YPER en ARRONDISSEMENT.
[en woordje tot de katholieke Jonkheid
Belachelijk.
Vakonderwijs-
Handwerkonderwijs.
Over Persoonlijkheid.
ben van 475 fr. en wacht hij tot aan 70
jaar, van 850 franken.
Hij zou daarenboven voor zijne vrouw
of erfgenamen een spaarpotje weggelegd
hebben van 1,400 fr. aan 65 jaar, of van
1,540 fr. aan 70 jaar; of zelf aan dien ou
derdom een groot deel er van kunnen
ontvangen.
Volgens 't liberaal stelsel, leggen ja,
maar weêretrekken, niet!
Daar is 't verschil!
('t vervolgt.)
Wat beteekenen die twee woorden
Men is het niet eens over die beteeke-
nis, of die deze woorden gebruiken heb
ben over hunne beteekenis een nog onbe
paald en onvast gedacht.
In Engeland kregen die benamingen
Technical instruction—Manaal instruction
eene ^ettelijk-bepaalde beteekenis.
TECHNISCHONDËRWI.JS. - Daardoor
verstaat men het onderwijs der algemeene
wetenschap- en kunstprinciepen toepas
selijk op het ambacht. Ook het onderricht
der toepassing zelf van de bijzondere we
tenschap- en kunstbegrippen op bepaalde
ambachten en vakken.
Dus niet het praktisch onderricht van
een of ander ambacht maar wel kunst- en
wetenschap onderricht en alle onderricht
(b. v. moderne talen, handelskennissen,
landbouwbegrippen... enz...) noodig voor
het vormen van een goed ambachtsman.
Dit volgende nu tot verder inlichting: Het
theoretische vakonderwijs worden toelagen
geschonken door het Department of Science
and Art op voorwaarde dat de onderwijs
methode goedgekeurd weze door dit mi
nisterie volgens een programma in het
Parlement neergelegd, en zoo in voege
gebracht worde dat de plaatselijke over
heid die methode verechtveerdige als ver-
eischt door de omstandigheden eigen aan
het district of de provincie.
HANDWERKONDERWIJS - Dat be-
teekent 'een onderwijs over het gebruik
van de werktuigen, de landbouwprocédés
het modeleeren der kleiaarde, het bewer
ken van hout of eenige andere stof. Hier
dus is er spraak van praktisch onderricht.
Die benaming technical instruction en
manual instruction werden reeds vastge
steld in 1889 door de Technical Instruction
Ha'volmaakt en gewettigd in 1891 door een
nieuwe wet, die wel bepaald dat de
Technical Education of het vakonder-
richt twee punten bevat, nl. de technical
instruction of het wetenschappelijk onder
wijs en de manual instruction of het
handwerkonderwijs.
Van die engelsche regeling van het
onderricht zullen we onthouden
lo) dat de engelsche wet het prin
ciep verechtveerdigt dat een ambacht niet
kan geleerd worden óf uitsluitelijk op eene
school van theoretisch onderwijs óf uit
sluitelijk op het werkhuis waar alleen
praktische opleiding gevonden w ordt....dus
dat een ambacht geleerd wordt binst den
leertijd op eeneberoepschoo! waar theore
tisch met praktisch onderwijs samen gaat.
Ten anderen dat is traditie in Engeland:
nooit hebben de nijveraars willen afwijken
van het oude -princiep de leertijd in
stand houden.
2°) Nog onthouden wij dat de
engelsche wet de rol bekrachtigt welke
de kunst vervullen moet in het ambacht.
Daarom wordt het kunstonderwijs even
bevoordeeligd als het technisch onderwijs.
In België staat het vakonderricht nog zoo
hoog niet zoc op theoretisch als op prak
tisch gebied. Het belgisch regime komt toch
overeen met het engelsch: gesubsidieerde
vrijheid, initiatief der particulieren of plaat
selijke besturen aangemoedigd door het
middenbestuur. Zelfde grondslag dus in
beide landen waarop het vakonderricht be
rustend is. Maar groot verschil is er nog
onder beide landen voor wat het gedacht
en de opvatting der organisatie betreft.
Welnu alles is daarin gelegen. België doet
toch vooruitgang, en die vooruitgang zal
tot de volmaaktheid geraken zoolang er
vrede en ruste is in het land....dat is zoo
lang het katholiek Gouvernement aan 't
hoofd blijft. Yperling.
Uit de Openingsrede, uitgesproken bij
den aanvang van den 12e» jaargang van
de Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluit-
breiding te Antwei;pen, door advokaat Ar
thur De VosOver Persoonlijkheid.
Ik zou eventjes willen aanrakende
innerlijke zelfstandigheid (of persoonlijk
heid) in zake godsdienstgedachten. Want
't is, toch daarnaar dat altoos min of meer
het gansche doen en laten van den mensch
zich keert. 't Is de kern waaruit ons wil
len en handelen opschiet, met dezelfde
noodzakelijkheid als de bloem uit den
zaadkorrel.
Wenu, al steunen wij, katholieken, onze
christene overtuiging op het geloof, toch
zal onze rede, ons niet alleen helpen om
ons tot het geloof te leiden, maar zal zij
zelf ons godsdienstleven, uit het geloof
ontsproten, versterken en ontwikkelen.
Onlangs las ik in eenen oproep, gedaan
aan de heeren onzer patronaten, en con
gregatiën, de volgende krachtige taal, die
mij en U verheugen moet, omdat wij
hierin schoon aangeduid zien den weg,
dien wij, katholieken, moeten bewandelen.
Het is de voornaamste plicht der jon
gelingspatronaten, zoo las ik, de gods
dienstgedachte op levende wijze, vast en
diep in het hert der jeugd te planten. De
jongelingen moeten dieperen godsdienst
zin grootere zelfstandigheid bezitten,
zooniet worden zij toch vroeg of laat
medegesleept door ongeregeld zinsgenot
of lage volksvermaken.
De taak is moeilijk, en daarom schrikt
menigeen hiervoor terug, en vergenoegt
zicht, in plaats van een diep bewustzijn
van den godsdienst in de jeugd te ont
wikkelen, deze sléchts gewoon te maken
aan stelselmatige kerkelijke gebruiken. Zul
ke gebruiken alleen vormen geen karakter,
geene persoonlijkheid. Zij hebben slechts
dan werkelijke weerde, wanneer met hen
het dieper leven van onzen godsdienst
gepaard gaat. Een uitsluitend uitwendige
gewoonte levert op zijn best menschen die
misschien hunne opgelegde plichten gewe
tensvol kwijten, maar die buiten in't leven
weinig of niets beduidén.
En dan verder hoe juist gezeid
De jongeling mag niet in de wereld
staan in vernepen vestjes van stelselmatige
kennis zijner plichten en oefeningen. Hij
moet vooral voelen wat zalig genot het is
christen te zijn; hij moet voelen wat Chris
tus is en hoe diep en vast Hij in en buiten
ons werkt.
En als ik dat gelezen had, dan herdacht
ik de machtige stuwingen op dien weg des
tijds gegeven, als wij nog studenten waren,
als wanneer bij voorbeeld, ter hoogeschool,
Pater Rutten, in zijne kranige taal ons
sprak over de Wetenschap des Levens en
van ons wilde maken stevige kloeke tak
ken spruitende uit den stam die Christus is.
't Is dat zaad, gestrooid sinds weinige
jaren in onze katholieke jeugd, vooral in
onze vlaamsche katholieke jeugd, dat thans
aan 't ontkiemen is, en dat een heel nieuw
slach katholieken vormt, die misschien
uiterlijk meer vrijzinnig, maar zeker innig
meer christelijk zal zijn.
Als ik dat alles o.verwoog, dan herdacht
ik met ware voldoening de zedelijke lessen
welke Z. Eminentie, Mgr Mercier wist te
trekken uit het congres van Mechelen.
Na in eene onovertrefbare rede onder
zocht te hebben hoe we in eenen tijd leven,
dat de godsdienstzin en het zedelijke gevoel
langs alle kanten aangetast geraken, zoodat
bij de voortdurende miskenning van de
christelijke waarheden er waarlijk te vree
zen valt voor de maatschappij van morgen,
dan stelde de Kardinaal deze verschrikke
lijke vraag
Is dan waarlijk sinds eene eeuw de
godsdienstzin, het christelijk gevoel achter
uitgegaan
En met een blijkbare gerustheid ant
woordde hij
Misschien wel in uitbreiding, maar
zeker niet in intensiteit (innerlijke kracht).
En dat was ook de redding, zoo
meende die gezaghebbende kerkvoogd.
Gij, wier innerlijk leven nog niet ver
dord is, verbetert U zeiven, volmaakt U
zeiven, doorgrondt en beoefent in U de
eeuwige waarheden, leeft een innerlijk
christen leven, en gij helpt alzoo mede in
intensiteit de christelijke beginselen te
verspreiden.
Als we diep overtuigd, met onze rede
lijke natuur overtuigd geraakt zijn van
wat de Oneindige in onze natuur grifte
zullen wij dan ook, hoe wij wankelen op
den goeden weg, immer gevoelen wat wij
zijn moeten en immer in ons binnenste
trachten te vernieuwen een rechten geest.
En dan, als wij zoo geworden zijn, DAN
blijft er ons een hooger ideaal te bereiken
de leidsman te zijn van anderen als de
vloed die stijgt, zoo dringt dan de christe
lijke gedachte weer overal door, en wint
in uitbreiding wat ze begonnen is met te
winnen in intensiteit.
Hoor M. NOLF, ge zijt fijn belache
lijk!
Waarom?
Omdat gij beweert dat alle fransche
maatregelen tegenover de belgische werk
lieden en de belgische nijverheid genomen
zijn uit wrake voor de aanvallen der bel
gische katholieken tegen Frankrijk.
We vallen niemand aan, M. NOLF,
we zeggen de waarheid, ja er is vervol
ging in FrankrijkJa, het fransch gouver
nement voert oorlog tegen Kerk en Paus,
tegen geloof en God. We zullen er ver
der over spreken.
We vallen niemand aan, M. NOLF,
we werken voor het welzijn van onze
Franschmans.
En spijts u, en spijts uw bevriend fransch
gouvernement zullen, wij katholieken, pries
ters en leeken, altijd voort zorgen voor het
tijdelijk en geestelijk welzijn van onze
werklieden die gedwongen zijn in 'tfransche
te gaan werken.
Denk er over wat ge wilt. We werken
in 't voordeel van het volk;gij, in zijn na
deel. Het volk verstaat ons en is ons gene
gen; het volk heeft niets voor u li
beralen die het miskent en misprijst.
M. NOLF, zoudt ge niet kunnen zeggen
als 't waar is dat heel die hatelijke fran
sche comedie nopens toltariven en taksen
op werkloon, een gebakkleerd spel is in de
loge tusschen fransche en belgische frama-
soris, om, ter gelegenheid van de verkie
zing in België moeilijkheden te verwekken
tegen ons katholiek gouvernement? Zoo
dat uwe vrienden de belgischeframassons
wier ootmoedige dienstknecht ge zijt ook
schuld hebben in dien droevige statentwist
M. NOLF ge zijt fijn belachelijk!
Nog eens, waarom
We zullen het u wijs maken.
M. Frank is rijke liberale volksvertegen
woordiger van Antwerpen. Zijne affairens
roepen hem somtijds te Parijs. Hij is daar
geweest tijdens al die moeilijkheden over
douanerechten. En natuurlijk heeft hij uit
curieusheid het eene en het andere daaro
ver gevraagd aan zijne vrienden, de parij-
sche geuzen.
Hij beweert dat hij gaan spreken is in
'tvoordeel van debelgische werklieden ende
nijverheid., 't Is gemakkelijk om zeggen...
nu, nemen wij nog dat waar is... we zou
den willen weten wie meer invloed heeft:
een eenvoudige liberale volksvertegenwoor
diger of een katholieke minister van bui-
tenlandsche zaken en een katholieke mini
ster van financiën die alle twee hunne
plichten kennen en volbrengen. Of peist
misschien M. Frank dat hij reeds liberaal
minister is? Ja, hij! want hij schrijft gelijk
een minister briefkes naar zijne vrienden
de liberale volksvertegenwoordigers der
grens-arrondissementen... hij schrijft dat
hij veel gewrocht heeft voor het vereffe
nen der moeilijkheden en dat dank aan
zijn werking wij veel hoop mogen hebben.
Arme sukkelaar! hij heeft niets bekomen
M. NOLF heeft ook zulk briefke ontvan
gen omdat schrijft M. Frank hij weet
dat onze liberale representant de zaak ter
herte neemt...
Allons, M.NOLF, wees serieus, wat hebt
ge tot nu toe gedaan hoe nauw ligt die
zake u wel ter herte?
We weten maar al te wel dat ge er arm
zalige kiescomedie meêspeelt... maar wie
laat er zich nog foppen aan uwe kiespa-
rade
Een derde belachelijkheid.
M. NOLF, ge zijt gij de boezemvriend
nietwaar van M.Lorand, liberale volksver
tegenwoordiger van Virton, geus, framas-
son, en veel andere dingen nog. O'hebt
gij M. Lorand nog gevraagd om te Yper
meeting te geven.., ge zijt met M. Lorand
verdoolt op den weg naar M. de ministers'
cabinet om zoo gezegd de belangen te
gaan verdedigen der belgische werklieden
uit Frankrijk...
Eh wel M. NOLF, weet ge nog wat
M. Lorand geschreven heeft in zijn libe
raal blad Le Ralliement van 1 April 1906.
Luistert
De wetten in Frankrijk gestemd
zijn geene vervolgingswetten het
zijn vrijheidswetten
Dat is te dom opdat wij het een leugen