LOON NAAK WEKKEN
Eenige staalkes
Volgens de liberalen
Goed nieuws
Stad Yper Gemeenteraad
Lachkruid
Maar, daar is een bijzondere reden waar
om Mijnheer C r' verre is van in geur
van heiligheid te zijn bij diezelfde mannen.
't Is immers onze nieuwe Burgemeester
die in den tijd de eerste bresse maakte in die
liberale sterkte gelijk Yper dan was.
't Is hij die de eerste grievende wonde
toebracht aan ons stedelijk liberalismus
eene wonde die niet en wilde genezen maai
in 't kwaad sloeg, en zoodanig verkankerde,
dat, korte jaren nadien, het verwaandi
ypersche liberalismus op zijn reeuwstrooi
lag.
Ja waarlijk, de geuzen hebben eenen tand
tegen Mijnheer Colaert, en wij verstaan dit.
Een reden te meer voor ons, katholieken,
om onzen achtbaren Burgemeester ter zijde
testaan, en met hem en onder zijn geleide
den strijd voor de goede zake te strijden.
Wij en kunnen niet weêrstaan aan de be
geerte om eenige staalkes van de rechtzin
nigheid, het talent en de kieschheid onzer
liberale schrijvers voor te leggen.
Dat de feeste vele volk aangelokt had
niettegenstaande de bittere koude dat de
stoet geheel talrijk en schoone was, dit heb
ben alle yperlingen met hunne eigene oogen
kunnen bestatigen.
Het Weeke blad is van een ander gedacht.
Het feest is op een erbarmelijk
fiasco uitgeloopen. De stoel, een
echte kar navalstoet, was zoo kaal,
zoo onbeduidend dat men op eene
buitengemeente als St-Jan of Zoete-
natje iets beters zon verricht hebben
Daarbij komt er eene schoone bemerking
bij dewelke men duidelijk de stemme van
den wult van onder het schaapvel hoort
komen.
Men zou peizen, en geheel natuurlijk, da'
die fiasco onzen liberalen schrijver eerie
pinte goed bloed gegeven heeft.
Integendeel. Hij jammert daarover, zeg
gende
't Is droevig zulks te moeten besta-
igen, maar het is zoo.
O gij'n averechtschen kluchtigaard, maar
rechten paljas
Had men uw talent gekend, men had riie
mand beter kunnen vinden dan u om dien
karnavalstoet te openen.
Gij en hadl trouwens goenen masker noo-
dig gehad
In den stoet was er een groep uitnemende
bevallig en deftig en die de openbare goed
keuring van de toeschouwers heeft verkre
gen.
Het was deze der buitenlieden te peerde
en te voete.
Zoowel heeft hij aangestaan dat reeds vele
yperlingen den werisch uit£<!drakt hebben
hem te zien wederkeeren in den stoet die bij
de aanstaande plechtige intrede van den heer
Minister Surmont zal uitgaan.
Ziehier nu, over dien groep, het gedacht
van het fransch kakadoesblad, alias hei
Progrès.
Daarna volgde de schoonste ver-
zameling van boeren die men kon
uitvinden.
Geheel in linten, alsof zij van
eenen Asschen-IFoensdagschen kamp
strijd kwamen, waren zij wonder
om zien.
Gezeten op hunne dravers van
echt ras, mei den vilten hoed op het
hoofd en de pijpe in den mondhad-
den zij de dwaze verwaandheid van
veroveraars zij hebben gemeend
eenen monsterbijval te halen, en he.b-
t ben alleenelijk met, hen doen den zot
houden.
In stoeten onzer stede den bui-
ten doen gaan, is een nieuwtje van
onze meesters, dat eenen aardiger)
indruk maakt op ons Ypersche volk.
Het is de mode op den buiten die
lichte ruiterij te vragen voor de in-
stallatie van eenen nieuwen pastor
maar in stad daar zich willen van
bedieneno mijn Godwaar gaan
wij naartoe! !Felhaast gaan wij Di-
ckebusch en Foormezeele overtreffen.
Is i én
Nu 't vlaamsche kakadoesblad alias 't
Weeke blad van Kareltje.
Dan kwamen een aantal landbou-
wers te paard, in blauwen kiel, met
een driekleurig lint kruiselings over
de borst. Eenigen van hen droegen
i) een valschen baard, om zich onken-
baar te maken zeker, want men be-
weert dat er daar eenige waren tegen
wil en dank, wiens tegenwoordigheid
slechts te danken was aan de tus
scheukomst van een man die zekeren
invloed, op de landbouwers schijnt te
hebben.
>j IFat er van zij, iedereen vroeg zich
af welke beteekems die groep wel
hebben mocht. Sommigen beiceerden
dat het eene afvaardiging was van de
Boers uit den Transvaal, die hulde
kwamen bewijzen aan den nieuwen
Hagistraat.
Is twee
In die korte regelen liggen er kostelijke
bekentenissen en kostelijke dwaasheden
begrepen.
Als wij ze lazen, hebben wij onze oogen
wijd opengezet en (wij steken het niet weg)
er eenen fermen duim in gevet.
Dat is immers troef in de kaarte van de
katholieken ofwel 'k en versta mij aan de
wereld niet meer.
Laat ons uit die eigenste woorden van die
t wee liberale gazetten, die de bekende orga
nen zijn van de liberale partij, eenige nuttige
lessen trekken.
1° en hebben d boertjes van den buiten
niets te zien met de stad. Zij zijn wel yper
lingen, maar als er iets te doen is in Yper
dit ze t'huis blijven. In andere woeden: de
boer zal 't al betalen. Maar meédoen? Nenni!
2* de boeren zijn te dom om in stad hen
te vertoonen dat zij daarvoor naar Dicke
buschen Voormezeele gaan.
3° Het zijri de katholieken die dat nieuw
tje ingebracht hebben en gezeid hebben
onze Ypersche huitenbcui ti zijn Vpeilingen
zoowel als de stedelingen. Mijnbeer Colaei i
is hun Burgemeester zoowel als de onze.
waarom en zouden wij hen niet vragen urn
meê te doen in den stoet ter ee.re van hunnen
Burgemeester ingericht.
Kareltje en C", bertelijken dank voor be
wezene diensten.
Eene redeneering op zijn Karelfjes.
Om ook een staaltje te geven van de
onverschilligheid der Yperlingen, la-
ten wij hier het programma volgen
i) dal uitgedeeld werd op den doortocht
van den officiëelen stoet en dat zeker
veel meer bijval zou gevonden heb-
ben. n
Hoe dat die woorden aan malkaar houden,
wij en zijn 't niet wijs.
Als wij moeder Logica, ot de kunste van
rederieeren, te rade gaan en zien wij niet
boe de uitdeeling van dit spotprogramma
een bewijs is van de onverschilligheid der
Yperlingen.
Kareltje zijt zoo goed dit eens klaar uiteen
te doen.
Wat het Weeke blad in zijn schrijven bij
zonderlijk kenmerkt, het is de kiescbhei I
zijner tale.
't Is waarlijk bijna meest onder dit op
zicht dat het den name verdient van kaka
doesblad.
Oordeelt liever naar de volgende staaltj'-s
Zijne talrijke gatlekkers en mou-
chards weenen.
Eene menig ie gatlekkers, mouw-
vagers, kazakkedraaiers en verklik-
kers, enz., £Liz.
Is 't proper genoeg
En dat zijn die gasten die vinden dat de
boeren beter zouden in hunnen stal blijven
De Rijsselslraat zal lierkasseid wor
den gelijk de Boterstraat, en beplant
gelijk de bijzonderste straat van Kor-
trijk.
Proficiat, Mijnheer de Burgmeester,
omdat gij zoo rap zulk deugdelijk
werk bekwaamt van ons katholiek
Staatsbestier, dat alzoo de liefde wint
der Yperlingen.
Verslag tier zitting
van Zaterdag 10 Maart 1900.
De zitting begingen 5 ure 20 m.
M de Burgemeester zit voor.
Al de raadsheeren en de schrijver zijn aan
wezig buiten de heer Baron Surmont,in belet,
en de heer Begerem, die onpasselijk is.
't Verslag der voorlaatste zitting word'
zonder opmerkingen goedgekeurd en dit der
laatste zitting ter inzage der leden op het
bureel neergelegd.
Grondrerkooping
Eene vraag tot aankoop van grond op de
Maloulaan, nevens den eigendom van M.
Rabau de Rorifl wordt aangenomen.
De verwisseling van grond met M. Henri
Fiers wordt naar de afdeeliugen verzonden.
Boom rerkoopiugen
Deverkoopingeu van hoornen derhospicen
worden goedgekeurd met eenparige stem
m u..i. iwee onthoudingen.
Rekening der Godshuizen
De rekening wordt verzonden naai sent
toekomende zitting, daar de heer Buige
meester den tijd niet gehad heeft om ze ie
onderzoeken.
Overeonkomste Disch
Eene overeenkomste met M. Tempels
impens de erfenis Capron wordt eenparig
goedgekeuid. 't Was len anderen maar een
voudig lijk eenef rmaliteit
Statieplein
De aanbesteding voor de boordingen aan
liet statieplein wordt verbroken. De heer
Cremers, die de borduren leveren moest,
beefi laten weten dat de maatschappij, die
r.e hem leveren zou, in lailliet is, en dat Iiij
ze elders onmogelijn krijgen kan aan dezelfde
voorwaaiden. Alles is zoodanig opgeslegen
dat t hem onmogelijk bij een ander aan
denzelfden prijs gediend te worden.
M. D'Huveitere. Die maatschappij heeft
een slechten «ogenblik gekozen om in taillie;
ie gaan nu dat al de prijzen opslaan(^elacA).
M Iweins d'Eeckboutte. Wij en hebben
nog nooit het plan gezien van die schikking
van het Slaiieplein.
M. de Voorzitter. We zouden in t inid
den eene aard-hoogte maken en dan al weder
«anten eene kal.sijde laten van twaalf meters
oreedic.
We zouden kunnen vragen dat de Slaat
oiiuiiddelijk beginne aan het leggen der kal
>ijde,om dan algauw ook te kunnen beginnen
aan de aard-hoogle en aan de borduringen
M. Iweins d Eeckhoulie. Zal er tralie
werk op die borduringen staan? Mij dunkt
dal we moeien zorgen een behoorlijk uitzicht
te gevrii aan dal werk.
M. de Voorzitter. Daar de aanbesteding
te herdoen is, kunnen wij de zaak opnieuw
onderzoeken.
De verbreking der aanbesteding wordt
eenparig goedgekeurd.
Peerdenloopen
Een hulpgeld van 1300 fr. wordt gestemd
ouder dezelfde voorwaarden als verleden jaar.
Kerkrekeningen en Begrootingen
tot de naaste zitting verschoven.
Voorstel D'Huvettere
M.de Voorzitter. Ingevolge het voorstel
door M. D'Huvettere gedaan, hebben wij den
beer Minister zijn gedacht gevraagd nopens
Jat voorstel Hij aanveerdt hel gedacht,maar
weigert volstrekt het kunststuk.
Hij stelt voor met het bedrag der inschrij
ving een werkmansbuis te bouwen, dat
misschien zijnen naam zou kunnen dragen,
en dat huis te verloten tusschen de leden
der twee maatschappijen van Ouderlingen
Rijstand van stad, in medewerking met
Eigen Heird.
M. D'Huvettere. lk stel voor dat M
de Burgemeester zou het eerevoorzitterschap
op zich nemen van de commissie, die zou
gelast worden met de uilvoering van dat
voorste!
M. de Voorzitter. Ik aanveerd heel
geernedat voorstel, en zou, mils uwe goed
keuring, wel te verstaan, in de Commissie
benoemen, den ontwerper der betooging
M. U'Huveitere, M Bouquet en M Vaitder-
ghoiedaarbij dn voorzitter of een atge-
veerdighe van den Ouderlingen Bijstand,
oud leerlingen der stadsschool, Katholieken
Ziekentroost, Eigen Heird, de Godshuizen
en den Disch. De Commissie zou voorgeze
ten worden dooreen lid van den Schepenraad.
M D'Huvettere. Ik en weet niet
waarom ik daar meer moet deel van ma-
«en als een ander, noglhans ik en heh er
niets tegen.
Maar uw voorstel spreekt van twee maat
schappijen van Ouderlingen Bijstand en mij
dunkt dat er drie zijn.
M de Voorzitter, De Commissie kan
dat alles onderzoeken en de noodige schik
kingen nemen.
De openbare zitting eindigt ten 5u. 40 m.
In de school
Onderwijzer. Kareltje, geeft acht
wanneer bij 't middagmaal drie krieken op
tafel liggen en uw zustertje er een van zou
opeten, hoeveel zouden er dan nog over
blijven
Km eitje. Hoeveel zustertjes
Onderwijzer. Neep, lel nu goed op
Wanneer drie krieken op tafel zijn en uw
zustertje er een van opat, hoeveel zouden er
lan nog overblijven
Kareltje. —Maar dal is onmogelijk, mees
ter, er zijn tegenwoordig geen krieken.
Onderwijzer. Laten ons maar aanne
men, dat er krieken zijn.
Kareltje. Zijn hel dan ingeleide krie
ken
Onderwrjzer. Neen, neen
Kareltje Gedroogde krieken
Onderwijzer. Ook niet. lk heb u im
mers reeds gezeid, dat wij maar veronder
stellen, dat de drie krieken op tafel zijn
Karelije. Wij nemen dat dus aan
Onderwijzer. JuistNu komt uw zus
tertje. eet een kriek op en gaat weg.
Kareltje. Neen, neen, mijn zuster zou
niet weggaan, voor zij ze alle drie had op-
geëten.
Onderwijzer. Lel tecb op, Kareltje
Kareltje. Ja, ja, meester, gij kent mijn
zuster nog niet
Onderwijzer. Stellen wij ons dan voor,
dat uw vader erbij is en haar verbiedt de
andere te eten.
Kareltje. Vader is te Brugge en komt
««erst Maandag terug...
Onderwijzer (die het zweet van het voor
hoofd vaagt). Pas op, Kareltje ik zal u de
vraag nog eenmaal stellen, en zoo ge niet
oplet, zet ik u in den hoek... Waar er op
afel drie krieken liggen en uw zustertje er
een van opat, hoeveel Krieken blijven er dan
nog op tafel liggen
Kareltje (met volle overtuiging). Geen
enkele
Onderwijzer. En waarom geen enkele?
Kareltje. Omdat ik zelf die andere wel
zou opeten.
Onderwijzer. Wel heerpmijnlijd! (Zinkt
radeloos op een stoel neer.)
MENGELWERK iO
door
NIEK BROZEN
Hilda denk ik, moet hare nichte erkend hebben,
want al waar het mogelijk was heeft zij de slavevrou-
we bijgestaan, geholpen en bevoordeeligd. Maar zij
ontzag haren man uit der mate en zij kende zijne inge
nomenheid voor name en tijtel. Zij zal gezwegen heb
ben.
Wat Martha betreft, en voorzoovele ik heb kunnen
inlichtingen bekomen, zij is, na ons ontvlucht te zijn,
aan zeer vele folteringen blootgesteld gebleven. De
scherpheid van haar verstand heeft in die folteringen
schipbreuke geleden, en enkel na jaren is zij lot haren
gewonen toestand terug gekeerd. Eene soorte van
nevel is als over het verledene gevallen en al wat zij
nog weet is, dat zij van Holland oorspronkelijk is.
- En heeft zij niets onthouden uit haar oorspron
kelijk leven.
't Doet, zij spreekt somtijds van haren vader,
maar mij en heeft ze nooit erkend.
De baron, zichtbaar gerustgesteld door de verkla
ringen van zijnen gewezen medeplichtige, reikte hem
de hand, en verliet den kerker.
Moed, fluisterde hij, terwijl hij dedeuretoe
stak en sloot.
Judith is een echt beminlijk kind, dacht de
baron onder het terug keeren, en daarbij bet vermo
gen van grave de Nobele en is niet te misprijzen. Hu
mijne immers houdt slechts aaneen met haken en
«Ogen.
Zeker, zeker, ging hij verder, ik ruime Joseph
voorzichtig uit den weg, zonder mijne eerlijkheid in
gevaar te brengen.... Judith weent eenige maanden....
Ik scbijne deel te nemen in hare droefheid.
En dan, zachtjesaan de vergetelheid
De vader ongetwijfeld zal mij niet afwijzen. Alles
schijnt mij te zeggen dat hij in mij een vertrouwen stelt
zonder einde.
Blommaert, moed jongen, voegde hij er geestig
bij. Uwe .zaken staan opperbest. Voorzichtig en op
gepast
De baron haalde eenen kleinen handspiegel uit den
zak van zijnen jas, bestudeerde zorgvuldig de plooien
van zijn gelaat, en stelde een weinig orde in zijn haar.
Neen mompelde hij, zoo en mag ik onder
de oogen van grave de Nobele niet komen. Zekere aan
doeninge hebben op mijn wezen een spoor gelaten dat
zijne scherpzichtigheid niet en zou ontgaan.
De baron keerde het kasteel van grave de Nobele den
rugge, en zette zijne wandelinge voort.
Hij had misschien een klein uurken, mijmerend en
nadenkend, tusschen de velden en plantingen van de
Nobele gewandeld, toen hij plotseling voor den grave
stond, die als gewoonte zijn volk op het werk bezocht
had.
Uw bezoek bij Alep, schijnt u droefgeestig ge
maakt te hebben heer baron, merkte de grave op.
Inderdaad heer grave, Alep is een veel grootere
schurk dan ik het meende. Berouw en is er bij dat
monster niet te vinden.
Zoo uw bezoek geen ander doel en had,
lachte de grave, dan Alep tot berouw aan te wakke
ren, het was zeker dat gij het beter niet gedaan en had.
Het is lange dat ik wete dat het hert van dien schurk
voor geen goed gevoelen open en staat. Aan zulk goedje
is het verloren zalve gestreken.
Dat is nu ook mijn gevoelen heer grave, en
't blijft volgens mij niet anders over dan uw rechtveer-
dig vonnis zijnen gang te laten gaan.
Zoo denk ik ook, heer baron, zei de grave.
En laat ons nu maar liever van die droevige gebeur
tenissen zwijgen.
Ik ben ten anderen gelukkig u te mogen zeggen dat
de andere muitelingen zich volkomen onderwerpen.
Voor het oogenblik en is er geen opstand meer te
vreezen.
Toen het 's anderdaags 's avonds haiver elve was,
nam de baron van den grave afscheid, onder voor
wendsel dat hij met zijnen stuurman eenige schikkin
gen te nemen had.
Wat hem echter naar de haven dreef was de.zekerheid
dat Joseph dien nacht met den drijmaster Antonta
vertrekken zou.
Het was reeds twee ure in den nacht, en nog dwaal
de de baron diep nadenkend en koortsachtig rond de
haven.
Een aanhoudend gerucht van stappen die op den
harden grond hergalmden, een dof gerommel van ge
smoorde stemmen, deden hem den blik in de richtinge
van de Nobele's woninge houden.
Victor bracht zijnen weenenden zoon naar het schip
dat hem naar het andere werelddeel moest oversteken.
Martha de moeder van den moedigen jongen kwam
snikkend eenige stappen achter na.
Moeder, ween zoo bitter niet, troostte de zoon.
Mijnheer de grave meent het goed met mij, en voor
zes maanden van hier kan ik terug zijn.
Als u maar geen ongeluk over en komt, zuchte
de ontroostbare moeder. lk voel mijn herte ortder die
scheidinge breken, en wat mijnheer de grave ons als
eene gunst schijnt te bejegenen is voor mij inderdaad
eene pijnlijke straffe,die ik waarschijnelijk met de dood
zal bekoopen.
Gij neemt het al te erg op moeder, hernam
de jongeling. Het doet mij pijne genoeg zes maanden,
misschien nog langer van mijne lieve moeder te moeten
eescheiden zijn. Maar it is hierbinnen, en hij tikte op
zijne botst, zegt mij dat die reize een geluk voor ons
ziju zal.
God gave dal gij mocht waarheid spreken
kind, sprak de moeder.
De kleine groep stapte stilzwijgend baron Vott Daver
voorbij. Een belsche, onheilspellende glimlach speelde
om zijne lippen. Zijn slachtoffer had hem met erkend
«Zie, nog verleden nacht, moeder, droomde ik
van mijne reize. Mijn engelbewaarder scheen mij bij de
hand te nemen en mij te geleiden door al de gevaren
van eene lange en moeilijke reize, gelijk hij voor dezen
met den jongen Tobias deed. In hel terugkeeten was
hij mij vooruitgesneld om u mijne gelukkige terug-
komste te melden. Ik had, gedurende mijn verblijf te
Antwerpen de gelegenheid gevonden om onzen meester
en heer vetschtllige groote diensten te bewijzen. Hij
ontving mij bij mijne terurkomst met open armen, en
bij noemde mij..,, zijn zoon
Droomen is bedrog, mijn kind, zuchtte de
moeder.
't Is waar moeder, maar iets daarbinnen zegt
mij dat mijn droom geen tjdele droom zijn zal. Mtjn
engelbewaarder, stuurde zoodanig mijne stappen, dat
hij mij op het spoor bracht van grootvader, dien gij
reeds zoolange beweent.moeder.
Ik voud hem terug, oud en grijs geworden, maar
toch nog frisch en gezond, en toen hij wist dal ik uw
zoon was, dat ik hel kind was van zijne lieve Martha,
die hij voor altijd verloren waande, omhelsde hij mij
met geestdrift en verklaarde zich bereid ocu mij te
volgen.
't Is te schoone 't is te schoone, 't en kan niet
zijn zuchte de bedroefde moeder.
o Voor God en is er niets onmogelijk, moeder.
Ik ga weg vol hope en vul moed, met de overtuigiuge
dat uwen oudcu dag zal gelukkig zijn.
God moge u verhooren, weende Martha.
Op een paar honderd stappen volgde de geboeide
Alep. In t voorbijgaan had de baron hem een geplooid
stuk papier in de hand gestopt.
De geleiders hadden niets bemerkt.
De baron had een cigaar aangesieken, en hij keerde
nu, zich de handen wrijvende, naar het kasteel van
grave de Nobele teiug.
Ioen de zonne s morgens hare eerste stralen over
den oceaan uitgoot, was do Anlonia aan den ge-
zichlhinder verdwenen.
O WMty,)
A
A
mimmwawmmm
A