Bijvoegsel aan HET YPERSCHE VOLKvan Zaterdag 13 December 1913
SCHOOLVRIJHEID
De Koning
Roodhuiden
EEN YPERSCHE KUNSTENAAR'
m. i
Voor ooze uitwi Keli
w
1ïterh«lijhe fltakitder
I©IiM M MCBttMR
Toon- en tooneelkundige Vereeniging. 1° Kunstvertooning 1913-1914
m yj
KERSTSPEL IN
BEDRIJVEN
Deuren open
te 5 1,2 ure
IN 'T KATHOLIEK VOLKSHUIS
Gordijn
te 6 ure stipt
met alleenzangen, kinderkoren, gemengde koren en symfonische tussehenspelen.
Leiders: K.BOSTYN A.VAN EGROO <~2> met medewerking van M. Eug. VERSTRAETE,
G G TOONEELSCHIKKING VAN C BRILLON G G e 1 prijs van Hobo en EngelschenHoornvan't Conservatorium, van Brussel.
120 Uitvoerders zm:
Kaarten te verkrijgen in 't K. Volkshuis op de volgendedagen 14, 19, 20 en 21 December van 11 tot 12 u.
MENGELWERK N° 12
DER
Wat Sitting-Bull al in het hoofd
speelde
Almanach Hachette voor 1914
ft
M. Louis VANHOUTTE
Veel zou ik nog bij deze korte
studie kunnen bijvoegen. Het wei
nige dat ik heb medegedeeld vol
staat om te mogen zeggen
M. Vanhoutte, gij zijt een kunste
naar, een ware, een christene. Wij
zijn blijde en fier u te mogen bezit
ten. Maar gij hebt iets dat voor een
kunstenaar soms een gebrek is,
dat belet ook u naar waarde te
schatten gij zijt te nederig.
Amicus.
NAAR AMERIKA
VI
Op zoek achter den vijand
Dichter: AL. WALGRAVE
Toondichter M. HENDERICK
Zondaa 14 December. 3e Zondag van den
Advent Wis van dezen Zondag Gedachtenis van E.
Folquinus, en van de octaaf der Onbevlekte Ontvan
genis.
Evangelie van den Zondag. Te dien tijde zon
den de Joden uit Jeruzalem priesters en levieten tot Joan
nes om hem te vragen Wie zijt gij En hij beleed en
loochende het nieten hij beleed ik ben de Christus
niet. En zij vroegen hem Wat dan Zijt gij Elias En
hij zeide Ik ben hebniet. Zijt gij de profeet En hij ant-
woordeNeen. Ze zeiden hem dan Wie zijt gij opdat
wij een antwoord geven aan die ons gezonden hebben
wat zegt gij van u zeiven Hij sprak Ik ben de stem van
hem die in de woestijne roept Richt den weg des Hee-
ren, zooals Tsaias de profeet gezegd heeft. De afgevaardig
den waren Fariseërs en ze ondervroegen hem en zeiden
hem Waarom doopt ge dan, indien giji noch Christus
noch Elias, noch de profeet zijt Joannes antwoorde hun
en zeide Ik doop in 't watermaar onder u is er
iemand dien gij niet kent't is hij die na mij komen
zal, die vbór Mij geworden is wiens schoenriem ik niet
waardig ben te ontbinden. Dat gebeurde te Pethanië over
den Jordaan, alwaar Joannes doopte.
Maandag 15. Octaaf dag van O. L. V. On
bevlekt Ontvangen.
Gedurige Aanbidding te Watou.
Dinsdag 16. E.Eusébius, bisschop en mar
telaar.
Woensdag 17. H. Wivina, maagd.
Gedurige Aanbidding te Poperinghe (O. L.
Vrouw).
Donderdag 18. Verwachting van O. L.
Vrouw.
Vrijdag 19. Geluhz. Conradus, belijder.
Zaterdag 30 E. Josaphat, bisschop en mar
telaar. Vigilie van H. Thomas apostel.
Woensdag 17, Vrijdag 19>n Zaterdag 20,
Quatertemp rdagen, gebodenvasten- en
vleesehderfdagen.
Zaterdag 20, te Brugge, H. Priesterwij
ding.
onder anderen, door vele kamerleden die
deel uitmieken van het Nationaal Cougre»,
richt het Staatsonderwijs niet in de zorg
van het lager onderwijs wordt aan de ge
meente overgelaten met ondersteuning van
den Staat, maar een lager Staats-onderwijs
werd Doch in 1842, noch in 1879, noch in
1895, noch later tot stand gebracht.
2) Legt het Nationaal Congres op mei 2
van Art. ij, het openbaar onderwijs, ten
koste van den Staatin te richten
der woorden Openbaar Lezen wiJ no8 eeDS wel de bewoording
en op den tekst zelf der Grondwet (zoo is
het onze lezers uitgelegd geworden in ons
eerste schrijven).
De grondwet bepaalt dus Het onderwjjs
is vrij...Thans moeten wij uitleg geven over
het tweede deel van artikel ij t. w.
Hel openbaar onderwijs, op de kosten van den
Staat gegeven wordt insgelijks door de wet geregeld.
Welk is de bjteekenis der zinsnede
De Tweede Titel van de Belgische Grondwet
handelt: over de Beigen, hunne rechten en vrijheden.
L Over de Belgen (Art. 4 en 5).
2. Over de rechten en vryheden der
Beigen.
Dit paragraaf is onderverdeeld
A Burgerlijke rechten en vrijheden t. w. 1) De
gelijkheid (Art. 6.)2),de peisoonlijke vrij
heid (Art. 7. 8. 9 3) De onschendbaarheid
der woonstede (Art. 10)4) Het recht van
eigendom (Art. 11 en 12) en 5) van de bur
gerlijke dood (Art. 13).
B. Openbare of Maatschappelijke rechten en vrij
heden. t. w. 1) de vrijheid van Godsdienst
2) de openbare oefening van den eeredienst
3) de vrijheid van denkwijze en gedachten
(Art. 14. 15. 16) 4) de vrijheid van onder
wijs (Art. 17) 5) de vrijheid van drukpers
(Art. 18)6) de vrijheid van Vereeniging en
7) van Vergadering (Art. 19en2o) 8) het
recht van verzoekschriften in te dienen
(Art. 21) 9) de vrijheid van briefwisseling
(Art. 22) 10) de taalvrijheid (Art. 23j 11)
het recht van vervolging tegen de openbare
ambtenaren (Art. 24).
Dit om een algemeen gedacht te geven over
den inhoud van het tweede hoofdstuk onzer
Grondwet.
Wij hebben het hier alleenlijk cp Art. 17
de vrijheid van onderwijs. Onze lezers zul
len zich herinneren dat wij, over een week
of drie, uitleg gaven over het eerste alinea
van dit gewichtig artikel.
Art. ij luidt als volgt
u Het onderwijs is vrijalle belettende maatregel is
verboden de beteugeling der misdrijven wordt slechts
door de wet geregeld.
Het openbaar onderwijs, op de kosten van den
Staat gegeven, wordt insgelijks doorde^wet geregeld.»
Daar de ouders, door de natuurwet en
ook door de bepalingen van Art. 7 (persoon-
lijke;vrijheid) en art. 14 (vrijheid van denk
wijze) niet alleen den plicht, maar ook het
recht hebben aan hunne kinders het onder
wijs en de opvoeding te geven of te laten
geven die zij verkiezen, is er in bedoeld art.
ij spraak, riet van den vrijen keus van het
onderwijs maar wel van de vrijheid om on
derwijs te geven.
Dezei^zienswijze steunt op de geschiedenis
-Vervolg -
Sittings vrouw nam het woord en sprak
wij zullen weenen over liet lot van ons volk;
maar wij zullen ons weerdig toonen van
onze mannen, die yoor ons de wapens op
nemen.
Vrouwen, ik ben verheugd uw besluit
te vernemen: 'liet strekt t'uwer eere.
Ouderlingen, gij blijft wat gij altijd geweest
zijtwij bewonderen u
Krijgers, ik heb uwe eeden gehoord wij
zijn dus slrijdveerdig En wel blijft veree-
nigd en uw woord gestand, en men zal zien
wat een volk kan dat zijn vaderland verde
digt
(TUe kouirig derRoodhuiden, J. Demeester.
Rousselaere, Ir. 1.50.
1) De be teekenis
onderwijs.
Di juiste bateekenis ervan dient gekend
te zlju zooveel te meer dat de antiklerika
len met opzet het woord openbaar ge
lijkstellen met officieel als zouden de officiee-
le scholen de openbare zijn.
Dit is effenaf onwaar.
a) Gaan wij eerst de geschiedenis te rade.
Zoo sprak M. Goblet in de kamerzitting
van Woensdag 3 December 1913.
Onder den drang der volksmeening
werd on 25 December 1829 (onder den Hol
lander dus) bij de Staten-Generaal een
ontwerp van wet ingediend, waarin men
sprak van het openbaar ooderwijs en van het
privaat of bijzonder onderwijs. Wat ver
stond men daaronder 1 Het privaat onder
wijs was datgene, gegeven door de ouder» of
door onderwijzers aan de kinderen van eene
zelfde familie. (Met a. w. het onderwijs ge-
ge en door een kinder-précepteurs).
Het openbaar onderwijs was datgene, ver
strekt in gestichten tot stand gebracht zoo
door afzonderlijke personen als door de
openbare machten. Doch kort voor de Om
wenteling van 1830 werd het ontwerp inge
trokken.
Uit de voorbereidende werkzaamheden en
inzonderheid uit de woorden van een verte
genwoordiger van het Groot-hertogdom
Luxemburg die Art. 17 bestreed, bleek dat,
ten tijde dat men de grondwet opmaakte, de
woorden werkelijk die beteekenis haddeD.
b) 'onderzoeken wij de bewoording zelf
van Art. 17, In 1 zegt de grondwet het
onderwijs is vrij. Hoort welHet on
derwjjs in 't algemeen, zonder onderschei
ding tusschen openbaar en privaat onder
wijs het onderwijs kan openbaar jen pri
vaat zijn (zie hooger).
Maar in 2 zegt de grondwet
het openbaar onderwijs op de kosten van
den Staat gegeven wordt insgelijks door de
wet geregeld.
Hier wordt
1) het openbaar onderwijs alleen be
doeld en niet meer het privaat onderwijs.
Hier wordt
2) niet alle openbaar onderwijs bedoeld
maar enkel datgene dat op de kosten van
den Staat gegeven wordt. De zin is niet de
wet regelt het openbaar onderwijs dat de
Staat op zijn kosten geeft maar de wet re
gelt dat openbaar onderwijs welke de Staat
op zijn koBten geeft.
Vóór de omwentelieg van 1830 werd het
openbaar onderwijs ingericht hetzij door
afzonderlijke personen hetzij door klooster
gemeenten dit was het vrij openbaar onder
wijs hetzij door d« gemeentebesturen dit
was het gemeentelijk openbaar onderwijs.
0nz9 grondwet-makers, de toekomst in
ziende, voorzagen dat er mo.elijks een
openbaar onderwijs zou ingericht worden op
de kosten van den Staat Staats-openbaar
onderwijs). Dit onderwijs in zulk geval zou
door de wet geregeld worden.
Waarom door de wet
Moest over die bepaling niets in de grond
wet voorzien geweest zijn, het Staatsbestuur
zou dit onderwys op zulke wijze hebben
kunnen inrichten cat het de doodsteek gaf
aan het vrij onderwijs, 't geen het Nationaal
Congres wilde vermijden. Daarom heeft het
CoDgres bepaald dat dit openbaar onderwijs,
op de kosten van den Ssait gegeven, niet
door het Staatsbestuurmaar door de wet
zou geregeld worden.
De eerste wet over het lager onderwijs
dagteekent van 1842, en dezj wet gemaakt,
En nu, genoeg gesproken, en aan 't werk!
Red-Cloud, vooruit, en dat allen luisteren!
De krijgsmannen zullen voor een:ge dagen
onder uw gebied staan, tot dat alles geschikt
is. Gij zult ze ter plaatse leiden die ik u zal
aanwijzen; en alle dagen zal een. bode u mij
ne bevelen brengen.
Krijgslieden, gij1 hoort het 1 Red-Cloud zal
mij eenigen tijd vervangen, en gij zult hem
gehoorzamen gelijk aan mij 1
Hij deed teeken, en Red-Cloud kwam we
der bij het volk.
Arono, sprak hij voort, kom hier Gijl
zult twee honderd mannen kiezen naar uwen
zin. Zij zullen bijlen, spaden en schappen
medenemen, en al wat noodig is tot het aar
dewerk. Gij zult alsdan weten waar giji naar-
ttoe moet en wat gij te doen hebt.
Arono ging voort...
Timakon, kom bij t... Gij zijt Dondervuur.
Gij zult toonen aan de zeven volkeren dat
gij uwen naam weerdig zijt. Als de Witten
afkomen, zult gij vóór hen gaan gelijk de
donder vóór hel ongeweerteen gij zult ahes
in brand steken waar zij voorbij! moeten; en
noch woonsten, noch vruchten, noch dor
pen sparen Het is wreed maar het is
voor het vaderland 1
Nu gij, Trazi-HorseGij' zijt moedig en
doorslepen. Gij hebt oogen gelijk eene wilde
kat, gij zijt listig gelijk eene slang en on
verbiddelijk gelijk een tijger. Gij zult hon
derd mannen met u hemen om den vijand
run
Het openbaar onderwijs, op de kosten
van den Staat gegeven, wordt insgelijks door
do wet geregeid.
DaHH. Mas»on en Wi'equet in hun
Manuel de Droit constituiionnellaten
uit den grondwet-tekst het woordje insgelijks
uit.
Op zulke onnauwkeurige wijze geven zij
aan den tekst den gcbijn van vaststelling van
een grondbegin, zonder betrek met hetgeen
in voorgaande paragraaf van hetzelfde arti
kel gezegd worat, en zij besluiten dan ook
dat er een nieuw princiep voor handen is,
dat de Staat handelend moet optreden en
uitgenoodigd wordt {elf het onderwijs in te
richten.
Dat is aUes behalve waar
Er is in de grondwet noch uitnoodiging of
aanbeveling noch verplichting jegens den
Staat om het openbaar onderwijs te zijnen
koste in te riekten.
A. Geen uitnoodiging of aanbeveling.
a) het woordje insgelijks komt in den tekst
voor en moet er in behouden worden im
mers het heeft zijne beteekenis.
Welke beteekenis
Het stelt paragraaf 2 in verband met pa
ragraaf 1 van Art. 17. (herlees dit artikel
hooger afgedrukt).
Het grondwettelijk princiep is dit: Het
onderwijs is vrij. Zooals de beteugeling der
misdiijven in hst vrij onderwijs begaan niet
geregeld worden volgens willekeur van het
Staatsbestuur maar,..door de wet (paras, raat
1) {oo ook of insgelijks (paragraaf 2) moet
het onderwijs dat de S aat op zijn kosten
zou willen geven geregeld worden niet vol
gens het goeddunken van het Staatsbestuur
maar... door de wet.
Die zienswijze wordt bekrachtigd door de
Handelingen (13 April 1850) waarin te lezen
ssaatArtikel 17 heeft niet voorgeschreven
dat het openbaar onderwijs moet worden ge
geven op Staatskosten, doch het heeft uit
drukkelijk voorgeschreven dat, zoo het
openbaar onderwys, om 't even van welken
graad, op Staatskosten wordt gegeven, dit
onderwijs door de wet moet gei egeld worden
Welnu, htt middelbaar onderwijs, op
Staatskosten gegeven, bestaat. Wat dient er
gedaan Oiwel moet men het afschaffen
ofwel regelen door de wet Maar zoolang
het bestaat, zoolar g het is overgelaten aan
de willekeur van het Staatsbestuur, is het
zeker dat de Grondwet niet wordt toege
past. (Zie Kamerzitting van 3 December
1913, redevoering van M. Goblet.)
b) Wij kunnen er nog bijvoegen dat artikel
17 voorkomt ia het grondwetkspitel dat
handelt over de Belgen en hunne vt ij heden,
dat het dus hier de pl»ats niet was om te
spreken vau het onderwijs door den Staat in
te richten, ten{ij in op{icht der vrijheid
c) dat de Grondwet in hare artikelen
waar er spraak is van de vrijheden aan de
Belgen gewaarborgd, vaste regels, grond
regels stelt en geene uitnoodiging tot den
Staat riekt
d) dat de zaak van het openbaar onder
wijs van veel te groot belang is om te laten
veronderstellen dat het Nationaal Congres
over die zaak een grondregel stellende, zich
zou bepaald hebben bij eene enkele uitnoo
diging tot het Staatsbestuur gericht.
B. Van verplichting voor het Staatsbe
stuur kan er evenmin spraak {ijn.
(Daarover per naaste
prijs 1 fr. 50. Hier verkrijgbaar.
te bespieden. Gij zult weten te zeggen waar
de Witten zijn en waar ziji naartoe willen; en
dagelijks zult giji mij een bode met nieuws"
zenden.
En gij nu eerbiedweerdigc Washaki I Uwe
haren zijn wit, uw arm is nog kloek; maar
uwe oude beetien willen niet meer meê. Ik
zal u iets vragen dat u niet zal aanstaan:
het is met ons ten oorlog niet te trekken!...
Onze kostbaarste panden zullen wij u toe
vertrouwen gij zult zorgen voor onze vrou
wen, onze Kinders en onze ouderlingen, 's
Morgens zult gij de tenten doen oprollen,
om verder in de woestijn te trekken; 's
avonds zult gij ze doen opslaan voor de
nachtrust.
Bij die woorden kwam Washaki te voor
schijn, geleund op twee jonge, groote krijgs
lieden, kloek van ledematen en fier in hunne
houding.
Ja, sprak hij, ik zal zorg dragen voor
de vrouwen en de kinders. Oud als ik ben,
kan ik niet anders verrichten. Maar ik was
te geerne in de gevechten, om er niet door
te lijden te moeten achterblijven. Doch in
dien mijn lichaam u niet kan vergezellen,
mijne ziel zal toch met u zijn.
Hier is zij I
Eij die woorden steunde hiji op de schou
ders der jongelingen die hem geleidden.
Beziet deze kinders, zei hij zij1 hebben nog
niets anders gedaan als op jacht geweest
maar de tijd van te vechten is voor hen
gekomenzij zullen hunnen ouden vader
M. Vanhoutteis een technicus en muziek
geleerde zooals wij er ia Belgie maar
weinigen telle o, vooral op gebied van orgel-
en kerkmuziek.
Hij is daarbij een kunstenaar, een ware.
Daar is ietsjbij hem, in zijn uiterlijke, in
zijn gebaar eu hou ding, dat koud schijut en
onverschillig,pets fdat hij misschienjj)heeft
behouden van zijn lang verblijf in Engeland,
iets van een select gentleman. En toch,
onder dit koude uiterlijke schuilt er
een artistenziel vol gloed en vuur,
misschien niet zoozeer met machtig en
overweldigend voelen, maarzeker toch
met teere, doorfijne gevoeligheid,,,die
blijde zi; gen kan en jubelen soms,maar
liefst van al zich gaat vermeienffn een
zoete droomea van droeverig onvol
daan-zijn.
Hij is een artist, een ware. Geen
kunstwaar is hij voor 't gewone volk.
Hij speelt en schrijft geen eenvoudige
voer allen verstaanbare muziek hij
zweeft daarboven. En daarom ook zal
zijn kunst nooit geheel vatbaar zijn
voor a len de ingewijden alleen ver
staan en bewonderen hem.
Nog geen dertien jaar oud, werd hij,
om ziju wonderbaren aanleg en be
gaafdheden, naar het Lemmensgrsticht
te Mechelen gezonden, waarvan Tintl
alsdan bestuurder was. Daar bekwam
hij, onder 't geleide van ervaren mees
ters, en vooral van Tinei zelf, de won
derbaarste uitslagen voor piano- en
orgelspel en comp rsitie. Tinei aanzag
den jongen Yanhoutte als een der beste
leerlingen die hij ooit gehad heeft. Nog
geen 19 jaar oud had deze reeds drie
diploma's betaald met de allergrootste
onderscheiding en de gelukwenschen
van den jury een uitslag heel zelden
in Tinel's tijd bekomen. Het was den
eersten keer dat dit gebeurde in de
Lemmenschool, en sedert is het maar
twee maal meer voorgevallen.
Yóór zijn einddiploma was hij reeds
kapelmeester bij den Aartsbisschop. Na 2
jaar werd hij orgelist in de Kathedraal te
Portsmouth (Engeland). Daar vei bleef hij
vier jaar, werd verscheidene prachtige plaat
sen aangeboden in Engeland en Amerika,
doch had liever naar zijn vaderland terug te
keeren, en werd op Sint-Maartens benoemd
eerst als kapelmeester, later als orgelist.
ran
Hoe dikwijls hebben wij begeesterd geluis
terd naar uw spelen, uw vii tuositeit en on
geëvenaarde techniek bewonderd in die
Telaas, niet meer beBtaande récitals in de
Iweinszaal, en in de stadstheater, of liefst
nog in kleinen vriendenkring, waar gij die
schijnbare kardheid van u afschuddende uw
lievelingsauteurs genieten liet, zocals zoo
weinigen het vermogen.
En toch, nog liefst van al luister ik, als,
in een of ander hoek van onze Kathedraal
verloren, ik stil genieten mag van uw won
der kunstenaarespelen op het schoonste aller
instrumenten het als bezielde orgel
Maar niet enkel een kunstenaar is hij in
't meegevoelen en weergeven van wat anderen
hebhen geschreven ook eigen werk heeft
hij geleverd, veel en schoon, waarin zijn
begaafde kunstenaarsziel geheel is weerge
geven. Die werken zijq bijna niet gekend.
Daar liggen er zooveel zorgvuldig weggedo
ken ergens in zijn rijke muziekbibliotheek,
a's een kleinood dat zorgvuldig bewaard aan
niemand mag getoond worden. Toch zijn wij,
er buiten ziju weet, erin jgeslaagd de titels
althans tejkrijgen van^een deel zij eer prach-
tige kunstliederen, waarvan wij hier in Yper
eenigen toch h* bben mogen bewonderen.
Van zijn verblijf inEngeland dagteekenen:
For thee alone. Dost thou remember.
Come, rest in the bosom. Since first 1
saw your face.
Onder zijn liederen op Franschen tekst^
tellen wij Ma chanson. A loi. Si les
petites fleurs. Toujours je pense a vous.
Je crois que Vécume. Ah si vous
savie{. Saveyvous comment. Vieilles
reliques.lei bas. Encore un nenuphar.
Qu'importent les chagrins. Encore.
Rêve. Sonnet tendre. Chanson du
Printemps. Reminiscence. Le depart.
Le bonheur. Avril et Mai. Mai.
Voici des fruits.
Zijn Vlaamsche liederen zija nog veel tal
rijker. Zoo schreef hij
Zij {ong een lied. Herfstliedje. Len
teliedje. 't Is voor hem. Ik had uw
laatsten brief. Ik ken een lied. 'k Ken
een roosje. Lelie en roos. Romance.
Blauw bloempje. Roosje, hebs du mijn
beminde. Er {ingt me een lied. Eerste
communielied. Eerste mislied. Jubel-
lied, euz., enz. En, het werd mij heel onlangs
verteld, de muziek die hij schreef voor het
nog onuitgegeven werk van J. Van den
Berghe Ten hemel, is een echt pereltje.
Daar verschenen van hem liederen in de
verzamelingen van Moortgat: Liederenkrans,
Gesquiere Dertig geestelijke liederen, van
het Davidsfonds, enz. enz.
Zijn geestelijke"Jiederen tellen onder de
schoonste die wij bezitten.
ran
Geen (echte vo/foliederen heeft bij
geschreven en hij -heeft gelijk Zulke
composities vallen nietinzijc karakter.
Zijn liederenik gaf u den titel van een
vijftigtal zijn echle Arzmsfliederen,
meestal met moeilijke begeleiding, zoo
als die der meeste (modernen en
daarom ook maar genie:b iar door hen
die muzikaal ontwikkeld zijn.
ran
Vanhoulte is een leerling van Tinei.
Dat ziet men in bijna al zijn composi
ties, maar vooral in die van ke kmu-
ziek. Het is hem niet genoeg de prin
ciepen vad ware christene kunst vooruit
te zetten en te verdedigen op onze
congressen, zooals te Yper en te
Rousselaere, hij heeft die ons zelf ver
tolkt in zijn werken.
Hij schreef een Begeleiding voor de
ge{angen van het Lof. Die weet welk
o gemeene moeilijkheid er bestaat in
't juiste begeleiden van onze kerkzang-
melodnëi, heeft b'grepen bij 't inzien
van dit werk, wat een k°nnis Van
houlte op dit gebied mo9t bezitten.
Zijn meerstemmige kerkmuziek be
vat onder andere vele dier zangen
zijn verschenen in de Musica Sacra
Ecce Sacerdos. Sub tuum (2).
Te Joseph. Salve Regina. O Sa-
lutaris (6). Tantum ergo. Da
pacem (3). Quotiescumque. O
quam suavis. Improperium. Re-
cordare. O bone Jesu, enz., enz.
Zijn grootste werk op dit gebied is
zijn Missa in honorem SS. Cordis Jesu ad
qua tuor voces inaequales, comitante organo,
die reeds verscheidene keeren met den
meesten bijval werd uitgevoerd in Yper,
Rousselaere, Brugge.
ran
We moeten er wel soms OVER en VOOR
schrijven, immers, onder onze lezers zijn er
die met het gedacht zitten naar Amerika over
te steken, en aldaar hebben wij een groot
getal vrienden en kennissen en verschillige
abonnenlen en medewerkers.
Vroeger reeds hebben wij uiteengedaan wat
er gedaan wordt in Amerika zelf voor do
aldaar gevestigde Belgen, hoe de Belgische
priesters in Amerika een priesterbond heb
ben gesticht om alzoo hunne krachten
te vereenigen in 't voordeel hunner bel-
gische landgenooten. Wij hebben verno
men dat er een nieuw werk aan gang is.
Een belgische priester, Father Stillemans,
neef van Z. D. H. Mgr. den Bisschop van
Gent, die sedert lange jaren in 't bisdom
Oklahoma, van den vermaarden Monseigneur
Meerschaert, ijverig werkzaam is, zou met
hoogcre goedkeuring aan zijn werk aldaar
vaarwel gezegd hebben om te New-York, de
Amerikaansche wereldstad, waar duizende en
duizende uitwijkelingen aanlanden, zich toe
te wijden aan de Belgische uitwijkelingen
aldaar toekomende.
Nog korte weken geleden konden onze
lezers in ons blad nieuws lezen over de
St-Niklaas Kolonie voor Belgen, geslicht dank
aan Father Notebaert, den stichter en de ziel
van den Priesterbond.
En hier in België, in West-Vlaanderen
vooral, draagt men zorg voor de afreizenden.
vervangen. Het zijn mijhe schoonste juwee-
len ik offer ze op aan het vaderland
Doen zij wel, en zijn zij hunnen vader weer
dig, ik zal met gerustheid de dood afwachten.
Zoo sprekende drukte hij zijne kinders op
zijn hert en, zijne handen ten hemel ver
heffende, zei' hij
Gedraagt u kloekmoedig, mijne zonen!
Strekt tot voorbeeld aan de krijgsmannen,
en uw vader zal u zegenen
Al de omstaanders waren door dat too-
neel ontroerd. Sitting-Bull meende niets be
ters te kunnen doen, dan ze onder dien in
druk te laten. Hij groette dus zij'n volk en
kwam van de rots neder.
De hoofdmannen gingen rond hem staan,
om hem geluk te wenschen en zijne be
velen te ontvangen.
Het leger der Vereenigdè-Staten is op
zoek achter de Siouwen en achter de an
dere Indiaansche opstandelingen. Sedert meer
als drie weken doolt het rond in de wei
den en de bosschen, die gemeenlijk in alle
richtingen door geheele benden Roodhuiden
doorkruist worden; en zij hebben nog niet
éénen vijand tegengekomen.
De bevelhebber Custer, die gelast werd
het ppenen van den oorlog, en begeerde te
toonen wat hij kon, om hem alzoo te wre
ken over den smaad dien zijne oversten hem
't Is het werk van St-Raphaël's Vereeniging,
over lange jaren gesticht door den grooten
Duitschen Belg, zaliger graaf Walbott von
Bassenheim. Een hoogedele Duitschman, die
wij wel Belg mogen noemen, daar hiji zoo
lange jaren alhier woonde te Brugge en zich
toewijdde aan de Belgische katholieke en so
ciale actie. Dit werk is nu voorgezeten door
Ridder Stanislas d'Ydewalle en bestuurd door
E. H. St. Van Houtryve. Dank aan dit
werk worden uitwijkelingen op den rechten
weg gezet, var wel over en landen goed aan.
We moeten 't zeggen die afreizen zonder
inlichtingen te nemen bij de St-Rafaëls Veree
niging en zich laten inlijven... door zekere
agenten... hebben het kwalijk op, handelen
verkeerd, noodlottig en verderfelijk.
Daarom moet St-Rafaëls Vereeniging nog
meer gekend worden.
Over een dag of veertien hield de Veree
niging hare jaarlijksche vergadering te Brug
ge, vereerd met de aanwezigheid van Z. E. H.
Kanunnik Vanden Berghe, Vicaris-generaal,
van Mgr. Waffelaert, bisschop van Brugge.
Het verslag van den Voorzitter deed dit
uitmuntend sociaal werk uiteendoen. Hij
deed de troostende en aanmoedigende bekomen
uitslagen kinnen, doch kloeg er ook over dat
hel werk nog bij velen onbekend is en niet
naar weerde geschat.
De vergadering nam ernstige besluiten.
Indien het ons toegelaten is eenige gedach-
vooiuit te zetten, zullen wij het volgende
doen opmerken.
Wat dc Belgen in Amerika geern hebben,
wat hun deugd doet, is het ontvangen en het
aangedaan hadden, had aanstonds zijn volk
naar de Black-Hills geleid.
'tWas inde Zomermaand van't jaar 1876.
Volgens hij schikte, gingen de Indianen
hem aldaar afwachten; want waren de Wit
ten verliefd op het goud, dat in die ber
gen verdoken lag, de Indianen waren ge
woon deze te beschermen als hunne beste
versterking.
Die groote bergstreek, - met waterstroome.il
doorsneden, die meest allen in den mach
tig grooten Missouri loopen, is bedekt n et
sterkten en kasteelen, die opgericht wierden
om de Roodhuiden onder hunne macht le
houden maar die ook dienden, in tijd van
vrede, als standplaatsen waar de Witten bus
kruit, eetwaren en vuurwater verwisselen
tegen de vellen en jaehtvoorbrengselen der
wilden.
Het is te midden dezer vreeselijke sterk
ten, dat de Black-Hills ten hemel stijgen.
Nooit zou het menschelijk vernuft zulk eene
verschansing gevonden hebben, gelijk deze die
de natuur aldaar gemaakt had. Ook waren
die bergen reeds meermaals getuigen geweést
van bloedige gevechten en afgrijselijke oor
logen.
Custer meende dat de Indianen, die nog
eens de wapens opgenomen hadden ter ver
dediging hunner geliefde bergen, aldaar, als
naar gewoonte, gingen verscholen zitten.
Maar hij werd nievers geen spoor van In
dianen gewaar.
Hij kon zijne oogen niet gelooven, noch
lezen van de lokale bladen uit hun vlaamsch"
gewest. Dat weten wij uit brieven ons toe
gezonden van vrienden aldaar, uit de nauwe
betrekkingen welke wij met velen onder hen
hebben aangeknoopt, uit de abonnenten die
ons gevraagd worden. De Amerikaansche
abonnés krijgen ons blad tegen een dollar...
en ze zijn er zoo verlekkerd op dat, als-
wanneer bij ongeval de gazet niet... of te
laat... of geschonden toekomt zij het dade
lijk laten weten.
Wat veel bijbrengen zou tot prakiiek werk
voor de Vereeniging 't is nog Father No
tebaert zelf die het ons in 't gedacht, bracht --
't ware de centrale werking van Brugge te
onderverdeelen volgens gewesten: arrondisse
menten en dekenijen bijvoorbeeld, met een
gewestelijke raad of sekrelariaat in rocht-
streeksche betrekking met het centraal be
stuur. Bestaat zoo iets We denken van
neen immers wij hebben er(en min
ste voor wat het Ypersehe en Popcring-
sche. betreft nog nooit van hooren spreken.
Degene die plans maken om te ver
trekken, zouden veel gemakkelijker in be
trekking komen met een gewestelijk bureel
dan met een wat te ver afgelegen centraal
bureel te Brugge.
Die gedachten geven wij voor wat ze weerd
zijn mocht het Brugsch bureel er eens over
nadenken, wellicht zouden zij onze ziens
wijze bijtreden. Wij sturen onze gazet naar
St Rafaël, oen antwoord zou ons welkom
zijn... het kan voorloopig toekomen ton bu-
reele van ons blad.
EEN YPERSCHE VOLKER.
de maren zijner bespieders, die getuigenis
gaven dat er niet één mensch in de bergen
te zien was. Twee dagen hield hij zijn volk
onder de wapens, in de vrees dat de wilden
hier of daar van achter de rotstoppen gin
gen komen om op hen te vallen. Het docht
hem de helft van den tijd dat hiji hun ver
schrikkend oorlogsgeroep hoorde weerklinken.
Na twee dagen wachten zonder iets ge
waar te zijn, waagde hij met zijne legerben
den de bergwegen in te slaan. Maar hij be
klom geen bergtop, vooraleer eenige man
nen vorengezonden te hebben om te onder
zoeken of er geen gevaar was; hij drong
in geen bosch, vooraleer hem in alle rich
tingen doorschoten te hebben; hij daalde
langs geenéérien waters Iroom neder, zonder
verzekerd te zijn dat er aldaar niemand voor
bijgegaan was.
Maar geen levende ziel was er te zien!
De Zwarte-Bergen schenen verlaten te zijn.
Ilicr en daar kwam hij', wat verder op, een
afgebrand dorp tegen, en kon hij bemerkën
dat de Indianen op verscheidene plaatsen
gelegerd hadden, en vuur gemaakt in de
opene lucht; maar nievers vond hij eenen
enkelen mensch. Die zoo gevreesde bergen
schenen alleenlijk bewoond te zijn door de
arenden en de stekvogels, die al schreeu
wende hunne schuilplaats verlieten, ais Cu-
sters legerbenden voorbijtrokken; en door
eenige vossen en jakhalzen, die de vlucht
namen voor die opkomende menigte.
„Wordt voortgezet."