It
rol
ffl
If!
IJ
lil
mill
jf>
11II
1||
Mi|ll
tl
O
•Pm
IJ
CONSUMMATION AUX 100 KM.
|t II
h
If1
I"'M
1 I.
La voiture Ia plus ëconomiquc du monde. - Economie .dans la consommalion d i'entrfü*
O u n n
i
voorbereiden welke
n
ai i
Mi!
t Ih
•der be teg'
onrecht'
heeft in de bereddering der millioenen welke
aan het Verbond door de inschrijvers op de
drie leeningen toevertrouwd werden.
Ik heb hier ook een plechtige verbintenis
van den Koning, welke men niet kan laten
protesteeren.
Aldus schreef Zijne Majesteit, op 18 Januari
1921, tot den heer M. Levie, Voorzitter van
het Verbond der Coöperatieven voor oorlogs
schade
°P Zij” “‘«Mali,
1 1/2 litres d’ESSENCE
250 grammes d’HÜÏLE
ponte de Wlenïrb
Kamerzitting van 20 Maart
Verklaring van den heer BUYL
De heer Buyl. Ik zal de vertrouwens-
dagorde goedkeuren omdat de regeeringons
voldoening geschonken heeft op een punt van
belang, door te verklaren dat zij, als voor
heen, de noodige geldmiddelen zal verstrek
ken voor den heroplrouw van hoeve en haard
stede, van fabriek en werkgerief, en dat haar
beperkende omzendbrieven inzake oorlogs
schade niet zullen gehandhaafd worden.
Nochtans wil ik een zeker voorbehott
maken.
Uit de verklaringen van den heerTheunts
en van den heer Van de Vyvere blijkt dat
betaling voortaan zal geschieden of doorster
ting in geld, ofwel door het overhandigen vaa
titels, naar gelang van de kategorie van oor
Jogssckade. Dat vergt nadere toelichting01
bewijst alleszins dat er spraak van is
nieuwe krenk' te geven aan de bestaan
inzake oorlogsschade.
Anderdeels ziet dc heer Theunis
politiek van terugbetaling van vergoed«V,
wat overigens niet aan te nemen is-
zou de winsten, gemaakt op de
ging, willen belasten. Dat is «en
Brussel, 18 Januari 1921.
Mijn Waarde Minister,
Ik stel er prijs op, U te zeggen hoezeer
ik wensch dat de leening, tot welker uitgifte
de Bond der Coöperatieven nu overgaat,
lukken zou. Het volle welslagen dezer lee-
ning is onontbeerlijk, daar zij aan de bewo-
ners der verwoeste streken-het geld moet
verschaffen dat hun ontbreekt om het weder-
opbouwen van hunne steden en van hunne
dorpen voort te zetten.
De geteisterden geven blijk van een groote
krachtinspanning door zich in Cooperatie-
ven te vereenigen onder uwe hooge leiding
en die van de bekwame en toegewijde man-
nen die U bijstaan.
Op al de overige Belgen die in staat zijn
zulks te doen, hoofdzakelijk op hen die door
den oorlog niet beproefd werden of in de
eerste periode van herleving van nijverheid
en handel, welke wij pas beleefden, zich
geldmiddelen hebben verzekerd, op diegenen
berust de plicht al hunne beschikbare gelden
te gebruiken om hunne ongelukkige landge-
nooten te helpen.
’s Lands samenhoorighejd uitte zich op
allerlei wijzen gedurende den oorlog even
krachtig, even bedrijvig moet ze zich open-
baren in de werken gedurende den vredestijd.
Van ganschen harte sluit ik mij aan bij
den oproep dien de Bond der Cooperatie-
ven tot het publiek richt en ik houd mij
overtuigd dat hij ingang vinden zal.
Ik blijf steeds, waarde Minister, uw
toegenegene, ALBERT.
Hier heb ik nog een brief door den Koning,
in 1922 geschreven, en met dezelfde strekking
als in voorgaanden.
Ziedaar dus vanwege den Koning plechtige
verbintenissen tot het herstellen van onze
vernielde haardsteden, tot den heropbouw
van onze verwoeste gewesten. Ziedaar ook
plechtige en stellige verbintenissen door den
achtbaren heer TheuniS in 1922 en 1923 aan
gegaan.
Welnu, moeten de voormelde omzendbrie
ven in kracht blijven, dan beteekent zulks het
onmiddellijk stopzetten van de herstelling en
den heropbouw onzer ongelukkige geteisterde
streken.
Daar men, anderzijds, van gelijkheid ge
sproken heeft, mogen de personen die volle
dige vergoeding ontvangen hebben, er zich
aan verwachten een vijfde dezer vergoeding
terug te moeten betalen.
Ziedaar, Mijne Heeren, hoe men het wil
aan boord leggen. Ik vestig de aandacht der
Kamer op den toestand der gemoederen in de
bedreigde gewesten. De gansche bevolking,
zoowel bijzonderen als overheden, is vast
besloten alle krachtdadige (uitroepingen) wet
telijke (.4 h A h links) middelen aan te wen
den om voldoening te bekomen.
Gezien de omstandigheden, en met de hoop
de gemoederen tot bedaren te brengen, vraag
ik aan de Regeering het gedeelte harer ver
klaring, dat verband houdt met de oorlogs-
Agents Concessionnaires Garage
schadevergoedingen, nader te willen bepa en.
De achtbare Eerste Minister heeft op stel
lige wijze verklaard Het grondbegrip van
’s Lands solidariteit, ten aanzien van de
rechtstreeksche, stoffelijke schade veroor-
zaakt door den oorlog, zal krachtdadig ge-
handhaafd worden. Aan het grondbegrip
der gelijkheid van al de burgers zal geen
afbreuk gedaan worden.
Beteekent zulks dat de omzendbrieven van
28 Januari, 1 en 6 Februari doodeenvoudig
zullen uitgetrokken worden
Of wil dit, integendeel, zeggen dat men de
solidariteit zal begrijpen zooals men ze in de
ministerieele verklaring van 20 Februari en
in de omzendbrieven begrepen heeft
Ik heb het recht dat te weten, en zoo ik het
vraag, doe ik het om de wille van de open
bare rust, want men kan de gevolgen niet
overzien waarop de thans reeds heerschende
misnoegdheid zou kunnen uitloopen. Ik ver
klaar, in alle geval, dat indien de Regeering
onze woorden in den wind slaat, de beruchte
omzendbrieven niet intrekt, en de eerlijke
toepassing der wetten op de oorlogsschade-
vergoedingen niet verzekert, ik haar mijnen
steun niet langer wil verleenen. Het is voor
mij een plicht eerbied te eischen voor het
erkende recht en voor de beslissingen, die
rechtskracht bezitten, alsmede de handhaving
te vragen van de wettelijke bepalingen op de
schadevergoedingen.
Ik vertrouw op de Regeering om te dien
opzichte voldoening te bekomen.
Antwoord van den heer Minister
van Economische Zaken
De heer Minister. Ik wil het bijzonder
punt, dat de achtbare heer Bi’YL aangeroerd
heeft, kort en bondig beantwoorden.
Ik ben van oordeel dat de verklaring van
den heer Eersten Minister met meer welwil
lendheid diende opgevat dan ik gevonden heb
in de rede welke wij zooeven gehoord hebben.
Tijdens de bespreking,welke daags vóór de
ministerieele krisis plaats gegrepen heeft, had
ik, met instemming van den Eersten Minister,
de inzichten der Regeering reeds uiteengezet.
De zooeven voorgelezen ministerieele ver
klaring moest volstaan om de schroomvallig-
sten gerust te stellen.
Wat betreft het voorval der omzendbrieven,
ziehier de gansche toedracht der zaak
Wij hebben het in de Kamer niet onder
banken gestoken dat een nauwgezet onder
zoek gaande was om vast te stellen welke
vergoedingen zonder gevaar voor s Lands
herstel in titels kunnen betaald worden. Al
wat niet onmiddellijk moet l>esteed worden
aan het herstel van noodwendige zaken moet
niet in baar geld betaald worden. Integen
deel, niets van al hetgeen noodzakelijk is,
mag uitgesteld worden, en ik herhaal het, met
de woorden van den Eersten Minister wij zul
len voortgaan met het herstel van haard, hof
stede, werkhuis en werkalm te bevorderen.
Bij den aan vang van het onderzoek, dat ons
moet in staat stellen uit te maken welke be
talingen bij middel van titels mogen geschie
den, zooals de wet ons daartoe het recht
geeft, hebben wij het gebied der studiën af
gebakend en voor enkele dagen de betaling
in baar geld geschorst van zekere schadever
goedingen welke bijzonderlijk aan het onder
zoek onderworpen waren. Dit was een maxi
mum meer kon er, o. i. niet te l>erde gebracht
worden, en de bedoelde omzendbrieven moes
ten geen ruchtbaarheid verkrT^
daar zij alleen voor doel hadde86"
van het nieuw onderzoek te bepa?1
zins een eindoplossing moestenV"’
Het ging alleen om tijd te win""^0, I
uit te maken welke betalingen""6? en
mogen en moeten blijven geschied
af, kan ik aan het achtbaar lid verz.n'Vaan«
zoodra de eerste studie geeindig, 1 dit'
volledige betaling der vernielde hu
vat werd. 1Zen her.
Wij hebben daarom
niet gewacht.
Wij Sullen onze studiën voortzetten I
zullen aldus de schade bepalen d' I
middellijk herbeleg vergt, of’waarwI
geteisterde gemakkelijk aan kredieten f I
komen, en zulkdanige schade zullen wf I
titels vergoeden. Overigens, zullen wijnieu^ I
vormen voorbereiden welke de uitkeert
zullen vergemakkelijken, zooals inde mL J
terieele verklaring betoogd. In alle geval'b^
ik van meening dat iedereen het moeteed
zijn om te bekennen dat het hoogst weasclT
lijk is enkel in baar geld te betalen wat dj
geteisterden noodig hebben om zich te her-
stellen. Deze studie zal voortgezet worden en
de belanghebbenden zullen zelf tot hetbjsef
komen dat de Regeering niets doet dat on-
redelijk is, en dat de maatregelen, welke wij
treffen, ons vooral ingegeven worden doorbet
welbegrepen belang der geteisterden zelven.
Op het bepaalde stuk der in opbouw zijnde
huizen, kan ik dus bevestigen dat de uitbe
taling hervat werd. Men heeft moeten vast
stellen dat het volstrekt onmogelijk was den
geteisterde te dwingen het vijfde te vinden
van de waarde van het herstelde huis, het
geen, in vele gevallen, gelijk staat met de
waarde in 1914. Voor het overige, ben ik er
van overtuigd dat onze studiën tot een prak
tisch besluit zullen komen hetgeen wij in
onze ministerieele verklaring beoogen, zullen
wij verwezenlijken met gewetensvolle be
zorgdheid zullen wij voortgran met arn de
geteisterden te verschaffen wat zij voor het
herstel van hun geheel of gedeeltelijk ver
nielde have noodig hebben.
ip nii
Catalogue et démonsirAtlcris grata lis sur dW*^'
Demandez aux propriétaires d’une automobile
Citroen, cequ’ils en pensent D
I