, bij een aangenomen expediteur. Art. 9. De bepalingen der bèsluitwet van 9 No vember 1939 en van het ministerieel besluit van 1 Maart 1940 alsmede die van het besluit van 18 Sep tember 1940, zijn toepasselijk op de distributie der aardappelen, voor zooverre er niet afgeweken wordt bij dit besluit. De voorziene straffen. Art. 10. De overtredingen van dit besluit worden opgespoord en gestraft overeenkomstig de bepalingen der artikelen 6 tot 10 van de voormelde besluit-wet van 27 October 1939. Voorziene straffen 1) Geldboete met inbegrip van de opdeciemen 700 tot 700.000 fr. 2) Gevangenisstraf vijftien dagen tot drie maanden 3) Verbeurdverklaring der eet- en koopwaren 4) Sluiting der inrichting. Bij herhaling worden de gevangenisstraf en de geld boete verdubheld. Het Staatsblad van 10 October bevat volgend be sluit betreffende de burgerlijke opeischingen Gelet op artikel 5 der wet van 10 Mei 1940. houdende overdracht van bevoegdheden m oorldgstijd Gezien het besluit van 29 Jttni 1940, houdende be noeming van een Commissaris-Genera;*! voor 's Lands Wederopbouw O'verwegende dat het noodig én dringend is de on middellijke inbezitneming te verzekeren van zekere onroerende goederen met het oog op het aanvangen van de werken van wederopbouw docr de openbare besturen- Gezien de onmogelijkheid beroep te doen op de hoo- gere overheid. Art. 1. De bepalingen van de wet van 5 Maart 1935, betreffende de burgers die, bij vrijwillige verbintenis of bij opeisehing, zijn geroepen de werking te verzekeren van de openbare diensten in oorlogstijd en de bepa lingen van het reglement op de burgerlijke opeischin gen gehecht aan het koninklijk besluit van 1 Februari 1938. strekken zich uit tot de opeisehing van bescha digde onroerende goederen of van gronden, die noo dig zijn voor het aanvangen van de werken van weder opbouw door de openbare besturen. Art. 2. De uitoefening van het recht van opeisehing voorzien bij artikel 1 behoort toe aan den Commissaris- Generaal of aan zijn afgevaardigde. De vergoedingen voor de opeisehing worden aan den rechthebbende uitbetaald door de zorgen van het ge meentebestuur. Art. 3. Vóór de werkelijke inbezitneming van bet onroerend goed zullen de eigenaars en huurders, ten minste vier werkdagen te voren, bij ter post aange- teekend schrijven, worden uitgenoodigd aanwezig te zijn, of zich te laten vertegenwoordigen bij het opma ken van den staat van beschrijving op bepaalde dagen en uur. Het gemeentebestuur van de plaats waar de goederen zijn gelegen zal eveneens bij ter post aangeteekend schrijven worden uitgenoodigd zich door een van zijn leden te laten vertegenwoordigen bij het opmaken van den staat van beschrijving. Aan de eigenaars, de huurders en het gemeentebe stuur zal worden medegedeeld dat de staat van be schrijving zal worden opgemaakt of zij al dan niet aanwezig zijn. Een exemplaar van den staat van beschrijving zal aan ieder van de verschijnenden worden overhandigd. De niet aanwezige belanghebbenden zullen een exem plaar van dezen staat ontvangen bij ter post aange- teekende zending. Art. 4. De inbezitneming van het onroerend goed zgl onmiddellijk na het opmaken van den staat van beschrijving en niettegenstaande elk verzet kunnen gebeuren. Art. 5. Artikel 45 van het bij het koninklijk be sluit van 1 Februari 1938 gevoegd reglement, dat aan de gewezen eigenaars toelaat de opgeëischte goederen terug te vorderen nadat het leger op vredesvoet is gebracht, blijft zonder uitwerking telkens een procedure van onteigening der opgeëischte goederen is ingezet in dit geval, blijft de opeisehing vao_kracht tot op het oogenblik van de uitbetaling van de vergoeding voor onteigening. Er kan geen sprake zijn van oprichting van nieuwe bijhuizen De Persdienst van her Ministerie van Landbouw en Ravitailleering deelt mede Het Besluit van 18 September 1940, betreffende de inschrijving bij de kleinhandelaars, bepaalt dat de. verbruiker zich slechts bij één enkelen handelaar mag laten inschrijven en wel bij een handelaar van zijn gemeente. In een officieele nota van het Departement werd toegelicht dat het regime toepasselijk op de economaten en coöperatieven hetzelfde is als dit waar aan de kleinhandelaars zijn onderworpen en dat bij gevolg de verbruikers slechts kunnen ingeschreven worden in een. economaat of een coöperatieve gevestigd in de gemeente, waar zij hun woonplaats hebben. Sommigen hebben uit deze bepalingen afgeleid dat de economaten en coöperatieven vrij waren nieuwe bijhuizen te openen. Dit is verkeerd en zou trouwens in strijd zijn met de wetgeving op de handelspolitie. Inderdaad, de grendelwet van 13 Januari 1937 ver lengd op 24 Juli 1940 tot J-. Juli 1941, verbiedt de groot warenhuizen en gelijkaardige instellingen nieuwe bij huizen op te richten, dé bestaande te vergrooten of er nieuwe verkoópafdeelingen te openen. Het Besluit van 30 Juli 1940 betreffende de handelspolitie gewijzigd bij- Besluit van tl Augustus 1940, beperkt het recht van aankoop van eetwaren en goederén tot dé personen Ingeschreven in het Handelsregister en verbiedt te vens elke nieuwe inschrijving. Dit besluit is formeel. Het verbiedt zelfs de overdracht van bijhuizen die niet langer-dan voor ééc jaar werden opgericht. Uit dit alles blijkt duidelijk dat in geen geval spra ke kan zijn van de oprichting van nieuwe bi.ihuizen. De noteering van Belgisch-Congoleesche Fondsen op de Beurs te Brussel zal weer worden toegelaten. Van officiaelé zijde wordt medegedeeld Het vierde uitvoeringsbesluit inzake de verordening op de deviezen van 24 Augustus 1940. heeft in de krin gen van het publiek aanleiding gegeven tot onjuisten uitleg. Het schijnt derhalve gewenscht in het belang van de Belgische bezitters van buitenlandsche en ko loniale fondsen, door de volgende toelichting, die gege ven wordt van de zijde van de militaire administratie, ieder misverstand te vóórkomen. Het publiek heeft reeds kunnen opmerken, dat in de tweede uitgave van het formulier dat gebezigd wordt voor het aangeven van de in aanmerking komende fondsen, het woord aanbieding dat in de oorspron kelijke bewoording voorkwam, Weggelaten is. Dat is met opzet gebeurd daaruit blijkt dat alle desbetreffen de verklaringen, onverschillig welk formulier daarvoor gebruikt is. als aangifte en niet als aanbieding be schouwd worden. Het vierde uitvoeringsbesluit heeft op de eerste plaats ten doel, een statistiek op te maken van de hoo- gergenoemde fondsen. Verder bedoelt deze verordening aan de Emissiebank te Brussel een voorkeursrecht te verzekeren op deze fondsen, voor het geval dat de te genwoordige eigenaar dezelve wenscht te verkoopen. Het uit het oogpunt van deviezen-regeling gelijkstel len van den Congo met het buitenland was logisch en noodzakelijk, omdat <3e Congo op het terrein van de deviezenregeling voorloopig ais buitenland is te be schouwen. Anderzijds is nog slechts kort geleden tegenover vertegenwoordigers van Belgische economische kringen verklaard, dat van Duitsche zijde belang gehecht wordt aan het voortbestaan van de nauwe verwantschap tus- schen de Belgische economie en die van den Congo. Het ligt dus onder de tegenwoordige verhoudingen niet in de bedoeling, ten aanzien van de Belgische koloniale fondsen van de verplichting tot aanbieding aan de Emissiebank gebruik te maken. Docr vertetenwoordigers van de Belgische economie is verder den wensch uitgesproken, voor den handel in koloniale fondsen zekere verzachtingen in te voeren van de bepalingen, die gelden voor den handel in bui tenlandsche effekten. Meer in het bijzonder hebben de in aanmerking komende officieele personen verzocht, de eisch voor het bekomen van eene bijzondere toe stemming voor het aankoopen of verxoopen van Bel gisch-Congoleesche fondsen te laten vallen, en de no teering aan de beurs wederom toe te laten. Ter verdediging van dit verzoek werd er op gewehen, dat de koloniale fondsen als belegging in alle légen van de bevolking zeer gewild zijn daarbij werd meer speciaal naar veren gebracht, dat de beperkingen bij' het beschikken over deze fondsen een ernstige bena deeling van den Belgischen spaarder beteekenen. Aan deze overwegingen heeft de militaire administra tie in overeenstemming met de ter zake bevoegde in stanties van het Reich, niettegenstaande bepaalde be zwaren. recht doen wedervaren. De noteering aan de beurs te Brussel zal derhalve weder toegelaten en de verhandeling tusschen Belgen algemeen zonder be paalde vergunning vrijgesteld worden. Evenwel kun nen de aangekochte titels aan de koopers niet overhan digd worden, maar dezelve moeten bij de een tot den handel in deviezen toegelaten bank, of bij de deposi- tobank, waarvan de kooper reeds vroeger klant- was, ingeleverd worden. Deze banken nemen de fondsen voor den kooper in bewaring. Van de Deviezen-banken en depositobanken kan van tijd tot tijd verlangd worden, statistieke gegevens te verstrekken omtrent de verhandeling van koloniale effekten. De militaire administratie heeft hiermede met de van Belgische zijde uitgesproken wenschen rekening ge houden zij mag evenwel van den anderen kant ver wachten, dat de voorschriften omtrent de deviezen nauwkeurig wordejj opgevolgd. Elke onwettige overdracht van Belgische koloniale fondsen naar het buitenland zou niet alleen de belan gen van het Reich, maar ook die van de Belgische economie schade doen. Inzake de vervaardiging en den verkoop ,van stijf sel wordt officieel medegedeeld Het Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening heeft de verschillende verklaringen nagegaan van de ministerieele besluiten van 27 October 1939 betref fende de koopwaren, die niet aan den omloop mogen onttrokken worden (stijfsel voor voedingsgebruik en stijfsel dat voor andere doeleinden bestemd is), van 2 April 1940 artikel 2, betreffende de verplichte voor raden van sommige allernoodigste waren (huishoud- stijfsel) en het besluit van 5 Juni 1940, art. 3, betref fende de algemeene en maandelijksche telling van ze kere allernoodwendigste eet- en koopwaren (rijststijf- sel en derivaten) en herinnert er aan, dat, krachtens de bepalingen betreffende deze producten 1) Het verboden is stijfsel, die niet voor de voeding bestemd zijn, te vervaardigen 2) De bestaande voorraden stijfsels, die niet voor de voeding bestemd zijn. zonder zegel dienen verkocht 3> Het maïsstijfsel en derivaten gerantsoeneerde pro ducten zijn, welke tegen rantsoenzegels dienen ver kocht. iwpim»iww»!pwwijiiiiin>innwinmn»nig»i>ipi»i

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1940 | | pagina 2