I Caisse Commerdale rle Roulers j l Tijdperk van 18 lof 25 Mei5,75 's jsars j Voorheen G. DE LAERE C° j HALFFWAAMDELIJKSOHE REKENINGEN Ypersche Oudheidkundige Kroniek De Legende van St-Maartenskerk (Vervolg) Wat is die legende weerd Dat men hare schoone bloemen en lintjes afdoe, haar bepereld kermiskleed afstroppe, haren bepluimden hoed afneme, en haar op haar wekedaagsche kleede 't is te zeggen, dat men haar bezie in de eenvoudigheid ende rechtzinnigheid die onder dat bedriegelijke uitwendige gedoken zijn. Daar zullen wij een vasten grond vinden, en, is het ons onmoge lijk, bij gebrek aan oude geloofweerdige ge tuigenissen, alles klaar te trekken en t'huis te wijzen, toch zullen wij eenige geschiedkundige daadzaken mogen aanstippen. Wat eerst in de oogen valt bij 't lezen der legende, is de rol van die twee edellieden die, uitgeput van middels om hunne studiën te Parijs voort te doen, langs Yper, voor den naasten weg, naar Schotland zijn te wege weder te keeren daarbij, hun geest is zoo danig doordronken van boekegeleerdheid, dat zij henzei ven boven de burgerie stellen, en de eerlijke ambachtslieden en neringdoeners van te gemeenen stand achten om bij hen de gast vrijheid te vragen. Die een weinig verrepeizend is, zal bij zijn zeiven zeggen daar moeten reeds vóór de j aren 1200 zekere betrekkingen bestaan hebben in zake van scholen tusschen Yper en Parijs. Aanveerden wij, eenen oogenblik, dat Guiber- tus ons hierin waarheid geeft, en dat het in derdaad twee Schotlanders waren, die in dien armtierigen staat te Yper aankwamen maar zij kwamen van een' soorte te kort, en 't beste dat zij te doen hadden, was den recht- sten weg den gereedsten te nemen om te eer der t'huis te geraken en nieuwen voorraad op te doen. Langs Yper gaan, was voor hen een groote omweg Iets anders zou hen hier moe ten aangetrokken hebben. Wij weten met zekerheid dat dehoogeschool van Parijs reeds bloeiend was in de jaren 1100, en hare inrichting klemt zoo hooge op dat men er 't begin niet van en vindt. Bijna al de Ypersche klerken hadden daar hunne hoogere studiën gedaan. Van een anderen kant, de geest van ver broedering en onderlingen bijstand, van over ouds in 't herte van den vlaming geworteld, bracht te Yper de gilde der scholieren van Parijs te weeg. Deze eigenaardige instelling, zal eens, hopen wij, in 't lange behandeld zijn. Voor nu, zij het genoeg te bestatigen dat, krachtens eene bepaling van de standregels der gilde, de ambachtslieden geen deel moch ten nemen aan de uitdeelingen van het broe derschap (1). Dit bestond eerst en vooral uit mannen die gedurende een jaar of gedurende twee winters de hoogeschool van Parijs of van eene andere stad hadden bijgewoond. Het doel der gilde was, bij middel van gemeene gebeden en godsdienstoefeningen malkaar bij te staan voor de zielezaligheid. Ter kerke waren de gildebroeders verplicht een bezonder kleedsel te dragen zooals zij te Parijs droegen (2). Door deze kleene bezonderheden is reeds te bemerken dat er tusschen de jonge scholieren van Schotland er onze gilde zekere overeen komst bestaat die wij moeten trachten nader te bepalen. De legende, zooals wij gezien hebben, wierd opgezonden omtrent 't jaar 1200. Be stond de p'lde der scholieren toen reeds te Yper Als wettige instelling door de overheid erkend, beschermd en bekrachtigd Wij meenen van neen maar wel in der daad, als onderliuge verbroedering tusschen klerhen en priesters die malkaar hadden leeren kennen op de hoogeschool, en, naderhand te Yper gevestigd, voort wilden in nauwe vriendschap leven. In de oudste standregels der gilde, zooals zij voorgeschreven en onderhouden waren vóór hunne bekrachtiging van i33l, staat er uitdrukkelijk dat het sedert lange ja ren is dat zij bestond (1). Niets natuurlijker onder mannen van één slach. En de twee jonge scholieren, die langs hier kwamen afgedoold, waren zij inderdaad af komstig van Schotland en hier bijna blinde lings en toevallig aangekomen Dat het Yperlingen waren, gelooven wij niet, maar wel vreemde klerken die de bisschop van Terenburg hier zond als hij de abdie van St-Maarten inrichtte. De inbeelding van't volk heeft er Schotten in gezien, of de kanoniken, om aan de zake een ander aangezicht te ge ven, hebben er Schotten van gemaakt, met reden of ten ongelijke (2). Wat er ook van weze, daar zijn geloofbare stukken, die bewijzen dat er in 't begin van de jaren 1100 te Yper een groote verandering ge beurde voor 't gene de regeltucht der geeste lijkheid betrof. Daaruit is er te vernemen dat er vóór dien tijd te Yper ten minste ééne kerk bestond, bediend door wereldlijke priesters of kanoniken. Dat deze kerkdienaren, zoowel als hun bisschop, besmet waren met geldzucht en gierigheid, zooals de legende uitdrukkelijk zegt, blijkt ook uit dezelve oorkonden. Immers Geeraard, bisschop van Terenburg, omdat hij met die plaag aangedaan was, verkocht de Ypersche kerk met al haar inkomen aam de wereldlijke kanoniken die ze bedienden en deze konden zulken grooten aanslag niet doen, zonder de noodige middels ten hatelijkste mogelijk om niets meer te zeggen bijeen vergaard te hebben in eenen tijd dat het geld zeldzaam en het inkomen der kerken betrek kelijk kleen was. Deze verkooping had bisschop Geeraard gedaan na het concilie van Nimes, dat plaats had in Juli 1096 Geeraard wierd daarom af gezet van zijn bisschoppelijk ambt door paus Urbaan II, die stierf den 29 Juli 1099. Intus- schentijd was Jan van Waasten aan Geeraard als bisschop van Terenburg opgevolgd. Deze wrocht ieverigom de talrijke misbruiken onder de geestelijkheid van zijn bisdom uit te roeien, en bekwam van paus Pascal II de toelating dat Lambrecht, bisschop van Atrecht, de zake der simonische priesters van Yper zou onder zoeken en oordeelen. Lambrecht daagde Baldewijn, Yperschen geestelijke, wedergekeerd van Roomen, om met zijne medebroeders den 11 Januari 1101 voor hem te verschijnen al de Ypersche geestelijken waren er, uitgenomen één maar zij hadden wantrouwen in het oordeel van bisschop Lambrecht en de zijner. Toch wier den zij verwezen, en, op bevel van den paus, zette de bisschop van Terenburg hen af. Daarna hield hij de kerke eenigen tijd voor zijn gebruik, met het inzicht van ze te schik ken tot den heiligen dienst Gods, maar stelde de uitvoering van zijn ontwerp eenigen tijduit. 'T en was maar op het herhaald aandringen van eenige goede Yperlingen, hem aanwakke rende deze uitvoering te verhaasten, dat de bisschop, ten jare 1102, zelf in persoone kwam, vergezeld van zekeren Geeraard, te vooren kanonik te Kamerijk, dien de Yperlin gen eenpariglijk voor herder der kerke vroe gen 't gene hij toestond en Geeraard ook aanveerdde. Jan van Waasten gaf hem dan het bestier over St Maartens kerke, dewelke hij benevens St Pieters kerke en andere afhankelijkheden, ten oorbore van aldaar aankomende Augus tijner moniken, van alle lasten vrij miek (ifl October 1102). De abt Geeraard leafde nog 16 jaar, in gezelschap van kanonik Jan Colle- medius twee andere kanoniken, Alquerus en Willem/beiden waarschijnlijk afkomstig van Yper of van de omstreken, leefden daar ook en hadden zelfs bij hun profes (vóór 1104) de nieuwe abdie begiftigd (l). Hetgene hier zooeven gezeid is van de in richting der abdie, is geschiedenis, gesteund op geloofbare getuigenissen maar 't wordt kort verhaald (2), en doet ons meer als ééne vraag stellen, terwijl wij aan de legende denken. Hoe komt het dat er, vóór het bestaan der abdie, in de echte oorkonden maar sprake en is van ééne kerke te Yper ecclesia Yprensis) En dat er bij 't aanstellen van den abt Gee raard gesproken is van zijn gebied over twee kerken, St Maartens en St Pieters Waarom heeft de bisschop gewacht van alles in orde te stellen te Yper, hij die zoo wrocht om alle misbruiken uit te roeien (3) De tusschen- komst van de goede lieden van Yper die den bisschop bewilligen om een einde aan de moei lijkheden te stellen, laat zij niet verstaan dat de prelaat eenigen tijd niet wist wat gedaan (of naar iets wachtte En die goede lieden, zijn het de begiftigers en weldoeners niet van de nieuwingerichte kerk St Pieters kerk be staat men spreekt van hare begiftiging niet voor St Maartens, zou men zeggen, is alles nieuwelijks bijgekomen en gegeven. Zou hier de grond van de legende waar zijn Zou St Pieters kerk (eertijds aan St Maarten toegewijd door de schuld van de kanoniken haren rang verloren hebben, en zou intusschentijd de nieuwe St Maartens kerk begiftigd en opgebouwd zijn in den meersch (4)», dank bezonderlijk aan de mildadigheid van den rijken Yperling en aan het werk van de twee jonge klerken, zooals de legende zegt? Is het ook waar dat St Pieters kerk omtrent dien tijd toevallig afbrandde en de gierige geestelijken alzoo buiten state vielen hunne werking tegen St Maartens te volhouden ('t Vervolgt). j Rangesïoten bij de BRMQUB DE BRU^ELLEj (Kapitaal 200.000.000 - Reservefonds 94 440.000) l Rekeüingeri maanden 5,75 p. h. 1 jaat p. h. V (1) tiam resec.amus exerccntes opera mechanica a dis- tributiohibus recipiendis. Koninki. bibliotheek te Brussel Ms. 184311 f 2, v«. (2) De menigvuldige betrekkingen der geleerde Yperlin- gen met Parijs kunnen misschien tot sle»itei dienen om uit te.leggen hoe de oude standregels der Ypersche nërmgen en ambachten zoowel op deze van Parijs trekker. (1) ...pront est apud nos a diuturnis teraporibus usita- tum... (Konink. bibliotheek, Brussel, Hs. 18136 f° 5). (2) Het is bewezen dat de Schotten te Yper in de middel eeuwen t'huis waren, namentlijk door den schottenhoek, eene plaats in deze stad gelegen tusschen de Boterstraat en de Statiestraat. (1) Naar. Dom. Boucqukt, Recueil des historiens des Gaules et de la France, xv. blz. 192-193. Feys et Nélis, Les cartulaires de la prévöté de St Martin a Ypres. Esquisse historique, bl. 2-4, 1, blz. 1-2. (2) Jacob de Meyer voegt ei bij dat Geeraard aan 't hoofd gesteld zijnde van St Maartens en St Pi eters kerke, aanstonds 'een klooster bouwde in den Meersch en er kanoniken in trok, die volgens St Angnstijns régel leefden. -- Men zou halvelinge peizen dat Meyer iets van de legende gehoord of gelezen had. (3) Volgens den zeiven Meyer wierd de abdie van St Maartens begonnen ten jare 1099, met de hulp van bis schop Jan. (4) Dit is de naam van overouds gegeven aan eenen wijk te Yper, dicht tegen en recht over de endeldeure van St Maartens kerk gelegen. I jay D

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche (1925-1929) | 1926 | | pagina 3