PLANTbN. Etang de Zillebeke Zillebeke-Vi jver E SM 2 Voor de Keuken Eenvoudig Menu. Enkele gerechten. Groenten in het zout. Tél. 86 YPRES Pêche autorisée a partir de ce jour. Dégustation d'Anguilles CUISINE RÉPUTÉE Tel. 86 YPER Visscherij van heden toegelaten. PALINGVERBRUIK. VERMAAR DE KEUKEN. Nuttige wenken. WORMSTEKIGHEID VAN APPELS EN PEREN ZondagWitte soep, andijvie, rosbief, aardappelen, appeltaart. Maandag Koud vleesch, gestoofde tomaten, aardap pelen. Dinsdag Tomatensoep, varkenslapjes, snijboonen, aardappelen. Woensdag Groentensoep, rijstschotel. Donderdag Gehakt, appelmoes, aardappelen. Vrijdag Drie in de pan, sla, gefruite aardappelen. Zaterdag Kalfsvleesch, bloemkool, aardappelen. Bruine aardappelen. Benoodigheden 800 gr. aard appelen. 1 '2 liter bouillon of water met enkele bouil lonblokjes, 30 gr. boter of vet, 35 gr. bloem, een scheut je azijn. 1 laurierblad. 1 kruidnagel. Bereiding Smelt de boter of het vet in een koeken pan, voeg er kruiden bij. Roer er de bloem dooreen Laa: deze bruin branden onder voortdurend roeren met een houten lepel, en giet dan de verwarmde bouil lon erbij. Giet ze erbij bij scheutjes. Laat het sausje even doorkoken onder voortdurend roeren. Verwijder even van het vuur en vermeng met den azijn. Verwij der de kruiden. Giet deze saus dan over de gekookte aardappelen, die men in dikke schijven gesneden en in een schaal gedaan heeft. Dien zoo warm mogelijk op. Men kan ook nog een gesnipperd uitje toevoegen vooraleer de bloem wordt toegevoegd. Laat het uitje eerst even bruinen. Paddestoelen met eieren. Benoodigheden 4 eieren, zout. peper, fijn gehakte peterselie, 4 eetlepels melk. 20 gr. boter, 300 gr. paddestoelen. Bereiding De boter wordt gesmolten en de schoon gemaakte paddestoelen worden erbij gedaan. Men maakt de paddestoelen schoon door alle minder gave en rotte deelen van te verwijderen. De groote worden in stukken gesneden en de sponsachtige aanhangsels, die zich onder den hoed bevinden, worden verwijderd. Wasch de paddestoelen ook enkele malen vlug en voorzichtig in telkens schoon water. Laat ze nu gedu rende 15 minuten lichtbruin bakken. De eieren worden losgeklopt. Voeg daarbij zout, peper, melk en peter selie en giet dit alles over de paddestoelen. Roer ze nu op een zacht vuurtje door elkaar tot de eieren gestold zijn, en dien het gerecht warm op. Daarbij kan men sla en gebakken aardappelen opdienen. Kletskoppen. Benoodigheden 250 gr. donker bruine suiker, 100 gr. bloem, 125 gr. amandelen, 100 gr. boter. Bereiding De amandelen worden met koud water aan den kook gebracht. Neem het pannetje zoodra het kookt van het vuur. Ontdoe de amandelen van hun bruine pelletjes en kap ze in tamelijk groote stukken. Kneed de boter, de suiker en de bloem goed dooreen en vervolgens de amandelen. Vorm van het deeg ronde balletjes. Leg deze op een met boter bestreken bak blik en schuif het blik in den oven. Indien de bal letjes niet vlug genoeg plat worden, drukt men ze plat met een mes. Laat ze mooi bruin en gaar worden. Neem ze uit den oven. Laat ze even bekoelen en neem ze dan vlug af van het bakblik met een scherp mes. Bewaar ze in een goed gesloten trommel. Andijvie in het zout. Wasch de andijvie meerdere malen in schoon water. Verwijder alle harde en dorre deelen en snijd de salade in reepjes van 1 cm. breed. Laat ze daarna met het aanhangende water eventjes koken en dan volkomen koud worden. Leg de andijvie nu in een pot, die schoongemaakt is met heet sodawater en met schoon water is nagespoeld. Strooi telkens een laagje zout en een laagje andijvie. De groenten wor den goed gedrukt zoodat er zich een pekel vormt. Leg bovenop een doekje en daarboven een plankje bedekt met een steen. Het doekje wordt iedere week ver- verscht. Zet de inmaak op een koele plaats. Augurken in zoetzuur. Daarvoor heeft men noo- dig 1 kgr. augurken. 4 dl. azijn, 400 gr. suiker, en kele kruidnagels, een stukje pijpkaneel. Maak de augurken goed schoon en snijd ze midden door. Verwijder de zaadjes. De azijn wordt met de kruiden en de suiker aan den kook gebracht. De au gurken worden erbij gevoegd. Laat koken tot ze gla zig zijn. Neem de augurken uit met een schuimspaan en leg ze in een keulsch potje. Laat 'het sausje siroop achtig inkoken en giet het warm over de augurken. Schik de kruiden ertusschen en sluit de potjes met een vochtig perkamentpapier af. Bewaar op een koele plaats. Snijboonen in het zout. Snipper de gewasschen snijboonen. Echter niet te fijn. Wasch ze nog eens op nieuw en laat ze uitlekken. Schik ze in een keulschen pot en handel zooals met de andijvie. Wanneer onze schoenzolen kraken, kan men ze een nacht in lijnolie zetten, 's Anderdaags zullen ze niet meer kraken. Sausen mislukken heel dikwijls, doordat ze bereid wordeii op een te warme kachel. Best is het ze te be reiden au bain-marie. Zoo lukt men heel zeker. Wanneer men vruchtentaarten bereidt, gebeurt het dikwijls dat het vruchtensap overkookt. Om zooiets te voorkomen is het best boven de vruchtenlaag. een Elkeen heeft kunnen waarnemen dit jaar hoezeer de appels te lijden gehad hebben van de appelmade. Elk jaar daarenboven hebben zij veel te lijden en het zal dus niet ongepast zijn in haar geheel over te nemen eene ontleding van den inhoud van een schrift van de hand van Dr Lehmann De larve van Carpocapsa of Cydia schaadt door een gang te boren naar het klokhuis en vandaar naar bui ten en door de pitten op te eten cf ze te beschadigen. Uit de onderzoekingen van Prof. Dr Müller-Thurgau is bekend geworden, dat de groei van de vruchten in groote mate afhankelijk is van de aanwezigheid van pitten. Pitlooze vruchten groeien minder, gedeeltelijk pitlooze vruchten zwellen het sterkst aan die zijde, waar pitten aanwezig zijn en tenslotte worden pitlooze vruchten voortijdig rijp, dus noodrijp, doordat het sui kergehalte stijgt en dientengevolge het zuurgehalte af neemt. Zulke noodrijpe vruchten kunnen ook niet zoo lang worden bewaard, wijl zij eerder aan rotting on derhevig zijn. Bovendien is de aanwezigheid van de rups van Car pocapsa oorzaak van het optreden van schimmels, zooals Penicillium glaucum. Botrytis cinerea en zeld zamer van Cephalothecium roseum. Ook Monilia tast wormstekig fruit eerder aan dan gaaf en tenslotte zij er opgewezen, dat wormstekige vruchten worden opge zocht door enkele vliegen, welker larven in de gan gen leven, door wespen, oorwurmen, mieren en dui- zendpooten. De levenswijze van Carpocapsa was langen tijd on voldoende bekend en toch is het noodzakelijk haar met zekerheid te kennen, om op deze kennis de econo mische bestrijding op te bouwen. Dr Lehmann heeft zich daarom allereerst tot taak gesteld, om eenige zekerheid te verkrijgen en op grond van zijn erva ringen verbetert hij de resultaten van onderzoekingen van anderen en komt hij tenslotte tot het critisch be kijken van de tot dusverre aanbevolen bestrijdings- methoden. Ziehier wat hij over de levenswijze mee deelt: De vlinder (een motje) verschijnt in het voorjaar ten tijde van den bloei der appels. Dit wil zeggen, dat er niet een bepaalden datum kan worden genoemd, maar dat de verschijning van Carpocapsa verband houdt met het weer. De wijfjes leggen 20-80 eitjes, elk afzonderlijk, in hoofdzaak aan de jonge vruchtjes. Men vindt de lang- ovale, glinsterende eitjes, die van 0.96-1 mm. breed en 1.17-1.32 mm. lang zijn, op verschillende plaatsen aan de vruchten, maar aan elke vrucht als regel slechts een. De pas gelegde eitjes zijn witachtig, na enkele dagen wordt de kleur meer geelachtig en na 8-9 da gen kan men het embrio in het ei zien, dat dan nog don kerder is en inwendig een rooden ring vertoont. De larve komt na 10-12 dagen te voorschijn. Zij is dan 2-2.5 mm. lang, wit gekleurd en gelijgmatig van zwarte puntjes voorzien. De kop en hals en staart- schild zijn donkerbruin bij zwart af. De volwassen lar ve meet 15-20 mm. Zij heeft een vleeschkleurigen rug en witten buik. De kop is bruin, hals en staartschild zijn lichter gekleurd. De uit het ei gekropen larve kruipt naar den kelk, waar zij zich voedt met de meeldraden en den stempel. Eerst na ongeveer 8 dagen dringt zij uit de kelkholte in de vrucht binnen om zich een weg te vreten naar het klokhuis waar het haar om de pitten is te doen. De uitwerpselen worden eerst door dezen gang naar buiten gebracht en liggen dus in de kelkholte. De meeste larven maken later van het klokhuis een zij- waartschen gang naar buiten, waardoor dan de uit werpselen worden verwijderd, die als een bruine, droge, korrelige massa naar buiten puilen en de ope ning afsluiten. Als later de larve de vrucht door dezen gang verlaat, wordt de prop verwijderd. Men kan aan de aan- of afwezigheid van deze prop met vrij groote zekerheid vaststellen, of de vrucht bewoond dan wel reeds door de larve verlaten is. Dr Lehmann stelt vast dat 85 p. c. van deze larven door de kelkholte in de vruchten binnendringtslechts 15 p. c. doet dit op eenige andere plek aan de vrucht, doordat zij op haar weg naar den kelk hindernissen ontmoet, zooals blaad jes en vruchtjes, die tegen de bewoonde vrucht liggen. Dan knaagt zoo'n gestoorde larve buiten aan de vrucht en beschadigt de opperhuid. Meestal boort zij zich na enkele dagen in de vrucht in en mineert dan eerst een laag meel te strooien. Het komt voor de vruchten ook ten goede, daar het sap met het meel gebonden wordt. Om ivoren messenheften wederom wit te krijgen, kan men ze afwrijven met een citroenschijf in zout gedoopt, en daarna goed afwasschen met warm water. Een goed middel om armen dikker te maken is ze te bestrijken en te masseeren, iederen dag, met cacao boter. Om linoleum te onderhouden. Linoleum is zeer mooi en kan zeer net staan. Doch het moet zeer zorg vuldig onderhouden worden. Effen linoleum, zoo be weert men, vergt meer onderhoud dan linoleum met een teekening. En inderdaad ziet men rapper de voet stappen op effen linoleum. Vooral als het juist gewast is, kan men iederen indruk zien en heeft men maar voor enkele oogenblikken een mooie nette kamer. Waar ligt de schuld Dit komt doordat het lino leum te dik belegd wordt met was en te zelden heele- maal schoongemaakt. Door te veel was te gebruiken, krijgen we niet het gewenschte resultaat. Integendeel. Het mooiste linoleum wordt, door het teveel gebruik van was, leelijk en krijgt een bovenlaag waarop iederen indruk te zien is. Daarom is het goed eenmaal om de 2 of 3 maanden de bovenlaag heelemaal te verwijde ren. Dat kunnen we doen met een licht zacht zeep- zopje of met Brusselsche aarde. Wanneer men het li noleum goed geboend heeft en zeer goed gedroogd, dan kan men wederom een laagje was erop strijken en goed uitwrijven. Zoo zult ge een beter resultaat bereiken en is uw linoleum als nieuw. poosje onder de huid alvorens zich naar het klokhuis te begeven. Deze beschadiging is van nog grooter be- teekenis. als zij wordt aangebracht door de larven der tweede generatie. Het is bekend, dat verschillende larven niet genoeg hebben aan het voedsel, dat eene enkele vrucht haar biedt, maar dat zij al naar behoefte eene tweede of soms nog eene derde er bij nemen. Waar twee vruchten tegen elkander hangen, zijn zij vaak met spinseldraden aaneen gehecht en de larve, die dit deed, vreet gelijk tijdig aan beide vruchten. In het algemeen wordt elke vrucht door slechts ééne larve bewoond. Enkele malen vindt men er twee of zelfs drie larven in. Deze hebben dan steeds een eigen woning en gangen. De larven zijn na ongeveer drie tot vier weken vol wassen en zij verlaten de vrucht door den zijgang. Dr Lehmann schrijft, dat 80-90 p. c. van de larven reeds volgroeid is, als de wormstekige vruchten nog aan de boomen hangen. In de afgevallene vruchten zal men zelden nog de larve kunnen vinden. De rupsen krui pen dan langzaam over de takken der boomen om zich een plekje te zoeken, waar zij zich kunnen inspinnen. Als dit is gevonden knagen zij een holletje en vervaar digen een dichten, witten cocon, waarin een deel van de zelfgeknaagde spaantjes met de spinseldraden wordt verwerkt. In dezen cocon blijft de rups tot het volgen de voorjaar, om dan te verpoppen, waarop na korten tijd de mot verschijnt. Een klein aantal rupsen gaat echter reeds spoedig tot verpopping over, zoodat er in den zomer een tweede, onvolkomen generatie ontstaat. Dit zal slechts het geval zijn in een warmen zomer, maar zekerheid bestaat hieromtrent niet en kan niet bestaan, omdat de desbetreffende onderzoekingen ont breken. Dr Lehmann schat het aantal rupsen, dat een tweede generatie levert, op 33 p. c. De rest blijft on- verpopt tot het volgende voorjaar in de cocons. De rupsen, die een tweede generatie zullen leveren, ver poppen zich twee-drie dagen na het inspinnen en nog maals 10-12 dagen later vliegen de motjes. De wijfjes leggen weldra eitjes aan de vruchten. De larven uit deze eitjes hebben geen behoefte, om zich naar den kelk te begeven, maar zij boren zich ergens naar binnen en mineeren onder de opperhuid. Soms verlaten zij de eerst gekozen plek, om elders te gaan mineeren, totdat zij eindelijk besluiten om een gang te vreten naar het klokhuis. Bij eene door Dr Lehmann verrichte telling bleek slechts 22 p. c. der rupsjes van de tweede generatie door de kelkholte in de vrucht te zijn gedrongen. Verreweg het grootste deel der rupsen van de twee de generatie is niet volwassen als de vruchten worden geplukt en naar de bewaarplaats worden gebracht. Slechts bij heel laat rijpend fruit kunnen de larven de vruchten verlaten voordat zij worden geoogst. Deze rupsen spinnen zich hetzij in de bewaar plaatsen van het fruit, hetzij buiten op dezelfde wijze in als die der eerste generatie en in het volgende voorjaar verschijnen de motjes van beide generaties gelijktijdig. Aldus is de levenswijze van Cydia po- monellazij is niet precies zooals wij tot dusverre hebben aangenomen. In hoeverre in Nederland deze levenswijze wordt gevolgd, zal nog zijn na te gaan voor zoover het betreft het ontstaan van een tweede generatie. Vermoedelijk is de toestand hier geheel of grootendeels juist, zooals D>' Lehmann hem voor Duitschland teekent. Wij zullen daarom m. i. goed doen den schrijver te volgen in zijn conclusie, die hij ten opzichte van de te volgen bestrijdingsmethode trekt. Hij gaat de verschillende methoden uitvoerig na. maar wij zullen hem daarbij niet volgen, doch ook hieruit slechts het voornaamste weergeven. Ter bestrijding van de Carpocapsa is sedert 1893 de vangband in gebruik, hoewel reeds in 1904 Prof. Sajo wees op het gevaar, dat de vangband oplevert en hoewel iedereen weet, dat hij slechts een onvol doende bestrijding mag heeten. Nu we weten, dat een deel van de larven der eerste generatie nog een tweede levert in den zomer, begrijpen we, dat de vangbanden in dien tijd schadelijk en niet nuttig zijn. Zij bieden aan de verpoppende rupsen een goede schuilplaats, waar geen vogels en andere vijanden haar kunnen schaden. Men zou dus, wilde men van de banden voor deel hebben, deze na dien tijd minstens elke week moe ten nazien, om de ingesponnen rupsen te dooden. De schrijver noemt de meezen de ergste vijanden van Carpocapsa. In de tweede plaats bieden de vangbanden ook schuilplaats aan tal van nuttige dieren, zoodat het noo-

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1940 | | pagina 2