OUD - VLAANDEREN Cercle Philatélique d'Ypres ©südSisicg&MrtcSigie KronSek naar VICTOR FRIS (Vervolg) De Uitwijking Omstreeks i55o mocht men de bevolking van het graafschap op meer dan éen millioen inwoners schatten. Een hoog cijfer voor dit tijdperk. Dan komt de burgeroorlog. Wie zal er de massa tellen dergenen die van i567 tot i586 naar Engeland, naar Duitschland en vooral naar de noordelijke Provinciën, waar van zij de grootheid vestigden, uitweken? Wie somt er de düizenden op die sedert de komst van Alva tot de overgave van Antwer pen in dien feilen strijd omkwamen Gansche dorpen, zelfs kleine steden werden schier ontvolkt voorjaren doch dank zij de vrucht baarheid van ons ras, bevolkten zij zich alweer gedurende het Bestand. Het vrouwelijke ge slacht schijnt de mannelijke kunne, in getal overtroffen te hebben wij meenen daarvan een bewijs te vinden in de meerderheid, zoo niet in getal dan toch in bevolking, der vrouwelijke kloosters, waarschijnlijk als afleidend middel voor de oplossing van dit maatschappelijk vraagstuk. De eerste Stand Zoo men weet was de bevolking in diie klassen verdeeid. De geestelijkheid vormde den eersten stand. Vei slapt en lel beklapt tijdens Keizer Karei en Margareta van Parma, was zij, gedurende de volgende eeuw, vol komen in opzicht van zeden als van samen stelling veranderd. Ook was haar invloed buitengewoon gestegen sedert de katholieke tegenhervorming. De geestelijken bleven ont slegemvan belastingen, inden de tienden, be zaten bijzondere rechtbanken. Door zijn talrijkheid, zijne rijkdommen, zijn aanzien was de geestelijke stand in Vlaanderen opper machtig. Sedert het einde der XVIde eeuw waren nu Gent, Brugge en Yper, evenals Doornik, de zetels van een bisdom. Boven alles bevoorrecht, was de geestelijkheid de stevigste pilaar van den Staat die haar uit alle krachten ondersteunde de ade', waar onder gewoonlijk hare hoogste waardigheid bekleeders gekozen werden, en nog meer de hooge burgerij waren haar ten zeerste ge negen en het kleine volk, tot eene geregelde en stipte vroomheid teruggebracht, betoonde aan zijne weldoeners en vertroosters, de geestelijken, de grootste toewijding. De in stelling der seminariën, het houden van synoden hadden geleerde priesteis en theolo ganten te voorschijn geroepen, die op hunne beurt de catechismus onderwezen en in hunne sermoenen de geloovigen stichtten en een suur en index lieten toe op de rechtgeloovig- heid te waken. Ongelukkig leefde de lagere geestelijkheid, nl. de menigte der buiten pastoors die men met m:er moeite aanwierf, op zeer bekrompen wijze en moest dikwerf uit de hand harer parochianen eten. Doch de grootste kracht van dien stand berustte op de reguliere geestelijkheid. Al dadelijk hadden verscheidene kloosterorden hunnen regel verbeterd, zooals de Minder broeders die Recollecten geworden, en vele Zwarte Zusters, die in Conceptionnisten ver anderd waren. De Aartshertogen hadden de Annon.ciaten en de Theresianen doen over komen later kwamen nog de Ursulijnen, die zich insgelijks met; de opvoeding der meisjes bezig hielden. De Jezuiten vooral speelden eene over wegende rol in 't begin der XVIIde eeuw. Hun bijval, de gunst die zij genoten, verwekte den naijver der andere orden zoo stelden de Augustijnen zich als mededingers aan tegen hunne collegies, die zich het middelbaar onderwijs uitsluitend wilden toeeigenen. Overal vermenigvuldigt de Sociëteit van Jezus die eigenaardige barokkerken, waarvan de styl ztlfs naar hen genoemd werd, met hunne attische verdieping, krulvormige sieraden en eigenaardige gevelvlakken. Wat zij doen voor de opvoeding der middenklassen, dat doen de Capucijnen en de Carmelieten voor de lagere klassen, bij wie ze de rol der middel- eeuwsche bedelorden overnemen. Men weet dat vóór de godsdienstige be roerten, de meeste abdijen zich op het platte land bevonden. Doch sinds i585 kwamen de kloosterlingen zich binnen de steden ver schuilen, waar zij voor een spotprijs de goederen der vluchtelingen en bannelingen konden aankoopen. Het aantal kloosters werd binnen de steden zoo groot, dat sedert 1620 men hunne uitbreiding moest beperken en de vestiging van nieuwe orden verbood. De Adel De tweede stand, de adel, die in de XVid eeuw het teeken tot den opstand tegen Spanje gegeven had, speelde honderd jaar later nog slechts eene ondergeschikte rol, ondanks de ronkende titels waarmede zekere edelen pronkten, 't Was uit met de heerschappij dizer grootmeesters die nog ten tijde van Maria van Hongaiije en Margaieta van Parma aan het hof een vorstelijken trein voerden Zeker somt de geslacht- en wapenkundige Philips de L'Espinoy in i63o nog zeventien Vlaamsche burggraven, vier en twintig baan derheeren en twee-en zestig dorpsheeren op; maar deze titels hadden evenveel aan belang als de goederen aan waarde verloren. Daarbij had de adel het recht verloren in de Staten van Vlaanderen te zetelen. Het ergste was dat talrijke edelen zich in Spaan- schen dienst verarmd hadden. Niettemin be hield de groote adel, benevens de vrijstelling van belasting en de voorrechten op rechtsge bied, nog zeer uitgestrekte domeinen ver scheidene hunner bezaten zelfs één of meer dorpen. Voor 't overige beheerschte de leen roerigheid nog volkomen het regiem van den eigendom recht van eerstgeboorte, recht van onderferstelling, recht van familiebenadering. Behalve de inkomsten hunner erfdomeinen, bestuurd door rentmeesters of verhuurd aan pachters, en buiten de justitierechten welke zij op hunne goederen uitoefenden hieven de heeren soms ettelijke lasten op hunne laten en hoorigen, als de banheerlijkheid op oven of gemaal. De kleine adel, ten onder gebracht door de economische crisis, doch, die aan zijnen rang door handels- of landbouwbedrijf, niet wilde te kort komen had zich in 't leger verschuild verscheidene onzer edelen onderscheidden zich in Duitschland gedurende den Dertig jarigen oorlog. Door dit verval of die uitwij king hunner eigenaars, vielen talrijke kasteel, n in puin andere met hun domein door ver rijkte burgers of nieuw geadelden aangekocht, werden hersteld of vervangen door die mooie lusthuizen waarmede kanunnik Sanderus zijn Verheerlijkt Vlaenderen opgeluisterd heeft. Sedert de XVe eeuw had zich inderdaad een nieuwe adel gevormd, de getabberden die zich eenzijds aan de oude stedelijke poor- terij en anderzijds aan de nieuwe, door den handel verrijkte kapitalisten vastknoopte al vroeg had de adel van den tabbaard zich met den leenadel door geldhuwelijken vermaag schapt en dank zij zijnen rijkdom, had hij zich het alleenbezit verzekerd der rechterlijke en financieele ambten, die als erfelijk in zijne handen verbleven. Een groot aantal dezer werd geadeld door de Spaansche vorsten, wier altijd ledige schat kist in deze benoeming overvloedige inkom sten vond. Onder den klein-adel en de getabberden koos de Staat zeer dikwerf de raadslieden van den Raad van Vlaanderen,- het hooge Ge rechtshof dat te Gent zetelde, en w-aarvan de voorzitter sinds de afschaffing van het ambt van stedehouder de hoogere hand over het graafschap bezat. Tot dezen stand behoorden ook meest alle de financielieden van de Reken kamer te Rijsel en de baljuws der s eden en kastelnijen. gr°°te In de Staten van Vlaanderen, laatste blijfsel van de deelneming van 't algeme °Ver' het bewind, zetelden nevens de bisscho1 d z. de drie groote steden Gent, Brif^ aan PPen en abten, de afgevaardigden der Vier T T Yper, met de leenroerige kastelnij van^R sche Vrije. Zoo was in hunnen schoot slechf zaten er de burgerij der groote steden vertegenw digd. Sedert 't. begin der XVIIe eeuw beza^^ noch de kleine steden, noch het platte land mandatarissen. Immers, sedert de jarenlange verwoest] van den buiten tijdens dsn godsdienstoor]? telde de landbouwersklas hoe langer ho' minder in Vlaanderen. Laat van een leenheer, van eene abdij 0f van een liefdadigheidsgesticht, of pachter Van eenige rijke instelling of van een gr00t. eigenaar, moest de reeds zwaarbelaste boer nog de heerlijke rechten en het huis en hoofd- geld betalen, zonder te gewagen van de voortdurende oorl-ogsopeischingen. Deze klas die tijdens de eerste helft der XVIe eeuw een zekeren voorspoed gekend had, was i 1 't volgende tijdperk in nooddruft verzonken. Doch dank zij de nieuwe land- bouw^telsels, de bemesting en den wissel bouw, en vooral dank zij de landelijke weef. nijverheid, gelukte de akkerman erin, ten koste van ongemeenen arbeid en heldhaftig! ontberingen, gedurende het Bestand een mid- delmatigen wt lstand te heroveren. Doch niets meer want in dit overbevolkt land, warende landerijen te klein en te zeer verbrokkeld om den uitbater te kunnen verrijker. Om te besluiten in deze streek van steden, was het de burgerij, boven de boeren end bevoorrechte standen, die nog altijd een bijzonder belang aanbood. Wel is waar zon men kunnen onderscheiden tusschen den bur gerstand der groote en dien der kleine steden, alhoewel deze benamingen slechts betrekkelijk zijn. Wordt voortgezet). Zondag 13 November, in het Hotel Con tinental, om 4 uren nanoen, Maandelijhchea verplichtende Vergadering voor de leden. GROOTE TOMBOLA. Op deze vergadering zal het bedrag voor het jaar 1928 ontvangen worden. Dimanche 13 Novembre, a 1'Hotel Con tinental, a 16 heures, Réunion Mensuelle obli gatoire. GRANDE TOMBOLA. On recevra les cotisations pourl'année 19$ Cöt@ 60 Nous sommes heureux de porter a la con- naissance du public que le montant des parts abandonnées qar Monsieur G. Wolley au profit des Invalides de la Guerre et de Is Commission d'Assistance publique de Zi e beke et provenant de la perception d un r01 de passage pour un chemin privé pres cóte 60, s'élève pour les mois de juin, juD aoüt et septembre, a la somme de i3.8gg-7 Tant au nom de l'CEuvre Nationale des Invalides de la Guerre qu'au nom de c0® mune de Zillebeke, nous remercions cor ment M. Wolley pour l'heureuse 'n'tiatlje qu'il a prise et le beau geste qu'il a eU nous abandonner la plus grande Partie recettes. je Les subsides de l'Etat étant réduits grace a tinuer venir en aide aux invalides nécessiteu soulager ainsi bien des misères. Pour le Comité d'Arrondissemen l'O. N. I. G. J. Vander Mersch. R fortes proportions nous pourrons, a cette généreuse intervention, con clincke^ilL rt- A A n ct Arl cit-. l] Le Secrétaire-Trésorier, Le président-

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche (1925-1929) | 1927 | | pagina 4