10
Besluit betreffende de
Ordening van het Bedrijfsleven
Unie der
Hand- en Geestesarbeiders
Besluit nopens leeningen en voor
schotten te verleenen aan landbou
wers wier goederen bijzonder ge
havend werden dooroorlogsgeweld
De bevoorrading van Suiker is
verzekerd
De bestelling der Textielproducten
Besluit- tof- telling
van de voorraden Bouwmateriaal
De Broodvoorziening
in België gewaarborgd
HET YPERSCHE 21 - 2 -1941
In het Staatsblad van 12 Februari is 't besluit ver
enen houdende ordening van het bedrijfsleven waar
van de artikelen luiden
Artikel 1. Het Hoofd van het Ministerie van Eco-
nische Zaken kan. ter bevordering van 's Lands eco-
nmie. alle met het oog op deze ordening noodzake-
ike economische reglementeeringen uitvaardigen en
a' i daartoe vereischte maatregelen treffen, inzonder
heid
1. overgaan tot de oprichting, per beroep of per ge
west van economische organismen en deze aanstellen
al- de uitsluitende vertegenwoordigers van hun eco
nomisch bedrijfsgebied deze economische organismen
zullen het karakter hebben van openbare instelling
2. bestaande professioneele groepeeringen omvormen
ot organismen, hebbende het karakter van openbare
nstelling, of ze in een dergelijk organisme samenvoe
gen. deze met een speciaal statuut begiftigen en in voor
komend geval voorschriften geven omtrent het beheer
en de aanwending der vermogens
3. alle nijverheids-, handels- of ambachtsonderne
mingen, hetzij Belgische, hetzij buitenlandsche of ko-
iniale ondernemingen die op welkdanige wijze in Bel-
rië gevestigd zijn, alsmede alle van openbare bestu
ren afhangende ondernemingen in deze publiekrechte-
inte economische organismen onderbrengen.
4. de opdracht, de bevoegdheid en de verplichtin
gen van deze economische organismen even als deze
van hun leden bepalen
5. de gezagvoerders en de leden van de organen van
deze economische organismen benoemen en afstellen.
Art. 2. Inzooverre er tot uitvoering van de be
palingen van art. 1 reglementeeringen dienen uitge
vaardigd te worden, kan het Hoofd van het Ministerie
van Economische Zaken bestaande organismen, cf bij
zondere door hem daartoe aangestelde comité's of per
sonen gelasten met de voorbereiding dezer reglemen
teeringen.
Art. 3. Wanneer het algemeen belang het dringend
vercischt, kan het Hoofd van het Ministerie van Econo-
mische Zaken aan een groepeering of crganisatie met
professioneel karakter iedere waarneming van beroeps-
belangen ontzeggen.
Wanneer een dergelijk verbod werd uitgevaardigd
Krijgt het vermogen van de groepeering of organisatie
de bestemming, voorzien bij de statuten of het contract.
Bij gebreke aan een statutaire of contractueele bepa
ling zal of zullen de vereffenaar (s) de goederen ter be
schikking stellen van een gelijkaardige instelling, voor
zien in art. 1 van onderhavig besluit.
In het laatste geval kunnen de deelgenooten. de
schuldeischers en het Hoofd van het Ministerie van
Economische Zaken de beslissing van den of de veref-
ïenaar (s) aan de rechtbank onderwerpen.
Art. 4. Er kan geen aanspraak worden gemaakt
op schadeloosstelling voor wijzigingen aan bestaande
rechtstoestanden toegebracht uit hoofde van de toepas-
sin^ van de bepalingen van onderhavig besluit of van
de in uitvoering ervan getroffen maatregelen.
Nochtans kan het Hoofd van het Ministerie van Eco
nomische Zaken, wanneer hij zulks billijk acht, een
vergoeding toekennen.
Art 5. Het Hoofd van het Ministerie van Econo
mische Zaken kan den grondslag en de wijze van in
ning vaststellen van bijdragen en vergoedingen welke
ten laste vallen van de ondernemingen, ressorteerende
onder de organismen, hebbende het karakter van open
bare instelling voorzien bij artikel 1.
Voor de invordering van de bijdragen, zal de rol op
gemaakt worden en uitvoerbaar gesteld door den ge
zagvoerder van het betrokken economisch organisme.
In voorkomend geval, zal de vervolging worden in
gesteld door den bedoelden gezagvoerder, zooals in
zake directe belastingen.
Art 6. Aan degene die bij nalatigheid inbreuk
plegen op de bepalingen van de in uitvoering van on
derhavig besluit getroffen besluiten, kan door de gezag
voerders van de door artikel 1 bedoelde organismen,
de betaling, bij wijze van tuchtmaatregel, eener som
van ten hoogste 10,000 frank worden opgelegd.
Tegen deze beslissing kan binnen de vijf dagen na
de kennisgeving bij aangeteekenden brief aan den be
trokkene, in beroep worden gekomen bij het Hoofd van
het Ministerie van Economische Zaken.
Deze geldsommen zullen bij benaarstiging van het
Beheer van Financiën ingevorderd worden.
In voorkomend geval, zal de vervolging ingesteld
worden inzake registratie.
Art. 7. De inbreuken opzettelijk gepleegd op de
bepalingen van de besluiten getroffen in uitvoering van
onderhavig besluit worden gestraft met een gevangenis
straf van 8 dagen tot twee jaar en met een boete van
200 tot 700.000 frank of met slechts een dezer straffen.
Alle bepalingen van Boek I van het Strafwetboek,
met uitzondering van artikel 85, zijn toepasselijk op de
in dit artikel bedoelde inbreuken.
De vordering tot toepassing van de hoogerbedoelde
st: affen is afhankelijk van de klacht van het Hoofd
van het Ministerie van Economische Zaken. Door af
stand van de klacht, die in eiken stand van het geding
kan worden gedaan, wordt de rechtspleging gestuit.
Art 8. Vallen niet onder toepassing van de bepa
lingen van onderhavig besluit, de ondernemingen en
beroepsvereenigingen. die verband houden met den
land-, tuin- of boschbouw. Aan de uitsluitende bevoegd
heid van het Hoofd van het Ministerie van Landbouw
en Voedselvoorziening maatregelen te treffen tot rege
ling van de productie, de markt en het verbruik, over
eenkomstig art. 2 van het besluit van 12 Augustus 1940.
wordt door onderhavig besluit geenszins afbreuk ge
daan.
Op grond van dit besluit te nemen maatregelen, die
cndememingen betreffen genoemd in het besluit van 12
Augustus 1940, houdende de oprichting van het Minis
terie van Landbouw en Voedselvoorziening, en in het
besluit van 27 Augustus 1940, houdende oprichting van
een Ministerie van Landbouw- en Voedingscorporatie,
worden door het Hoofd van het Ministerie van Land
bouw en Voedselvoorziening gezamenlijk getroffen.
Art. 9. Onderhavig besluit treedt in werking 3
dn gen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Autorijders, wielrijders, zorgt voor de regle
mentaire afdemping van uw lichten
Dt STICHTING VAN 15 CENTRALEN BESLOTEN
Belgapress deelt mede De Unie der Hand- en Gees
tesarbeiders werd. naar bekend, op 22 November 1940
gesticht, teneinde een arbeidersbond te vormen, die
alle andere arbeldersgroepeeringen omvatte. Sindsdien
werd door het bestuur in alle stilte zeer veel werk ge
leverd.
Het bestuur, samengesteld uit twee vertegenwoor
digers der verschillende vroegere groepeeringen, had
tot taak alle bestaande vakbonden te likwideeren en
deze te versmelten tot centrales en wel een voer elke
nijverheid.
Het voorbereidend studiewerk is thans beëindigd
en de voorloopige schikkingen voor de uitvoering zijn
reeds begonnen.
De leiding van de Unie is vastbesloten tot de stich
ting over te gaan van 15 centrales voor Vlaanderen en
15 voor Wallonië, die voor elk bedrijf de werklieden
zullen groepeeren.
Wanneer zich later voor eenzelfde nijverheid, de
zelfde problemen op dezelfde wijze stellen in Vlaan
deren en in Wallonië, zal een coördinatiecomité, ge
vormd uit leden der respectievelijke centrales, de kwes
ties onderzoeken.
De Unie heeft thans, naar wij vernemen, de Cen
trales aangeduid die op 1 Maart a. s. in de verschil
lende nijverheden als eenige werkliedenvereniging zul
len gelden. Zooals reeds vermeld zijn er 15 Centrales
voor Vlaanderen en een even groot aantal voor Wal
lonië die voor alle zaken, waar eenzelfde probleem
op dezelfde wijze is gesteld, gemeenschappelijk overleg
zullen plegen.
Ziehier de namen der Centrales met het vermoede
lijk aantal arbeiders, dat er bij kan aansluiten
Vlaanderen Wallonië
Verm. aant. Verm. aant.
1. Landbouw. veeteelt,
jacht, vischvangst onbek. onbek.
2. Mijnen en groeven 22,489 Mijnen 110.848
Groeven 27,391
3. Diamant 21,408 onbek.
4. Metaalnijverheid 73,732 114,557
5. Aardewerkindustrie en
glasbedrijven 20,139 20,642
6. Scheikundige bedrij
ven en caoutchoucs 36,712 18,764
7. Voedingsnijverheid en
tabak 62,564 19,557
8. Textiel 121,580 27,183
9. Kleedingnijverheid,
huiden en vellen 57,185 18,775
10. Hout - en meubelnij
verheid 104,600 40,458
11. Papier- en boekbedrijf 24,638 10,782
12. Transport, haven en
vervoer 41,792 5,143
13. Gemengde vakken
dagblad, tooneel, mu
ziek, kunst onbek. onbek.
14. Rijkspersoneel onbek. onbek.
15. Bank- en Verzeke
ringswezen, handelsbe
dienden 50,000 30.000
De handelsbedienden zullen volgens dit project in hun
respectievelijke centrales worden ondergebracht.
Slechts voorloopige schattingen
Deze cijfers zijn voorloopig schattingen naar het aan
tal arbeiders, die vroeger bij de andere vereenigingen
waren aangesloten. Zooals men ziet zijn de centrales
dezelfde voor beide landsdeelen, slechts de derde cen
trale is Groeven voor Wallonië en Diamant voor Vlaan
deren.
Tegen 1 Maart moet de Unie en al haar centrales
aan het werk gaan. Een algemeene omzendbrief wordt
deze maand aan al de leden der Unie en de toegetre
den vereenigingen gezonden, waarbij hun allen uitleg
zal worden verschaft.
Bijdragen en vergoedingen
Als bijdrage wordt voorzien
2 fr. 50 voor mannen boven de 18 jaar en aan het
werk.
1 fr. 25 voor de vrouwen, jongelingen beneden 18
jaar en werkloozen.
Hiervoor genieten de leden de voordeelen der ver
eenigingen zooals kosteloozen bijstand en raad, ver
dediging der beroepsbelangen en loonen, enz.
Verder hebben de leden nog wegens hun lidmaat
schap bij de Unie een bijkomende vergoeding bij ar
beidsongevallen, 50 dagen aan 3 frank een bijkomen
de vergoeding bij ziekte, 50 dagen aan 3 frank een
vergoeding bij elke geboorte, van 75 fr. tusschen-
komst in de onkosten bij sterfgeval, van 500 frank een
getrouwheidspremie bij de opruststeiling van 500 fr.
Voorloopig blijven de leden textielarbeiders, behoo-
rende tot de toegetreden vakbonden, bij hun respec
tievelijke organisaties aangesloten.
Eenig artikel. Artikel 3 van het besluit dd. 19
October 1940 wordt aangevuld door volgende para
graaf
Wanneer overeenkomstig de bepalingen van de wet
dd. 15 April 1884, betreffende de landbouwleeningen,
in de akte een voorrecht bedongen werd, heeft dit voor
recht den voorrang boven dit van den verpachter, in
dien het slaat op den prijs van al wat de hoeve stof
feert of van al wat voor het bedrijf van de hoeve
dienstig is.
Over de suiker worden allerhande valsche geruchten
uitgestrooid om bij het volk ingang te doen vinden dat
de suikervoorraden weldra zouden uitgeput zijn. De
maatregelen door het Departement van Landbouw in
overleg met de belanghebbende Beroepsgroepeerlngen
getroffen, verzekeren Integendeel aan de Belgische be
volking een geregelde en ononderbroken rantsoenee
ring tot den eerstvolgenden suikerbietenoogst. Men
hoeft dus hoegenaamd niet ongerust te wezen omtëent
de geregelde bevoorrading van de bevolking in deze
waren.
Het Ministerie van Economische Zaken, Dienst voor
de Verdeeling en de Voorraden, vestigt de aandacht
der gemeentebesturen en van het publiek, op de toe
passing van het besluit van 6 Februari 1941, betref
fende de bestellingen van textielproducten gedaan vóór
25 December 1940.
1- Wanneer het gaat om bestellingen uit te voeren
tusschen fabrikanten, grossiers, kleinhandelaars zul
len de verklaringen (model bijlage 1 of gebeurlijk 1
en 2) door den leverancier worden overgemaakt aan
het Ministerie van Economische Zaken, Dienst voor de
Verdeeling en de Voorraden, 36A, Nijverheidsplaats,
Brussel.
2. Wanneer het gaat om bestellingen uit te voeren
tusschen kleinhandelaars en verbruikers, zuilen de ver
klaringen (model bijlage 3) door den leverancier over
gemaakt worden aan het Gemeentebestuur.
3. De fabrikant, grossier of kleinhandelaar, die
zijn zaak heeft geopend na het jaar 1938 zal de leve
ring van zijn bestelling, gedaan vóór 25 December 1940.
kunnen bekomen, op voorwaarde, dat de hoeveelheid
der bestelde textielproducten 30 van zijn aankoo-
pen van het jaar 1939 of 1940 volgens het geval, niet
overtreft, en zulks voor elk der bestelde artikelen.
Al deze bestellingen zullen mogen worden uitge
voerd onder voorbehoud der bepalingen van het be
sluit van 6 Februari 1941.
4. De formulieren model bijlage 1, 2 en 3 worden
door de openbare diensten niet uitgedeeld. Zij zul
len integendeel door de belanghebbenden zelf worden
opgemaakt, mits zich naar dé modellen, bekend ge
maakt door het Staatsblad van 8 Februari 1941, te
schikken.
Art. 1. Elk natuurlijk of rechtspersoon die houder
is van bouwmaterialen boven de in bijlage aangege
ven minima hoeveelheden is er toe gehouden aangifte
te doen volgens de bij artikelen 2 en 3 van dit besluit
voorziene vormen en modaliteiten.
Art. 2. De aangifte van de voorraden dient te ge
schieden elk kwartaal en voor de eerste m^al bij uit
zondering op 15 Februari 1941.
Art. 3. De aangifte dient opgemaakt overeen
komstig het bij dit besluit gevoegd model en in twee
voud overgemaakt aan het Ministerie van Economische
Zaken, Centralen Dienst voer de Statistiek, 68, Ko
ninklijke straat te Brussel, bij voorkeur onder aange
teekenden omslag, uiterlijk tegen den 20" van de eerste
maand van het kwartaal en voor de eerste maal bij
uitzondering tegen 28 Februari 1941.
Een der exemplaren zal aan den aangever terugge
zonden worden, nadat er een verklaring zal op aan
gebracht zijn vermeldende dat de aangifte binnen de
vastgestelde termijnen werd gedaan.
Art. 4. Formulieren van het model gaande bij dit
besluit zullen op aanvraag van de inlichtingplichtigen
bij het Ministerie van Economische Zaken, Centralen
Dienst voor de Statistiek, 68, Koninklijke straat, kos
teloos worden toegezonden.
Art. 5. De inlichtingplichtigen die mochten ver
zuimen aangifte te doen en die welke de gevraagde in
lichtingen niet op nauwkeurige en volledige wijze
mochten verstrekken zijn strafbaar met de straffen
voorzien in hoofdstuk III der besluitwet van 27 October
1939, gewijzigd bij de besluitwet van 11 Mei 1940. In
geval van weigering zich te schikken naar de reglemen
taire voorschriften, kunnen deze laatste ambtshalve en
op kosten van de betrokkenen door de overheid worden
ten uitvoer gelegd.
Art. 6. De inspecteurs en ingenieurs van den stu
diedienst van het Ministerie van Economiscue Zaken,
de inspecteurs en controleurs van den dienst voor con
trole en onderzoek van genoemd departement, de amb
tenaren en beambten van den Centralen Dienst voor de
Statistiek, behoorlijk daartoe gemachtigd, worden spe
ciaal er mede belast voor de toepassing van de bepa
lingen van dit besluit te waken.
Belgapress deelt mede Naar aanleiding van de be
sprekingen der Belgische Economische Afvaardiging
te Berlijn op 15 Januari heeft de h. Back, Staatsse
cretaris bij het Rijksministerie voor Voedselvoorzie
ning, de hulp van het Dultsche Rijk toegezegd inzake
de broodvoorziening in België. Deze belofte ging ge
paard met de voorwaarde dat de Belgische boer, door
de grootst mogelijke levering van graan, zijn streven
naar medewerking zou laten blijken en dat alle maat
regelen ter bestrijding van den smokkelhandel, zou
den getroffen worden.
Intusschen heeft Ministerial Direktor Morltz van het
Rijksministerie voor Voedselvoorziening de gelegenheid
te baat genomen om zich, in verstandhouding met den
militairen bevelhebber ter plaatse te overtuigen van
de resultaten der inlevering van broodgraan in België.
Tevens heeft hij gedurende zijn besprekingen met den
secretaris-generaal bij het Ministerie van Landbouw,
den h. De Winter, vooreerst een Duitsche levering van
80.000 ton broodgraan toegezegd aldus tastbaren vorm
gevend aan de te Berlijn in uitzicht gestelde hulpactie.
Deze levering, waarvoor reeds aanstaande week te
Berlijn definitieve schikkingen zullen getroffen wor
den, beteekent een buitengewone ontlasting voor de be
voorrading van broodgraan in België.
Zooals het Rijk aan deze levering de conditie heeft
verbonden van een overeenkomstige inlevering van het
in België nog aanwezige broodgraan, zoo zullen ook
in de toekomst de eigen Belgische prestaties de voor
waarde vormen voor verdere leveringen van brood
graan uit Duitschland.
Meer nog dan voorheen, rust aldus de verantwoorde
lijkheid voer de voeding der Belgische bevolking op
den Belgischen boer en de Belgische overheden. De
bereidwilligheid van den boer bij de inlevering en
zijn wil, om ook het laatste beschikbare broodgraan
ter beschikking te stellen van het land, evenals in het
algemeen de strijd tegen den misdadigen sluikhandel,
zullen den omvang der leveringen bepalen, welke
Duitschland ook in de toekomst aan de Belgische be
volking wil doen.
Daarom dient de boer met een uiterste krachtsin-
panning zijn laatste reserves aan broodgraan in te
leveren, ten einde den Belgischen stedeling en arbei
der het dagelijksche brood te bezorgen.