-VOETBAL-
22e Jaar, Nr 2
Prijs 0.50 fr.
Vrijdag 2 Mei 1941
NIEUWS NOTARIEEL - AANKONDIGINGSWEEKBLAD
VOOR HET ARRONDISSEMENT VPER
Uitgever
DUMORTIER, 34, Boterstraat
Tel. 500 Y P E R
STAD YPER
Volgorde voor de Vleeschverdeeling
STAD YPER
PRAE-MILITIA
Winterhulp leper
STAD YPER NIJVERHEIDSSCHOOL
BERICHT
RACING YPER - C. S. YPER A
MAANDAG aanst. komt een nieuwe TREINGIDS
in voege.
Raadpleeg en bewaar onzen uurrooster op blz. 10
STEVIGER DAN BRONS
WAAR GAAN WE DEZEN
AVOND? NAAR DE FLORA
HET YPERSCHE
ABONNEMENTSPRIJ S
Voor Belgiëéén jaar 25.00 fr.
zes maanden 13.50 fr.
Men kan inschrijven
in alle Belgische Postkantoren
TARIEF van AANKONDIGINGEN
op aanvraag aan de Drukkerij Dumortier
34, Boterstraat, Yper
Tel. 500 Postch. 46.173 - H. R. Yper 220
Op 3 Mei 1941
Reeks 4 Verdeelingskaarten Nrs 9501 tct 12500
van 8 tot 9 uur
Reeks 5 Verdeelingskaarten Nrs 12501 tot 15500
van 9 tot 10 uur
Reeks 0 Verdeelingskaarten Nrs 15501 tot 18100
van 10 tot 11 uur
Reeks 1 Verdeelingskaarten Nrs 1 tot 4000
van 11 tot 12 uur
Reeks 2 Verdeelingskaarten Nrs 4001 tot 6500
van 14 tot 15 uur
Reeks 3 Verdeelingskaarten Nrs 6501 tot 9500
van 15 tot 16 uur
Het rantsoen is bepaald op 250 gram vleesch
per hoofd, tegen aflevering van 8 zegels.
Het rantsoen van de eene week kan niet over
gedragen worden naar de volgende weken.
De Burgemeester, J. Vanderghote.
Ingevolge een schrijven van het Consult-Cen
trum PR/E- MILITIA van 25 April 1941, betref
fende de geneeskundige kaarten van jongelingen
die uitgeweken zijn naar Frankrijk en het on
derzoek door den huisdokter verkozen hebben,
verzoeken wij dringend
1) de belanghebbenden, die de Stad Yper be
wonen, zich onverwijld bij hun huisdokter te
willen aanbieden voorzien van hun geneeskun
dige kaart. Elke nalatigheid kan aan de belang
hebbenden ernstige schade berokkenen bij een
latere eventueele aanvraag voor vergoeding.
2) de Heeren Dokters worden eveneens uitge-
noodigd de geneeskundige kaarten, die in hun
bezit mochten zijn, zoo spoedig mogelijk op te
sturen aan het Ministerie van Binnenlandsche
Zaken en Volksgezondheid, Comité Prae-Militia,
Hamerstraat, 19, Brussel.
Yper, den 26 April 1941.
De Secretaris, De Burgemeester,
G. Versailles. J. Vanderghote.
Op Zondag 11 Mei worden in geheei België
collecten gedaan ten voordeele van WINTER
HULP.
De schoolgaande jeugd van leper heeft zich
bereidwillig ten dienste gesteld van WINTER
HULP en collecteert dus op aanstaanden Zondag
in geheel de stad.
Beroep wordt gedaan op de vrijgevigheid van
al de Ieperlingen, niemand blijve achterwege
elk in de mate van zijn vermogen schenke zijn
steun aan het nobele werk WINTERHULP.
De Burgemeester der Stad Yper heeft de eer
ter kennis te brengen dier belanghebbenden dat
de ZOMERLESSEN der Nijverheidsschool zullen
hernomen worden op Zondag 4 Mei aanstaande.
De lessen zullen gegeven worden van 8,30 tot
11,30 uur 's morgens.
Yper, den 19 April 1941.
De Burgemêester, J. Vanderghote.
Bekertornooi der Vier Ypersche Clubs
Zondag 4 Mei Ï941
TE 15 UUR
•p het Ypersch Stadium Augustinenstraat
Algemeene inkomprijs1 fr. 50.
Tribune1 fr. opleg.
Een volle zaal met schitterend licht. Menschen
zitten spannend te luisteren naar een helmbos-
wuivenden declamator, die met een grieksche
pathos gloedvolle-gedichten voordraagt. Zijn ge
baar en zijn stem zijn één lied, 't lied van den dich
ter, die het schiep. Van een dichter, die reeds lang
ligt begraven onder het gras. Van een dichter, die
de tolk was der helden, die sneuvelden ver over
zee. Vele eeuwen, die licht en leven schonken aan
nieuwe helden, bedekken reeds hun lichaam, dat
in de aarde verzwond als een zandkorrel in
't zand van de duinen aan zee. Hun geest echter
leeft immer voort, want dichters hieuwen met den
beitel van hun ziel onsterfelijke beelden uit
't graniet der heldengeesten.
En op het einde van het feest bruiste de me
nigte los in daverend applaus. Dat applaus was
voor den declamator, die met de haren in 't ge
zicht voor de massa een theatrale buiging miek
en daarna de trappen van het podium afdaalde.
En verder dachten de menschen niet meer aan
den declamator met de wuivende haren en ze ver
gaten ook zijn naam...
Maar toen dezelfde menschen thuiskwamen en
alleen waren, dan dachten ze na op den naam van
de helden, waarvan ze gehoord hadden. Toen
klapten ze niet op de handen, maar ze borgen die
beelden diep, zeer diep in hun ziel, om ze nooit
meer te vergeten.
's Anderendaags trok een stoet naar het brons
groene standbeeld, dat stond in-de «Grand Jar-
din van de stad. Vooraan stapte een man met
een bloemenkrans en een kleine fanfare blies
oude treurliederen uit, want groot was de man,
die daar stond en zijn dood bracht rouw in het
land. Het dankbare volk had hem een standbeeld
geschonken en nu werd het onthuld. Toen sprak
een man van Dood maar niet vergetenvan
harde beproeving voor de maatschappij en nog
meer andere dingen Larie en bedrog
Daarna werd de krans neergelegd terwijl de
fanfare nog een oud en treurig lied speelde, dat
geleek op het lied dat op het veld de meisjes zin
gen in den herfst, als de oogsten ten einde zijn.
De stoet trok dan naar 't lokaal, waar gedron
ken werd tot aandenken aan den man, dien ze
nooit vergeten zouden... en waaraan ze nu reeds
niet meer dachten...
Zóó ging en zóó zal het gaan met alle menschen
die gestandbeeld staan, 't zij ze nu uit steen ge
houwen, 't zij ze in brons gegoten zijn.
Laten we even onze blikken dwalen over een
door oorlog geteisterd land. Waar zijn de steenen
en bronzen mannen Waar Tevergeefs zoeken
onze blikken die mooie monumenten. Zijn ze ge
vlucht naar veiliger oorden Of vechten ze in de
vuurlinie mee Neen Ze liggen daar op de plaats
waar ze vroeger stonden en het voetstuk dat den
edelen man gedragen heeft, steekt nog eventjes
zijn hoofd boven het overige puin uit, vol pre
tentie en bewust van zijn waardevolle taak een
man gedragen te hebben, die nu voor de tweede
maal gesneuveld is...
Maar boren we ook even door de rangen der
soldaten, die vechten aan het front. Waar zijn nu
de helden, die leven in de zangen des dichters
Waar? Zijn ze bang weggekropen bij 't zien van
het oorlogsvuur, bij 't hooren van het kanonnen-
gerucht? Of zijn ze ook een tweede maal geval
len op 't veld van eer NeenMet de soldaten
vechten ze in de vuurlijn. Want in den soldaten-
geest leven de helden, wier moed ze in liederen
bezongen. En die gedachte geeft hen hoop op
zege.
Ieder zingt het lied in eigen taal, de taal die hij
van zijn moeder leerdezijn moedertaal. Ieder
bezingt de helden uit eigen land, het land dat hij
van zijn vaderen erfdezijn vaderland. Zóó zijn
ze gekend door allen, vanaf den rijksten aristo-
cratischen burger tot den eenvoudigen volkschen
akkerman.
Maar als een man met een standbeeld vereerd
wordt, dan zal men gewoonlijk niet voor ieder
land, voor ieder stad, voor ieder mensch een beel
tenis maken, waarop in alle talen der wereld,
oude en nieuwe, zijn naam en daden staan ver
meld. Maar men zal eenvoudig een monument
oprichten in de stille stad bij het huis, waar hij
geboren werd of nog langs den boulevard, dien hij
menigmaal bewandelde; ofwel in een park bij den
lindeboom, waaronder hij gedurende zijn laatste
levensdagen zóó dikwijls gezeten had, vanaf de
vroege morgenuren tot de killige avondkoelte,
vanaf de eerste zomerdagen totdat de rotte
herfstblaren zijn gerimpeld wezen kusten.
Enkele jaren dan, zal hij nog een krans ont
vangen... dan niets meer. Het bronsgroen zal van
het beeld neerzijpelen in de gleuven der inge-
beitelde letters, die eens zijn naam zijn geweest.
Zoo zal die man daar blijven staan in 't groen
gekleed en 's winters met een witten kraag be
dekt en niemand die er zich nog om bekommert.
Hij zal daar blijven staan,onveranderlijk,met den
hoed van een burgemeester op. Dat moet dan be-
teekenen dat die man in zijn leven de stad heeft
bestuurd. Ofwel zal hij daar staan met een rol
perkament tusschen zijn beweginglooze vingers
dat zal ongetwijfeld een dichter zijn.
Maar op den hoed van den burgemeester zullen
we niet zien of hij de financies van de stad hoog
hield of hij goed of minder goed burgervader
was, welke diensten hij bewezen heeft aan stad
en land, dat zullen we niet vinden op dien hoed
En op de rol papier van den dichter zullen we
niet kunnen lezen de verzen, die hij schreef, niet
kunnen ontcijferen de namen der helden die hij
bezong.
Maar in het lied des dichters zullen hun daden
vereeuwigd staan. Wat we niet kunnen zien op
den steenen burgemeestershoed, wat we niet kun
nen lezen op het bronzen perkament des dichters,
dat kunnen we uitjubelen door het lied dat hen
bezingt.
Och, waarom nog meer daarover gepraat
Kunnen wij met de oogen van den geest niet in
eens zien, wat we anders slechts achter mekaar
zien
Het geestelijk beeld is dus rijker dan het zin
nelijke. Een monument van gedichten dus stevi
ger dan een gesculpteerd beeld En Horatius
zong terechtMonumentum exegi aere peren-
nius EL WIN.
«Ik heb een monument opgericht, steviger dan
brons Hiermee bedoelde Horatius zijn nagelaten
dichtwerken.