Het Ypersche Volk De Beemden. aan a ter dag, 29 Maart 1913 4. Beemd lang bloem De Beemdlanghloem is eene zeer goede grassoort, die veel en goed voedsel bevat. Zij ontwikkelt zich niet zeer vroeg in de Leute, doch groeit later sntl door. Alhoewel ook op drogen grond eene tamelijke goede opbrengst met dit gras wordt verkregen, houdt het toch meer van vocht dan van droogte en verdraagt beter dan andere grassoorten het staande water. 1. De Kropaar. 6. Ruwbeemdgras. g. Veldbeemdgras. 25 De opbrengst van het grasland staat onder den invloed van den aard van dén grond, van zijne vruchtbaarheid, van zijne toebereiding of bewer king", van den aard der gebruikte zaden en van het zaaien dezer zaden. Goede beemden kunnen maar aangelegd worden op goeden, vruchtbaren grond, welke rijkelijk van voedende bestanddeelen voorzien is. Daar het inwerken der minerale bestanddeelen, maar dege lijk kan geschieden, wanneer men den grond gereedlegt om tot beemd aangelegd te worden, zoo zal men vóór de zaaiing een rijken voorraad van voedende bestanddeelen invoeren. Benevens eene hoeveelheid stalmest van 50 tot 60.000 kg. per hectare, zal men 1000 tot 1500 kg. Thomas- phosphaten en 600 tot 800 kg. kaïniet inwerken. Daarna, bij het laatste eggen, nog een weinig superphosphaat en een 100 kg. chilinitraat, zoo zullen de jonge planten onmiddellijk de noodige stikstof te hunner beschikking vinden. De grond moet allerbest gereedgemaakt worden; vooral in dit geval is een slecht uitgevoerd werk onherstelbaar. Het beploegen, het reinigen en het verbrokke len van den grond mogen niets te wenschen over laten. Het vernielen der onkruiden is hier zoo nood zakelijk als op den akker, wil men de jonge gras zode niet zien verstikken onder de schadelijke gewassen, zooals liondsribbe of weegbree, renon- kelen, paardebloemen, enz. De lichte en fijne zaden moeten in een goed verbrokkelden en goed gezetten grond uitge strooid worden. Wij vestigen vooral de aandacht op de goede zaden; het vaagsel van den hooizolder, het zoo genaamd hooizaad mag geenszins gebruikt worden om een grasland aan te leggen. Men vergete niet dat de weide maar éénmaal wordt gezaaid en dat door het gtbruik van slechte zaden al de opbreng sten in gevaar gebracht worden. De aankoop van zaadmengsels kan niet aanbe volen worden beter is het de verschillende zaad soorten afzonderlijk te koopen en zelf het mengsel gereed te maken. In alle geval moet men de kiemkracht en de reinheid der zaden nauwkeurig onderzoeken, dit is eene voorzorg die men onder geen voorwendsel mag nalaten. Tusschen de vlinderbloemigen, die in het meng sel moeten voorkomen, noemen wij de purper klaver (1 tot 2 kg. per hectare), de witte klaver (2 tot 4 kg.) de bastaardklaver, vooral in boomgaar den, of de lupulien, hopperupsklavei (ongeveer 2 kg.) Doch door hunne veelvuldigheid hebben toch de grasplanten steeds het meeste belang en toch zijn ze minder gekend dan de vlinderbloemigen. Onder den algemeenen naam van gras verstaat men eene zeer groote verscheidenheid van goede en slechte gewassen. De landbouwer kan en moet al die verschillende grassoorten nietkennen, maar het zou toch wel gepast zijn, dat hij diegene wist te onderscheiden, welke vooral geschikt zijn om hem eene groote hoeveelheid goed hooi op te leveren. Veel beter dan de nauwkeurigste beschrijvingen zullen de afbeeldingen, die hier volgen, hem de goede variëteiten leeren kennen. Nu binnen kort onze graslanden weevin vollen' groei zullen staan, kunnen de landbouwers eens toezien, of ook de hierna afgebeelde goede soor ten in hunne weide voorkomen. 2. Weide-Vossenstaart. De Weidevossestaart is ook een bovengras, dat zeer vroeg bloeit en tot laat in den Herfst doorgroeit. Op frissche en overlommerde plaatsen kan deze grassoort nog zeer 'wel groeien en is daarom vooral gepast in de boomgaarden. Het gras is bijzonder voedzaam en wordt om die reden zoowel gezocht als om zijn vroegtijdigen groei. Men zaait van deze soort ongeveer 5 kg. per heet. Men moet deze grassoort niet verwisselen met duist of zwartgras, da.t ook eene soort vossesmait is, waarvan de, dieren echter niet veel houden, en voor onkruid mag aanzien worden. Weidevosse staart heeft veel gelijkenis- met thimothee, doch kan gemakkelijk daarvan onderscheiden worden. Daar de beemdlanghloem evenals kropaar nogal hard van stengel kan worden, moet men vóór het bloeien reeds maaien. Men zaait van deze sooi t 7 tot 8 kg, per hectare en in geen mengsel mag dit zaad ontbreken. Er bestaan verscheidene variëteiten dcch die, welke hier afgebeeld is, heeft de meeste waarde. Het Ruwbeemdgras gelijkt aan het voor gaande doch is daarvan gemakkei k te onder scheiden door de bleeker kleur der bladeren en ook door de bleekgroene pluimen, welke geen blauw of bruinachtige tint hebben. Het ruwbeemdgras is niet zoo vroeg als het veldbeemdgras, doch het past, beter voor afge maaide beemd n. Daar deze Variëteit zich zeer sterk ontwikkelt, moet het zaad niet al te overvloe dig in het mengsel voorkomen 5 kg. per hectare is voldoende. Deze grassoort kan aanbevolen worden voor bewaterde graslanden en voor boomgaarden. De Kropaar is een forsch bovengras, dat zich zeer vroeg in 't voorjaar ontwikkelt en tot vrij laat in den herfst doorgroeit, 't Levert veel op. De dikke halmen worden van 59 tot 130 centimeter lang. Zij worden spoedig hard en daarom mag, dit gras niet te dun staan. Het wordt ook wel tusschen de vreemde gras soorten, Engelsch raygrass, gezaaid, om het legeren te beletten. Voor de maaibeemden mag de hoeveelheid zaad van kropaar niet overdreven groot zijn (7 kg. per heet.) zooniet zou de waarde van het hooi verminderen. Kropaar groeit in alle gronden en ontwikkelt zich buitengewoon sterk na eene toepassing van vloeimest of lOOtot 150 kg. nitraat. 8. Timothee. De aar van Timothee heeft'den vorm van een lampglaspoetser, gelijkt veel op de aar van weide vossestaart, doch is aan het uiteinde dunner en geheel ruig. Met den vinger kan men het ver schil voelende weidevossestaart heeft scherpe, do limothee ronde kapjes. In de graszadenmengsels komt de timothee vooi 6 tot 7 kg. per hectare tusschen. Het hooi* van deze grasplant is zeer goed. Alhoewel de timothee niet zoo heel vroeg doorgroeit, schiet ze toch weer spoedig uit, na afgegraasd of afgemaaid te zijn. In lichte grónden is hét geraadzaam den groei aan te zetten met 100 tot 200 kg. nitraat per hectare. Dit ondergras ontwikkelt zich zeer vroeg, bloeit half Juni en is dan 45 centimer hoog. De pluimen zijn blauwgroen, soms met eene bruinacht ge tint. De dieren hebben dit gras zeer gaarne. Men zaait per hectare van 5 tot 7 kg.; soms zaait men ook wel tot 10 kg. per hectare in hetjjmengsel, wanneer men vooral weiland wil aanleggen.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche Volk (1910-1915, 1927-32) | 1913 | | pagina 5