DE PENSEJAGER MENGÈLMARE'N Wet op de werkongevallen Ons Vaderland, instelling, van eenen grooten man willen schrijven. Doch wanneer men eindelijk tot de overtuiging gekomen is dat de geschie denis niet enkel uit eene reeks levensbeschrij vingen van beroemde mannen, uit verhalen van vermaarde veldslagen bestaat, maar dat het leven van al de bestanddeelen der maat schappij even goed dient gekend te wezen ▼an dat oogenblik af werd de raadpleging der archieven voor de geschiedschrijvers onontbeerlijk. Met te beweren, dat de dege lijkste voorbrengselen der hedendaagsche historiographie uitsluitend aan archivarissen of aan archiefwerkers te danken zijn, over drijven wij geenszins. De vernieuwing dei- nationale geschiedenis zou voldoende wezen om op de erkentelijkheid van al die, wien het vaderland lief is, aanspraak te mogen maken. Doch ook praktischer, tastbaarder belang bieden de archieven aan. Hebt gij wel ooit gedacht, om een voor beeld te nemen, aan de onaangenaamheid welke de verdwijning der registers van den burgelijken stand, in onze hedendaagsche maatschappij, zou verwekken Vóór de Fransche Omwenteling bestond de burger lijke stand niet. De pastoor teekende de namen aan van de personen die hij doopte, trouwde en naar hunne laatste rustplaats vergezelde. Zelfs deze aanvankelijke burger lijke stand heeft niet altijd bestaan. In 't alge gemeen, hebben de geestelijken slechts op het einde der XVR eeuw begonnen de parochieregister te houden, en wanneer men tot de kennis zijner voorzaten in oudere tijden wil geraken, moet men tot de notariëele akten, tot de schepenboeken, tot andere bescheiden nog, zijne toevlucht nemen. Wie zou durven beweren, dat hij nooit zijn geslachtboom ter verdediging zijner belangen zal moeten opstellen Hoe veel erfdeelen vielen den rechthebbenden niet ten deel, dank aan het vervaardigen dezer geslachtboomen welke slechts bij middel der archieven kunnen opgesteld worden Hoe veel familiën,die zulks verwaarloosd hebben, missen nu het genot dezer uitmuntende studiebeurzen door een hunner vrijgevige voorzaten gesticht Ongetwijfeld kan dus het lot van een mensch van het bestaan van zijn geslachtboom afhangen. En gij, die u plotseling uw eigendoms- of gebruikrecht van het een of ander onroerend goed ziet betwisten, hoe zult gij uw goed recht staande houden tenzij door in het archief bewaarde bescheiden Zend er uwen advokaat zonder aarzelen naar toe. Indien hij uwe zaak ter harte neemt, zal hij zorgvuldig de titels opzoeken welke u uwe zaak zullen doen winnen. Nu, verbeeld u echter niet dat al deze opzoekingen in een oogwenk zullen ge beuren. Er bestaan tot nu nog, op het Archief, geene laden welke volgens alpha- betische orde de geslachtboomen der zeven millioen Belgen, die het recht hebben er opzoekingen te komen doen, inhouden Evenmin vindt men er kassen de gansch geschrevene geschiedenis van ieder huis of van den grond waarop het gebouwd werd bevattende. Maar, in de meeste gevallen, bestaat er mogelijkheid al deze zaken te leeren kennen en aan de archivarissen wordt juist de taak opgelegd het publiek met de talrijke in de archieven voorkomende inlich tingen bekend temaken. Op welke manier trachten de archivarissen de kennismaking met deze oude papierei aan het publiek te vergemakkelijken? Hun eerste werk is het ordenen der archievei volgens de verzamelingen, dat wil zeggen het vereenigen en het plaatsen onder de rubriek van eene instelling of van een bestuur van al de bescheiden welke van deze instelling of dit bestuur voortkomen. Indien deze instel ling of dit bestuur, tijdens hun bestaan, in een zeker getal afdeelingen of bureelen verdeeld waren, zoo zal de archivaris trach ten in zijne ordening der archieven hetzelfde getal afdeelingen of bureelen te behouden, derwijze dat de in zijneordeningaangenomen verdeelingen de verdeelingen der instellingen of besturen als een spiegel weerkaatsen Wanneer hij dit werk verricht heeft, draagt de archivaris zorg elk der bestanddeelen waaruit bedoelde archiefverzameling bestaat, zoo volledig mogelijk te beschrijven. Dii heet den inventaris eener verzameling opstel len. Naarmate de archiefinventarissen afge werkt zijn, worden zij gedrukt en in de publieke bibliotheken verspreid, ten einde aan de werkers toe ie laten aldaar kennis te nemen van hetgeen zij in deze of gene archiefverzameling kunnen vinden en zich naar het archiefdepot te begeven voorzien van juiste aanteekeningen, welke de opzoekingen der archivarissen merkelijk zullen verkortene Ongelukkig zal er nog een tamelijk lang. tijd verloopen vooraleer de inventarissen van al de archiefverzamehngen zullen opgesteld zijn in afwachting zijn de menigvuldige aanvragen naar opzoekingen dikwijls zeer vaag en slorpen zij een aanzienlijk deel van den werktijd der archivarissen op. Zooals men ziet, is het ambt van archi varis geene werklooze bediening. Te meer, het vereischt van hen, die het vervullen, uitgebreide kennissen. Onnoodig te zeggen dat zij de geschiedenis op hun duimpje moeten kennen. Sedert het koninklijk be sluit van 14 Juni 1895, waarbij het examen van kandidaat archivaris ingesteld werd, mogen enkel de dokters in wijsbegeerte en letteren (groep geschiedenis) werkelijk de hoop koesteren nog in het beheer der staats archieven aangenomen te worden. Doch zelfs dit diploma,» welk vier jaren universi teitstudiën vergt, is onvoldoende. Te recht heeft het Staatsbestuur geacht, dat een uitmuntenden professor van geschiêdenis in de athenea de hoedanigheden en kennissen kunnen ontbreken welke van een goeden archivaris, mogen vereischt worden. Het lezen van de verschillende oude geschriften, bij voorbeeld, maakt de kennis der paleogra- phie noodzakelijk. De archivaris, die wettige voor de rechtbank geldige afschriften moet afleveren, is verplicht de zoo talrijke valsche stukken van de echte te kunnen onderschei den, en moet, bijgevolg, de diplomatiek geleerd hebben. Om de zegels en merken welke aan de bescheiden hangen, te kunnen ontcijferen, moet hij met de zegelkunde nauw bekend zijn, en wanneer de wapens welke er op voorkomen, moeten bepaald worden, is de kennis der heraldiek of wapen kunde onmisbaar. Zeer weinig stukken zijn volgens de hedendaagsche tijdrekenkunde gedagteekend. Niets is meer afgewisseld volgens de tijden en de plaatsen, dan de manier waarop men de dagen, de maanden de jaren gesteld en gedateerd heeft, en indien men de wetenschap der tijdrekenkunde niet bezit, zoo stelt men zich aan de grootste misgrepen bloot. Daarenboven gelijkt de taal der oude bescheiden zeer weinig op de hedendaagsche Gedurende de middeleeuwen schreef men onze twee landstalen gansch anders dan nu n om de taal der oude keuren te verstaan moet men het Fransch en het Nederlandsch der middeleeuwen machtig zijn. Zelfs het classieke latijn der humaniora zal van luttel nut zijn, daar de taal van Cicero en Virgilius in den loop der tijden zeer veranderde. Eindelijk, ter oorzake der menigvuldige vreemde stamhuizen welke in ons land den troon beklommen, der gedurige betrekkin gen welke België met zijne machtige geburen onderhield en der talrijke vragen naar opzoekingen die dagelijks uit den vreemde op het Archief aankomen, is het onontbeer lijk dat de archivarissen ten minste een paar der engelsche, hoogduitsche, italiaansche en 'spaansche talen kennen. Daar zijn we verre, niet waar, van het tofferige oudje dat enkel voor taak zou heb ben het water, het vuur en het ongedierte te beletten nuttelooze oude papieren te verdel gen. In hare hoedanigheid van stukken, belangrijk voor al de klassen der maat schappij, dienen de archieven aan eerlijke, zorgvuldige en geleerde ambtenaren toever trouwd te worden, wier onverpoosd werken aan het huidige en toekomstige geslacht de voortbrengselen der voorouders moet leeren kennen. Dr J. CUVELIER, Afdeelings onderoverste op het Algemeen Rijksarchief te Brussel. De landbouwers worden vriendelijk ver zocht do voordrachten te willen bijwonen welke M. Van den YVouwer, ingenieur staatslaudbouwkiindige Oudo Houtmarkt Mengelwerk van 't Nieuwsblad van Yper, N* Met die gedachten bezig, trok Sissen ook naar bedde en allen waren gauw in ruste op de hofstede van weduwe Dejaegher. III Twee jaren waren vervlogen en voorbij, en 't was wederom zomer't was Heilig Drijvuldigheid zondag,vespers en lof waren gedaan, en de schoolmeester deed een wandelingske door de velden, om met den avond thuis te zijn trouwens, mijnheer de pastor ging komen, en onder het smooren van een lekker pijpken, den avond over brengen en mijnheer den onderpastor ging er ook bij zijn, dat was de brave man zijn wikkel't ging een aangenamen avond zijn. Zoo, hij ging al slenteren lutsebalieren, 't eene wegelken uit en 't andere in. 't Was een prachtig weder, de vruchten stonden in volle groeite, en alles beloofde een schoonen en rijken oogst. De schoolmeester bewonderde de koorn velden en berekende bij zijn zei ven hoeveel het gemet zou opbrengen, en miek alzoo in zijn hoofd geheele rekeningen. Al met eens hoort hij de slag of het gezang van een kwakkelwijf; kwak kwak kwak kwak 1 zoo klaar en zoo dichte bij, dat hij er van ver schiet en geheel uit zijn cijfers gesmeten is. Hij staat boomstille en luistert voort, 't Is wel de slag van het wijf, de man slaat driemaal, kwak kwak kwak I In de verte, hoort hij ook den man die tegenslaat. Hij nadert stille stille, en duikt hem achter eenige struiken, hij en is maar tien stappen meer van het kwakkelwijf dat altijd onge stoord voort slaat. Hij doet voorzichtig nog eenige stappen, en ziet tot zijne groote verwondering, dat het zoogezeide kwakkel wijf niemand anders is dan l'ietje Dejaegher. Hij zit daar op het veureinde van een klaver veld en met een kwakkelbeentje, slaat hij gedurig, en op gepaste mate net gelijk een kwakkelwijf slaat. Pieter van zinnens is te doen en hij duikt hem weg. Nu kou hij alles hooren en zien zonder gezien te worden. Pieter zit te loeren met ooge en oore in de wind, al slaan met zijn kwakkelbeentje, en de man die eerst verre was scheen te na deren zijn slag wierd van langs om duide lijker en nader. Pieters oog schitterde van voldoening en hij sloeg maar altijd voort. Dat geduurde nu reeds een half' ure, de schoolmeester en wilde 't niet opgeven en hij bleef. De kwakkel die tegensloeg naderde en naderde altijd voort. Hij en was reeds maar een honderd meters verre meer. Pieter losrde enkeek,dochzijn vinger diesloeg roer de alleen,'t wasanders als een steenenbeeld. De kwakkel nadert nog en nog, hij schijnt dul en gram en zijn slaan verdappert. Al met eens zwijgt de kwakkel en Pieters kwakkelslag blijft onbeantwoord. Hij -it er in,roept Pieter,opspringende van blijdschap Eer de schoolmeester ziju zinnen thoope kreeg,kropen er daar twee verdoken jongens uit. t Was Jantje Roose en Mieltje Boone twee makkers van Pieter. Ja hij, hij zit er voorzeker in riep Jantje Roose. Oh hij was dul, hij was dul, nep Mieltje Boone, ik heb hem zion stormen door de klaver, rechte naar de stekke. En alle drie, ze liepen of beter ze spron gen drie vier stappen verre de klaver in en trokken daar een lang smal net op van wel tien meters lang en maar drie decimeters breed, 't Was gelijk een lang gevlochten lint die met stokken alzoo in de klaver vaste en rechte stond. Jamaar hij zat er in ook, de heeste stak vernesteld in de mazen van het net. 22, te Yper, zal geven over de wet op de werkongevallen op Zondag '48 mei om 4 ure te Dickekusch. op donderdag 1 Juni om 11 ure te St Jan. id. om 4 ure te St Julien. op Zondag 4 Juni om 8 ure te Brielen. id. om 4 ure te Elverdinghe Bij het jubeljaar, het vijf-en-zeventigste jaar van het onalhankelijk bestaan van het koninkrijk België, is het zeker wel gepast eens een oogslag te werpen op den weg welken wij, Belgen, op die 75 jaren hebben afgelegd. Binnen de enge grenzen van België leefden in 1830 3.785.814 inwoners op den dag van heden heeft de bevolking bijna de millioen inwoners bereikt. Over 75 jaren was het getal geletterden in België zeer klein, weinig buitenlieden had den eenig onderwijs genoten die toestand is gansch verbeterd en neemt nog van dag tot dag toe van 1880 tot 1890 is het getal ongeletterden met 21 °/0 afgenomen. De stu denten der hoogescholen zijn van 1071 in 'tjaar 1830 tot 5265 geklommen. In alle steden van eenig belang wordt het volkson derwijs ingericht,kunsten en wetenschappen bloeien hier in eene mate dat wij tegen geen welkdanig land ter wereld iets af te geven hebben. In de nijv-rheid is het ook zoo. In 1830 telde men 113.751 patroons met 314,842 werklieden in 1890 waren er 336,089 werk huizen en 1.102,244 werklieden. Over 70 jaren leverden de Belgische koolmijnen 2 millioen ton kolen, nu 25 millioen ton, ter waarde van 408 millioen fr. De handel met het buitenland is van 850 millioen tot 7 milliards of 7 duizend millioen gestegen. Sedert 1830 zijn er 5 milliards of 5 duizend millioen franken door den Bel gischen Staat uitgegeven aan groote werken Door dien vooruitgang zijn natuurlijk de dagloonen der Werklieden gestegen, in zoo verre dat zij verdubbeld zijn tegenover 75 jaren. De eetwaren, kleederen en andere dagelijksche noodwendigheden zijn daaren tegen merkelijk verminderd van prijs; hieruil volgt dat de minste werkman er thans zoowel van leeft als over 75 jaar de beste baron, en dat kan een der voornaamste oorzaken zijn, dat al de Belgen thans geen rijkaards zijn, doch hiervan willen wij niet spreken. Dat zijn nog maar eenige staaltjes van onze welvaart en ons overheerlijk bestuur. Sommige, geuzen, mits ons land 20 jaar lang onafgebroken onder het katho liekbestuur staat,valt hëtlastigdïewelvaart dien vooruitgang te bekennen. Maar men kan toch het daglicht niet loochenen of men moet zijne oogen zoo vast toenijpen dat er geen schijn van lichtstraal meer door lean. VooruitZeggen wij aan onze katholieke vrienden van het landsbestier van Belgie,dat tot voorbeeld mag gesteld worden aan al de bestaande rijken van Europa,zooals minister D1' Kuyper van Holland en andere voor zichtige groote staatsmannen openlijk op de staatstribuun hebben verklaard. YPER Albert Boudry, ruitebreker bij M. Ch. Cl ine kemaille, is Woensdag van de bêre gevallen, in de Rijselstriie, aan de Stadsmeisjesschool Doktoor Justice heeft den gekwetste verzorgd, rijn hand is gebroken. Een jongen van zeven jaar. Hector Wenes, uit het brafekelstraalje is zijnen arm gebroken 111. t. te vallen van eenen wagen die stond bij den wagenmaker Henri Vlaemynek, in Sim Maartensnieuwweg. Hij werd verzorgd door Doctor Vanrobaeys. WERKSTAKING Een leurder wilde dezen morgen zijnen hond doen trekken en spanne de beêste aan de karre. Jamaar, die hond was een anarchist en in plaatse van te trekken beet hij zijnen meester den duim ópen. Seffens was er daar en heele troppiJing volk errond, zoodat de boterstraal overeinde stond. I11 een, twee, drie, was hij in de muite die Pieter meegebracht had. Het was een blijdschap van d'andere wereld de jongens zaten rond de muite gehukt, in bewondering voor den schamele» vogel. 't Is nen schoonen, riep Jantje,oh l/0h 0I11 en hij sloeg zijn handen tig gare flet kletste. «Vs Boone alzoo te laten vangen. Ik heb nog gepeisd dat wij u gingen kwijtspelen, sprak Pieter tot den vogel, die verschrikt rond vleggerde in de muite.Geluk kiglijk dat ik mijn spiegelglazeken meê had Hoe uw spiegelglazeken riepen JaiAj en Mieitje, die nog zoo b. dreven en door slepen niet en waren in het vak. Hoor ja weet gij dan nog niet? De kwakkel, gelijk ten andere alle vogels verzoi op het licht, schijnt de zon, hij zal er hem geerne in liggen te bakeren en te polken, net gelijk de hennen. Kuntgij dan nog iets vinden dat meer flikkert als de zonne doet op den grond, hij zal daarnaartoe gaan. Welnu,ik heb mij zoodanig gezet dat de zonne flak op mij scheen, ik dacht bij mijn zeivenmisschien zal ik die zonne nog noodig hebben,wie weet En het heeft juiste alzoo geweest. De vogel, als hij op een twintigtal stappen van mij verwijderd was kreeg gelijk achterdenken, en hij was te wege achter te eerselen. Ik trok dan zeere mijn spiegelglazeken uit, en 'k zond de stra len van de zonne voorzichtjes op een stap of twee van hem.Hij zag dat wit klaar plekske op de klaver en hij daarachter, en zonder dat hij wantrouw wierd deed ik dat plekske gedurig naar mij komen en hij maar altijd achter. Hij wierd dul en stormde wederom vooruit rechte naar de stekke, hij sloeg nog een keer of twee en,wuppe,hij zat er in Slim gewrocht 1 Pietje, slim gewrocht riepen de makkers in bewondering. Maar waar den duivel leert gij dat al vroeg Mieltje, 't is alsof gij al de willetje en grilletjes van de vogels kendet. Het was ook alzoo ten anderen keere als wij die merels gingen lijmen, gij wiste ook duidelijk en klaar wanneer de twee vogels te gare op het nest gingen zijn, en'twas alzoo ook. Wie leert u dat al Pietje Ja, wie leert u dat al Pietje vroeg JajMje-.— Ja ja, dat gij dat wiste,kereltjes zei Pieter, maar hij liet ze even wijs.Gauw,pakt maar het net en laat ons huizewaard gaan, die geruchtmaker hier moet nog instelleerd worden in zijn nieuw paleis. Als zij nu d0Q doek van het ruggestik omdraaiden stonden zij alle drie voor den IAchler de policie van Lyon zijn t uu de houden van Yper die grève spelen. ZUYDSCHOTK Woensdag laalst was het do plechtige inbul diging van den Eerw.Heer Adoll Dekeuekelaere als Pistor te Zuydschote Lachend vertoonde de zon haar aan den oosterlijken hemel en zond hare blijde stialen over de ieverige dorpelingen, die dezen keer, haar voorop gegaan waren en met het eerste hanengekraai de hand aan t werk geslegei. Hadden wedijverend om hunnen nieuwen hordei eene allerblijdste intrede voor le bereiden Zooals de inwoners van Jerusalem eertijds d 1 Zoon Gods met geestdrift in hunne start ontvn - gen, zóó ook wi:de de bevolking vanZuydscüoR zijnen Discipel met dezelfde ven ukking ei blijdschap ontvangen. Sperren, vaandels, pöorlen,vlaggen,bloenn- en opschriften vormden een begoochelen kleurenspel die de toeschouwers iu verrei, king stelde. Een prachtige stoet ging den nieuwen herd, legemoel lot aan liet gehucht Lizerne. En oijzondere melding moet gemaakt worden ov. den veloelub, die ond. r de geleide van d neer Petrus Louwagie, met prachtig versierd rijwielen den stoet voorop rei d, en met. een dichterlijke aanspraak den nieuwen Pasto verwelkomde. Ten 11 ure stelde de stoet zi'h in beweging met het muziek aan 't hooft. De klokken lietei 111 blijde aceoorden hunne vfcugdegroetèii ovei iorp en akker weergalmen. De kerk, prachlig versierd, was proppend vol. Na de eerste ceremoniën besteeg de zeer eerw. Heer Deken van Poprriugho den predik stoel en stelde daaraan de parochianen van Zuydschote hunne herder voor als zijnde een nan van plicht en zelfsppoffering, als hunner raadsman en geleider, als den troost en d< leniging der behoefiigen, als de steun dei ouderlingen, als den opvoeder der ehristene jeugd. Daarna wierd hot feestmaal opgediend in de zaal van het klooster, waar vrienden eri magen in groot getal aanwezig waren. Spijskaart Eerst den Heer gebenedijd Goede Soep geeft appetijt Onder lekker tafelspij zen Kalfskop is niette misprijzen Ook de Koning van den Visch Vraagt zijn plaats op dezen disch Thans een beste stuk gesneden Uil de jeugdige Ossenleden Hamburg zag mij leven, sterven, Die 't niet lust moet mij maar derven. Zoete frissche waterrapen Die 2ij langs de slraten rapen Van Singapour in blekkenkas Word ik genoemd Beste Annanas. Na taart, fruit, moka, krokkeldingen Mag men 't Amenliedjen zingen In der. namiddag deed de eerw. Heer Pastor, vergezeld van Burgemeesler en Schepenen, gemeente disch en kerkraad, vrienden en feniiiss'n, met het muziek aan 't hoofd, een uitstapje over de plaats, om de dichterlijke en maakvolle opschriften en welkomgroeten te lezen. Opschriften Bij Louwagie, kinders Herder ons van God gegeven Tot geleider in dit leven Houd ons op d. rechte baan Opdat wij ten Hemel gaan Boven de school VrooLIJk. WensChen UWe IeVerIge sChooL kInDers U WeLkoM. Boven de schoolpoort Heel het dorp is nu vol vreugde, Ieder juicht bij 't schoone feest Maar i.oezeer de grooten jublen, Wij, uw kiudren, jublen 't weest, En geen wonder, goede Herder, Want naar 't voorbeeld van ons Heer, Mint gij al uw schapen teeder, Maar de kleine toch zoo teêr Mogetgij dan lange jaren, Steeds geleiden onze jeugd, Opdat wij toch nooit afdwalen Van het pad der ware deugd Daaglijks zullen wij God bidden Voor hetgeen gij voor ons doet En nu schallen we ailegader Leve lang ons Herder zoot pas al wandelen schoolmeester, die daar scheen aan te komen. Zij verschoten eerst een weinig maar het was gauw over, trouwens wat kon hun de schoolmeester schillen. Zij en gingen alle drie naar de schole niet meer. Pieter, van zoonaast hij zijn eerste Communie gedaat, had, en wilde naar de school niet meer gaan en moeder Coleta, wederom te slap en te zwak, had toegegeven, onder voorwendsel dat er toch geen leeren in en zat, en dat hij thuis haar hier en daar een handje kon toesteken. Pietje, mijn jongen, hadde ze gezeid en wel,blijft thuis,maar gij moet mij helpen in den koeistal en in huis. Pieter had gezeid van ja, en 't was wel. Pieter, vroeg de schoolmeester, die eerst zijne nieuwsgierigheid wilde voldoen, gij zoudt mij nen keer moeten uitleggen, hoe gij dat aan boord geleid hebt om dien kwak kel te vangen. - Ah, seffens,meester,zei Pieter,voldaan; omdat bij gelijk eertijds niet bestreden en was. Ik hoorde te noene ginder verre een kwakkel slaan,'k peisde wacht maar, vogel, gij zijt de mijnen. Ik ging zeere Mieltje boone en Jantje Roose halen,en wij kwamen hier met deze stekke. Wij zetten die stekke daar in de klaver. Wat verstaat gij door stekke, Pieter vroeg de schoolmeester. Enwel dit lang smal net hier, meester dat net is driedubbel, van wederzijden zijn er groote mazen, gij kunt er gemakkelijk uwen hand doorsteken,en tusschen de twee, of beter in t midden, hangt er een fijn slap uetje met kleene mazen. Als men nu met iloeke stokken dat netje dat nauwelijks een i oet breed is, schoone rechte zet en spant, zoo staat er daar een slag van haagske van tien meters lang. Welnu, wij zetten onze stekken, en mijne makkers al wederzijden op eenige stappen weggedoken beloerden den kwakkel en ik zette mij neder al den overkant van het net, zoodat het net ge spannen staat tusschen mij en de vo»el die ginder nog altijd peper gaf om te slaan. Dan begon ik met mijn kwakkelbeentje te slaan op zulke wijze dat ik zoo getrouw mogelijk den dubbelslag van een kwakkelwijf achter bij Capoen P. De eene doet dit, de andere doel dat E11 de swies versiert zijn zoldergat Bij den Brigadier Waar 't geestelijk en 't burgerlijk Hand in hand te zaaien gaan Daar wordt er dubbel goed gedaan. Bij Tanghe J. Zii l ge tusschen dorp en akker '1 Oude dorpje vlug en wak kei- Dat voor u heeft voorbereid Een onthaal vol heerlijkheid \V. Ikniii afgezant des lleercn Die on- 's hemels weg komt Jeere.i Brenge uw komsle voor ons mede .Eendracht, welvaart, heil en vrede. Bij Louwagie P. II rberg houden is geen kwaad Als het wel 111 regel gaat 'k poor u zeggen 'l is alzoo Oj) die concjiln zijt gij hier. Een goede v ien 1 va 1 den herbergier Bij Del va: Met een recht en wijs beslier Slijt lang uwe dagen hier Moch el gij zoo lang bestieren Dat we n jubelfeestc vieren Bij A'-ke E. E rweerde heer hier woont de bakker Hij is van in de vroegte wakker llij wil zijn huis«wat schoon versieren Oin uwe inhuldiging te vieren Bij Vandënbussche Als klokkenluider kan ik niet vergelee Den nieuwen herder weikom ie heelen En van op den Imogen toren Mijn vreugde kreet te laten hooren Welgekomen weerde Heer Welgekomen nog nen keer Bij Dekindt S. Sewaes, de hovenier, Wënscht zijnen herder hier Geluk, ja veel pleizier Nu binst zijn wijs bestier. Lokaal der duivengilde ITeer Pasloor, weerde Heer, Aan u toch en vervelen Geen goede vlaamschc spelen, Waar leute is naar den rechten zin, En 't duivenspri bestaal hierin. Boven de poort bij hel klooster: Mochte God U aLLe sChapen Lange Laten. Boven het klooster GodsChenke Den Herder VoLLe kraCht en Lange Loopbaan. Bij Billiet P. De kerkbaljuw alsook zijn buisgezin Halen met vreugd den nieuwen herder ia En wenschen u, eerweerde Heer alhier Lange jaren geluk in uw bestier. Bij Planckeel K. Eerweerde Heer Pas oor Een schoonen stoet brengt u den staf Dien men u te Brugge als Herder gaf De vreugde blinkt op elks gelaat Omdat ge hier als Pastoor slaat. Bij Casier P. Casier wenscht den Herder met pleizier Een goed en wijs bestier In deze gemeente alhier Voor meer dan een jaar of vier. Alleluia Deze schoone dag zal lange in hel geheugen d.r parochianen van Zuydschote blijven. 't Is in zulke omstandigheden dat men ziet dat onze vlaamsebe gemeenten hunnen Priester oprecht genegen ziju.Met recht mag de Priester hier in Vlaanderen fier en trouwvol op zijn volk wijzen en zeggen dat is mijn volk TE LAAT klagen vele lieden wanneer de hoest burner kinderen in brochiet of tering verandert. We Runnen hen niet genoeg herhalen van bij den minsten hoest onmiddellijk de siroop Depiatere te nemen hij allé- n is onfeiloaar en mag zon der gevaar genomen worden op eiken ouder dom. 2 fr. de flesch le Oostende en overalte Yper, apolhrken May, Libotte, Aerlsens en Üonck; te Poperinghe, Monteyne te Komen, Van Windekens le Meenen, Siorn en Rotiers elseghem (Markt) Rodenbach en te Waasten, I Vander Marhère. deed. De man integendeel, slaat driemaal. Als de man nu mijn slag hoorde, meenende dat het een kwakkelwijf was, kwam hij herrewaard gespoeterd over de velden. Ik sloeg voort en de kwakkelman wierd gram, gij kunt het hooren aan zijn slaan, en hij stormde door de klaver rechte naar mij. Jamaar ons net stond daar en in dul geweld wilde hij er door, hij boorde door de mazen van 't eerste net, stak en wrong om door het tweede slap en fijn netjemaar door het geweldig steken gerocht hij met het tweede net door de groote mazen van het derde net, en hij bleef' steken. Hij zat daar gelijk in een zakske, waaruit hij niet meer en kon. Als ik den kwakkel niet meer en hoorde tegenslaan.was 't een teeken dat hij in !t net zat, dan ben ik opgesprongen en gaan zien, hij zat er in, de dwaze, en nu is het de onze. Ja, nu en zal hij niet meer ontsnappen, riepen de twee makkers en ze liepen en ze sprongen rond de muite. Jamaar Pieter, kon de vogel onder het net niet kruipen vroeg de schoolmeester- Bah neen hij, meester, wij duwen de stokken zoodanig in, dat het net dichte dichte gespannen staat tegen den grond. Mag ik eens dat kwakkelbeentje zien, Pieter. Oh ja., hier is 't zè, het is geheel een voudig, 't is een schuifeling gemaakt uit een merkbeentje en daaraan is er een leeren zakske gebonden en in dat zakske zit er peerdshaar,omdat het zou gezwollen büjvea en niet plat vallen. Als ik dan op dat zakske sla vliegt de wind er uit en doet hetscballeh- Het is geheel eenvoudig, gelijk ge ziet. Ja ja, zoo, zei de meester, al 't ding'k0 bezien. Jamaar, meester, zei Mieltje B00B®' die ook wilde zijne keuren en kennisse" toonen,er bestaat nog eene andere wijze W kwakkelvangen. Hoedat vroeg de meester. t Vervolgt) door E. H. LEROY VERBODEN NADRUK

HISTORISCHE KRANTEN

Nieuwsblad van Yperen en van het Arrondissement (1872-1912) | 1905 | | pagina 2