DE PENSEJAGER
MENGÈLMARE'N
Wet op de werkongevallen
Ons Vaderland,
instelling, van eenen grooten man willen
schrijven. Doch wanneer men eindelijk tot
de overtuiging gekomen is dat de geschie
denis niet enkel uit eene reeks levensbeschrij
vingen van beroemde mannen, uit verhalen
van vermaarde veldslagen bestaat, maar dat
het leven van al de bestanddeelen der maat
schappij even goed dient gekend te wezen
▼an dat oogenblik af werd de raadpleging
der archieven voor de geschiedschrijvers
onontbeerlijk. Met te beweren, dat de dege
lijkste voorbrengselen der hedendaagsche
historiographie uitsluitend aan archivarissen
of aan archiefwerkers te danken zijn, over
drijven wij geenszins. De vernieuwing dei-
nationale geschiedenis zou voldoende wezen
om op de erkentelijkheid van al die, wien
het vaderland lief is, aanspraak te mogen
maken. Doch ook praktischer, tastbaarder
belang bieden de archieven aan.
Hebt gij wel ooit gedacht, om een voor
beeld te nemen, aan de onaangenaamheid
welke de verdwijning der registers van den
burgelijken stand, in onze hedendaagsche
maatschappij, zou verwekken Vóór de
Fransche Omwenteling bestond de burger
lijke stand niet. De pastoor teekende de
namen aan van de personen die hij doopte,
trouwde en naar hunne laatste rustplaats
vergezelde. Zelfs deze aanvankelijke burger
lijke stand heeft niet altijd bestaan. In 't alge
gemeen, hebben de geestelijken slechts op
het einde der XVR eeuw begonnen de
parochieregister te houden, en wanneer
men tot de kennis zijner voorzaten in oudere
tijden wil geraken, moet men tot de
notariëele akten, tot de schepenboeken, tot
andere bescheiden nog, zijne toevlucht
nemen. Wie zou durven beweren, dat hij
nooit zijn geslachtboom ter verdediging
zijner belangen zal moeten opstellen Hoe
veel erfdeelen vielen den rechthebbenden niet
ten deel, dank aan het vervaardigen dezer
geslachtboomen welke slechts bij middel der
archieven kunnen opgesteld worden Hoe
veel familiën,die zulks verwaarloosd hebben,
missen nu het genot dezer uitmuntende
studiebeurzen door een hunner vrijgevige
voorzaten gesticht Ongetwijfeld kan dus
het lot van een mensch van het bestaan van
zijn geslachtboom afhangen.
En gij, die u plotseling uw eigendoms- of
gebruikrecht van het een of ander onroerend
goed ziet betwisten, hoe zult gij uw goed
recht staande houden tenzij door in het
archief bewaarde bescheiden Zend er uwen
advokaat zonder aarzelen naar toe. Indien hij
uwe zaak ter harte neemt, zal hij zorgvuldig
de titels opzoeken welke u uwe zaak zullen
doen winnen.
Nu, verbeeld u echter niet dat al deze
opzoekingen in een oogwenk zullen ge
beuren. Er bestaan tot nu nog, op het
Archief, geene laden welke volgens alpha-
betische orde de geslachtboomen der zeven
millioen Belgen, die het recht hebben er
opzoekingen te komen doen, inhouden
Evenmin vindt men er kassen de gansch
geschrevene geschiedenis van ieder huis of
van den grond waarop het gebouwd werd
bevattende. Maar, in de meeste gevallen,
bestaat er mogelijkheid al deze zaken te
leeren kennen en aan de archivarissen wordt
juist de taak opgelegd het publiek met de
talrijke in de archieven voorkomende inlich
tingen bekend temaken.
Op welke manier trachten de archivarissen
de kennismaking met deze oude papierei
aan het publiek te vergemakkelijken? Hun
eerste werk is het ordenen der archievei
volgens de verzamelingen, dat wil zeggen het
vereenigen en het plaatsen onder de rubriek
van eene instelling of van een bestuur van al
de bescheiden welke van deze instelling of
dit bestuur voortkomen. Indien deze instel
ling of dit bestuur, tijdens hun bestaan, in
een zeker getal afdeelingen of bureelen
verdeeld waren, zoo zal de archivaris trach
ten in zijne ordening der archieven hetzelfde
getal afdeelingen of bureelen te behouden,
derwijze dat de in zijneordeningaangenomen
verdeelingen de verdeelingen der instellingen
of besturen als een spiegel weerkaatsen
Wanneer hij dit werk verricht heeft, draagt
de archivaris zorg elk der bestanddeelen
waaruit bedoelde archiefverzameling bestaat,
zoo volledig mogelijk te beschrijven. Dii
heet den inventaris eener verzameling opstel
len. Naarmate de archiefinventarissen afge
werkt zijn, worden zij gedrukt en in de
publieke bibliotheken verspreid, ten einde
aan de werkers toe ie laten aldaar kennis te
nemen van hetgeen zij in deze of gene
archiefverzameling kunnen vinden en zich
naar het archiefdepot te begeven voorzien van
juiste aanteekeningen, welke de opzoekingen
der archivarissen merkelijk zullen verkortene
Ongelukkig zal er nog een tamelijk lang.
tijd verloopen vooraleer de inventarissen van
al de archiefverzamehngen zullen opgesteld
zijn in afwachting zijn de menigvuldige
aanvragen naar opzoekingen dikwijls zeer
vaag en slorpen zij een aanzienlijk deel van
den werktijd der archivarissen op.
Zooals men ziet, is het ambt van archi
varis geene werklooze bediening. Te meer,
het vereischt van hen, die het vervullen,
uitgebreide kennissen. Onnoodig te zeggen
dat zij de geschiedenis op hun duimpje
moeten kennen. Sedert het koninklijk be
sluit van 14 Juni 1895, waarbij het examen
van kandidaat archivaris ingesteld werd,
mogen enkel de dokters in wijsbegeerte en
letteren (groep geschiedenis) werkelijk de
hoop koesteren nog in het beheer der staats
archieven aangenomen te worden. Doch
zelfs dit diploma,» welk vier jaren universi
teitstudiën vergt, is onvoldoende. Te recht
heeft het Staatsbestuur geacht, dat een
uitmuntenden professor van geschiêdenis in
de athenea de hoedanigheden en kennissen
kunnen ontbreken welke van een goeden
archivaris, mogen vereischt worden. Het
lezen van de verschillende oude geschriften,
bij voorbeeld, maakt de kennis der paleogra-
phie noodzakelijk. De archivaris, die wettige
voor de rechtbank geldige afschriften moet
afleveren, is verplicht de zoo talrijke valsche
stukken van de echte te kunnen onderschei
den, en moet, bijgevolg, de diplomatiek
geleerd hebben. Om de zegels en merken
welke aan de bescheiden hangen, te kunnen
ontcijferen, moet hij met de zegelkunde
nauw bekend zijn, en wanneer de wapens
welke er op voorkomen, moeten bepaald
worden, is de kennis der heraldiek of wapen
kunde onmisbaar. Zeer weinig stukken zijn
volgens de hedendaagsche tijdrekenkunde
gedagteekend. Niets is meer afgewisseld
volgens de tijden en de plaatsen, dan de
manier waarop men de dagen, de maanden
de jaren gesteld en gedateerd heeft, en indien
men de wetenschap der tijdrekenkunde niet
bezit, zoo stelt men zich aan de grootste
misgrepen bloot.
Daarenboven gelijkt de taal der oude
bescheiden zeer weinig op de hedendaagsche
Gedurende de middeleeuwen schreef men
onze twee landstalen gansch anders dan nu
n om de taal der oude keuren te verstaan
moet men het Fransch en het Nederlandsch
der middeleeuwen machtig zijn. Zelfs het
classieke latijn der humaniora zal van luttel
nut zijn, daar de taal van Cicero en Virgilius
in den loop der tijden zeer veranderde.
Eindelijk, ter oorzake der menigvuldige
vreemde stamhuizen welke in ons land den
troon beklommen, der gedurige betrekkin
gen welke België met zijne machtige geburen
onderhield en der talrijke vragen naar
opzoekingen die dagelijks uit den vreemde
op het Archief aankomen, is het onontbeer
lijk dat de archivarissen ten minste een paar
der engelsche, hoogduitsche, italiaansche en
'spaansche talen kennen.
Daar zijn we verre, niet waar, van het
tofferige oudje dat enkel voor taak zou heb
ben het water, het vuur en het ongedierte te
beletten nuttelooze oude papieren te verdel
gen. In hare hoedanigheid van stukken,
belangrijk voor al de klassen der maat
schappij, dienen de archieven aan eerlijke,
zorgvuldige en geleerde ambtenaren toever
trouwd te worden, wier onverpoosd werken
aan het huidige en toekomstige geslacht de
voortbrengselen der voorouders moet leeren
kennen.
Dr J. CUVELIER,
Afdeelings onderoverste
op het Algemeen Rijksarchief te Brussel.
De landbouwers worden vriendelijk ver
zocht do voordrachten te willen bijwonen
welke M. Van den YVouwer, ingenieur
staatslaudbouwkiindige Oudo Houtmarkt
Mengelwerk van 't Nieuwsblad van Yper, N*
Met die gedachten bezig, trok Sissen ook
naar bedde en allen waren gauw in ruste op
de hofstede van weduwe Dejaegher.
III
Twee jaren waren vervlogen en voorbij,
en 't was wederom zomer't was Heilig
Drijvuldigheid zondag,vespers en lof waren
gedaan, en de schoolmeester deed een
wandelingske door de velden, om met den
avond thuis te zijn trouwens, mijnheer de
pastor ging komen, en onder het smooren
van een lekker pijpken, den avond over
brengen en mijnheer den onderpastor ging
er ook bij zijn, dat was de brave man zijn
wikkel't ging een aangenamen avond zijn.
Zoo, hij ging al slenteren lutsebalieren,
't eene wegelken uit en 't andere in. 't Was
een prachtig weder, de vruchten stonden in
volle groeite, en alles beloofde een schoonen
en rijken oogst.
De schoolmeester bewonderde de koorn
velden en berekende bij zijn zei ven hoeveel
het gemet zou opbrengen, en miek alzoo in
zijn hoofd geheele rekeningen. Al met eens
hoort hij de slag of het gezang van een
kwakkelwijf; kwak kwak kwak kwak 1 zoo
klaar en zoo dichte bij, dat hij er van ver
schiet en geheel uit zijn cijfers gesmeten is.
Hij staat boomstille en luistert voort, 't Is
wel de slag van het wijf, de man slaat
driemaal, kwak kwak kwak I In de verte,
hoort hij ook den man die tegenslaat. Hij
nadert stille stille, en duikt hem achter
eenige struiken, hij en is maar tien stappen
meer van het kwakkelwijf dat altijd onge
stoord voort slaat. Hij doet voorzichtig nog
eenige stappen, en ziet tot zijne groote
verwondering, dat het zoogezeide kwakkel
wijf niemand anders is dan l'ietje Dejaegher.
Hij zit daar op het veureinde van een klaver
veld en met een kwakkelbeentje, slaat hij
gedurig, en op gepaste mate net gelijk een
kwakkelwijf slaat.
Pieter van zinnens is te doen en hij duikt
hem weg. Nu kou hij alles hooren en zien
zonder gezien te worden.
Pieter zit te loeren met ooge en oore in de
wind, al slaan met zijn kwakkelbeentje, en
de man die eerst verre was scheen te na
deren zijn slag wierd van langs om duide
lijker en nader. Pieters oog schitterde van
voldoening en hij sloeg maar altijd voort.
Dat geduurde nu reeds een half' ure, de
schoolmeester en wilde 't niet opgeven en
hij bleef. De kwakkel die tegensloeg naderde
en naderde altijd voort. Hij en was reeds
maar een honderd meters verre meer. Pieter
losrde enkeek,dochzijn vinger diesloeg roer
de alleen,'t wasanders als een steenenbeeld.
De kwakkel nadert nog en nog, hij schijnt
dul en gram en zijn slaan verdappert.
Al met eens zwijgt de kwakkel en Pieters
kwakkelslag blijft onbeantwoord. Hij -it er
in,roept Pieter,opspringende van blijdschap
Eer de schoolmeester ziju zinnen thoope
kreeg,kropen er daar twee verdoken jongens
uit. t Was Jantje Roose en Mieltje Boone
twee makkers van Pieter.
Ja hij, hij zit er voorzeker in riep
Jantje Roose.
Oh hij was dul, hij was dul, nep
Mieltje Boone, ik heb hem zion stormen
door de klaver, rechte naar de stekke.
En alle drie, ze liepen of beter ze spron
gen drie vier stappen verre de klaver in en
trokken daar een lang smal net op van wel
tien meters lang en maar drie decimeters
breed, 't Was gelijk een lang gevlochten lint
die met stokken alzoo in de klaver vaste en
rechte stond. Jamaar hij zat er in ook, de
heeste stak vernesteld in de mazen van het
net.
22, te Yper, zal geven over de wet op de
werkongevallen
op Zondag '48 mei om 4 ure te Dickekusch.
op donderdag 1 Juni om 11 ure te St Jan.
id. om 4 ure te St Julien.
op Zondag 4 Juni om 8 ure te Brielen.
id. om 4 ure te Elverdinghe
Bij het jubeljaar, het vijf-en-zeventigste
jaar van het onalhankelijk bestaan van het
koninkrijk België, is het zeker wel gepast
eens een oogslag te werpen op den weg
welken wij, Belgen, op die 75 jaren hebben
afgelegd.
Binnen de enge grenzen van België leefden
in 1830 3.785.814 inwoners op den dag
van heden heeft de bevolking bijna de
millioen inwoners bereikt.
Over 75 jaren was het getal geletterden in
België zeer klein, weinig buitenlieden had
den eenig onderwijs genoten die toestand
is gansch verbeterd en neemt nog van dag
tot dag toe van 1880 tot 1890 is het getal
ongeletterden met 21 °/0 afgenomen. De stu
denten der hoogescholen zijn van 1071 in
'tjaar 1830 tot 5265 geklommen. In alle
steden van eenig belang wordt het volkson
derwijs ingericht,kunsten en wetenschappen
bloeien hier in eene mate dat wij tegen
geen welkdanig land ter wereld iets af te
geven hebben.
In de nijv-rheid is het ook zoo. In 1830
telde men 113.751 patroons met 314,842
werklieden in 1890 waren er 336,089 werk
huizen en 1.102,244 werklieden. Over 70
jaren leverden de Belgische koolmijnen 2
millioen ton kolen, nu 25 millioen ton, ter
waarde van 408 millioen fr.
De handel met het buitenland is van 850
millioen tot 7 milliards of 7 duizend millioen
gestegen. Sedert 1830 zijn er 5 milliards of
5 duizend millioen franken door den Bel
gischen Staat uitgegeven aan groote werken
Door dien vooruitgang zijn natuurlijk de
dagloonen der Werklieden gestegen, in zoo
verre dat zij verdubbeld zijn tegenover 75
jaren. De eetwaren, kleederen en andere
dagelijksche noodwendigheden zijn daaren
tegen merkelijk verminderd van prijs; hieruil
volgt dat de minste werkman er thans
zoowel van leeft als over 75 jaar de beste
baron, en dat kan een der voornaamste
oorzaken zijn, dat al de Belgen thans geen
rijkaards zijn, doch hiervan willen wij niet
spreken. Dat zijn nog maar eenige staaltjes
van onze welvaart en ons overheerlijk
bestuur. Sommige, geuzen, mits ons land
20 jaar lang onafgebroken onder het katho
liekbestuur staat,valt hëtlastigdïewelvaart
dien vooruitgang te bekennen. Maar men
kan toch het daglicht niet loochenen of men
moet zijne oogen zoo vast toenijpen dat er
geen schijn van lichtstraal meer door lean.
VooruitZeggen wij aan onze katholieke
vrienden van het landsbestier van Belgie,dat
tot voorbeeld mag gesteld worden aan al de
bestaande rijken van Europa,zooals minister
D1' Kuyper van Holland en andere voor
zichtige groote staatsmannen openlijk op de
staatstribuun hebben verklaard.
YPER
Albert Boudry, ruitebreker bij M. Ch. Cl ine
kemaille, is Woensdag van de bêre gevallen,
in de Rijselstriie, aan de Stadsmeisjesschool
Doktoor Justice heeft den gekwetste verzorgd,
rijn hand is gebroken.
Een jongen van zeven jaar. Hector Wenes,
uit het brafekelstraalje is zijnen arm gebroken
111. t. te vallen van eenen wagen die stond bij
den wagenmaker Henri Vlaemynek, in Sim
Maartensnieuwweg. Hij werd verzorgd door
Doctor Vanrobaeys.
WERKSTAKING
Een leurder wilde dezen morgen zijnen hond
doen trekken en spanne de beêste aan de karre.
Jamaar, die hond was een anarchist en in
plaatse van te trekken beet hij zijnen meester
den duim ópen. Seffens was er daar en heele
troppiJing volk errond, zoodat de boterstraal
overeinde stond.
I11 een, twee, drie, was hij in de muite die
Pieter meegebracht had.
Het was een blijdschap van d'andere
wereld de jongens zaten rond de muite
gehukt, in bewondering voor den schamele»
vogel.
't Is nen schoonen, riep Jantje,oh l/0h
0I11 en hij sloeg zijn handen tig gare flet
kletste. «Vs
Boone
alzoo te laten vangen.
Ik heb nog gepeisd dat wij u gingen
kwijtspelen, sprak Pieter tot den vogel, die
verschrikt rond vleggerde in de muite.Geluk
kiglijk dat ik mijn spiegelglazeken meê had
Hoe uw spiegelglazeken riepen JaiAj
en Mieitje, die nog zoo b. dreven en door
slepen niet en waren in het vak.
Hoor ja weet gij dan nog niet? De
kwakkel, gelijk ten andere alle vogels
verzoi op het licht, schijnt de zon, hij zal
er hem geerne in liggen te bakeren en te
polken, net gelijk de hennen. Kuntgij dan
nog iets vinden dat meer flikkert als de
zonne doet op den grond, hij zal daarnaartoe
gaan. Welnu,ik heb mij zoodanig gezet dat de
zonne flak op mij scheen, ik dacht bij mijn
zeivenmisschien zal ik die zonne nog
noodig hebben,wie weet En het heeft juiste
alzoo geweest. De vogel, als hij op een
twintigtal stappen van mij verwijderd was
kreeg gelijk achterdenken, en hij was te
wege achter te eerselen. Ik trok dan zeere
mijn spiegelglazeken uit, en 'k zond de stra
len van de zonne voorzichtjes op een stap of
twee van hem.Hij zag dat wit klaar plekske
op de klaver en hij daarachter, en zonder
dat hij wantrouw wierd deed ik dat plekske
gedurig naar mij komen en hij maar altijd
achter. Hij wierd dul en stormde wederom
vooruit rechte naar de stekke, hij sloeg
nog een keer of twee en,wuppe,hij zat er in
Slim gewrocht 1 Pietje, slim gewrocht
riepen de makkers in bewondering.
Maar waar den duivel leert gij dat al
vroeg Mieltje, 't is alsof gij al de willetje en
grilletjes van de vogels kendet. Het was ook
alzoo ten anderen keere als wij die merels
gingen lijmen, gij wiste ook duidelijk en
klaar wanneer de twee vogels te gare op het
nest gingen zijn, en'twas alzoo ook. Wie
leert u dat al Pietje
Ja, wie leert u dat al Pietje vroeg
JajMje-.—
Ja ja, dat gij dat wiste,kereltjes zei
Pieter, maar hij liet ze even wijs.Gauw,pakt
maar het net en laat ons huizewaard gaan,
die geruchtmaker hier moet nog instelleerd
worden in zijn nieuw paleis.
Als zij nu d0Q doek van het ruggestik
omdraaiden stonden zij alle drie voor den
IAchler de policie van Lyon zijn t uu de
houden van Yper die grève spelen.
ZUYDSCHOTK
Woensdag laalst was het do plechtige inbul
diging van den Eerw.Heer Adoll Dekeuekelaere
als Pistor te Zuydschote
Lachend vertoonde de zon haar aan den
oosterlijken hemel en zond hare blijde stialen
over de ieverige dorpelingen, die dezen keer,
haar voorop gegaan waren en met het eerste
hanengekraai de hand aan t werk geslegei.
Hadden wedijverend om hunnen nieuwen hordei
eene allerblijdste intrede voor le bereiden
Zooals de inwoners van Jerusalem eertijds d 1
Zoon Gods met geestdrift in hunne start ontvn -
gen, zóó ook wi:de de bevolking vanZuydscüoR
zijnen Discipel met dezelfde ven ukking ei
blijdschap ontvangen.
Sperren, vaandels, pöorlen,vlaggen,bloenn-
en opschriften vormden een begoochelen
kleurenspel die de toeschouwers iu verrei,
king stelde.
Een prachtige stoet ging den nieuwen herd,
legemoel lot aan liet gehucht Lizerne. En
oijzondere melding moet gemaakt worden ov.
den veloelub, die ond. r de geleide van d
neer Petrus Louwagie, met prachtig versierd
rijwielen den stoet voorop rei d, en met. een
dichterlijke aanspraak den nieuwen Pasto
verwelkomde.
Ten 11 ure stelde de stoet zi'h in beweging
met het muziek aan 't hooft. De klokken lietei
111 blijde aceoorden hunne vfcugdegroetèii ovei
iorp en akker weergalmen.
De kerk, prachlig versierd, was proppend
vol. Na de eerste ceremoniën besteeg de zeer
eerw. Heer Deken van Poprriugho den predik
stoel en stelde daaraan de parochianen van
Zuydschote hunne herder voor als zijnde een
nan van plicht en zelfsppoffering, als hunner
raadsman en geleider, als den troost en d<
leniging der behoefiigen, als de steun dei
ouderlingen, als den opvoeder der ehristene
jeugd. Daarna wierd hot feestmaal opgediend
in de zaal van het klooster, waar vrienden eri
magen in groot getal aanwezig waren.
Spijskaart
Eerst den Heer gebenedijd
Goede Soep geeft appetijt
Onder lekker tafelspij zen
Kalfskop is niette misprijzen
Ook de Koning van den Visch
Vraagt zijn plaats op dezen disch
Thans een beste stuk gesneden
Uil de jeugdige Ossenleden
Hamburg zag mij leven, sterven,
Die 't niet lust moet mij maar derven.
Zoete frissche waterrapen
Die 2ij langs de slraten rapen
Van Singapour in blekkenkas
Word ik genoemd Beste Annanas.
Na taart, fruit, moka, krokkeldingen
Mag men 't Amenliedjen zingen
In der. namiddag deed de eerw. Heer Pastor,
vergezeld van Burgemeesler en Schepenen,
gemeente disch en kerkraad, vrienden en
feniiiss'n, met het muziek aan 't hoofd, een
uitstapje over de plaats, om de dichterlijke en
maakvolle opschriften en welkomgroeten te
lezen.
Opschriften
Bij Louwagie, kinders
Herder ons van God gegeven
Tot geleider in dit leven
Houd ons op d. rechte baan
Opdat wij ten Hemel gaan
Boven de school
VrooLIJk. WensChen UWe IeVerIge sChooL
kInDers U WeLkoM.
Boven de schoolpoort
Heel het dorp is nu vol vreugde,
Ieder juicht bij 't schoone feest
Maar i.oezeer de grooten jublen,
Wij, uw kiudren, jublen 't weest,
En geen wonder, goede Herder,
Want naar 't voorbeeld van ons Heer,
Mint gij al uw schapen teeder,
Maar de kleine toch zoo teêr
Mogetgij dan lange jaren,
Steeds geleiden onze jeugd,
Opdat wij toch nooit afdwalen
Van het pad der ware deugd
Daaglijks zullen wij God bidden
Voor hetgeen gij voor ons doet
En nu schallen we ailegader
Leve lang ons Herder zoot
pas al wandelen
schoolmeester, die daar
scheen aan te komen.
Zij verschoten eerst een weinig maar het
was gauw over, trouwens wat kon hun de
schoolmeester schillen. Zij en gingen alle
drie naar de schole niet meer. Pieter, van
zoonaast hij zijn eerste Communie gedaat,
had, en wilde naar de school niet meer gaan
en moeder Coleta, wederom te slap en te
zwak, had toegegeven, onder voorwendsel
dat er toch geen leeren in en zat, en dat hij
thuis haar hier en daar een handje kon
toesteken.
Pietje, mijn jongen, hadde ze gezeid
en wel,blijft thuis,maar gij moet mij helpen
in den koeistal en in huis. Pieter had gezeid
van ja, en 't was wel.
Pieter, vroeg de schoolmeester, die
eerst zijne nieuwsgierigheid wilde voldoen,
gij zoudt mij nen keer moeten uitleggen, hoe
gij dat aan boord geleid hebt om dien kwak
kel te vangen.
- Ah, seffens,meester,zei Pieter,voldaan;
omdat bij gelijk eertijds niet bestreden en
was. Ik hoorde te noene ginder verre een
kwakkel slaan,'k peisde wacht maar, vogel,
gij zijt de mijnen. Ik ging zeere Mieltje
boone en Jantje Roose halen,en wij kwamen
hier met deze stekke. Wij zetten die stekke
daar in de klaver.
Wat verstaat gij door stekke, Pieter
vroeg de schoolmeester.
Enwel dit lang smal net hier, meester
dat net is driedubbel, van wederzijden zijn
er groote mazen, gij kunt er gemakkelijk
uwen hand doorsteken,en tusschen de twee,
of beter in t midden, hangt er een fijn slap
uetje met kleene mazen. Als men nu met
iloeke stokken dat netje dat nauwelijks een
i oet breed is, schoone rechte zet en spant,
zoo staat er daar een slag van haagske van
tien meters lang. Welnu, wij zetten onze
stekken, en mijne makkers al wederzijden
op eenige stappen weggedoken beloerden
den kwakkel en ik zette mij neder al den
overkant van het net, zoodat het net ge
spannen staat tusschen mij en de vo»el die
ginder nog altijd peper gaf om te slaan. Dan
begon ik met mijn kwakkelbeentje te slaan
op zulke wijze dat ik zoo getrouw mogelijk
den dubbelslag van een kwakkelwijf achter
bij Capoen P.
De eene doet dit, de andere doel dat
E11 de swies versiert zijn zoldergat
Bij den Brigadier
Waar 't geestelijk en 't burgerlijk
Hand in hand te zaaien gaan
Daar wordt er dubbel goed gedaan.
Bij Tanghe J.
Zii l ge tusschen dorp en akker
'1 Oude dorpje vlug en wak kei-
Dat voor u heeft voorbereid
Een onthaal vol heerlijkheid
\V. Ikniii afgezant des lleercn
Die on- 's hemels weg komt Jeere.i
Brenge uw komsle voor ons mede
.Eendracht, welvaart, heil en vrede.
Bij Louwagie P.
II rberg houden is geen kwaad
Als het wel 111 regel gaat
'k poor u zeggen 'l is alzoo
Oj) die concjiln zijt gij hier.
Een goede v ien 1 va 1 den herbergier
Bij Del va:
Met een recht en wijs beslier
Slijt lang uwe dagen hier
Moch el gij zoo lang bestieren
Dat we n jubelfeestc vieren
Bij A'-ke E.
E rweerde heer hier woont de bakker
Hij is van in de vroegte wakker
llij wil zijn huis«wat schoon versieren
Oin uwe inhuldiging te vieren
Bij Vandënbussche
Als klokkenluider kan ik niet vergelee
Den nieuwen herder weikom ie heelen
En van op den Imogen toren
Mijn vreugde kreet te laten hooren
Welgekomen weerde Heer
Welgekomen nog nen keer
Bij Dekindt S.
Sewaes, de hovenier,
Wënscht zijnen herder hier
Geluk, ja veel pleizier
Nu binst zijn wijs bestier.
Lokaal der duivengilde
ITeer Pasloor, weerde Heer,
Aan u toch en vervelen
Geen goede vlaamschc spelen,
Waar leute is naar den rechten zin,
En 't duivenspri bestaal hierin.
Boven de poort bij hel klooster:
Mochte God U aLLe sChapen Lange Laten.
Boven het klooster
GodsChenke Den Herder VoLLe kraCht en
Lange Loopbaan.
Bij Billiet P.
De kerkbaljuw alsook zijn buisgezin
Halen met vreugd den nieuwen herder ia
En wenschen u, eerweerde Heer alhier
Lange jaren geluk in uw bestier.
Bij Planckeel K.
Eerweerde Heer Pas oor
Een schoonen stoet brengt u den staf
Dien men u te Brugge als Herder gaf
De vreugde blinkt op elks gelaat
Omdat ge hier als Pastoor slaat.
Bij Casier P.
Casier wenscht den Herder met pleizier
Een goed en wijs bestier
In deze gemeente alhier
Voor meer dan een jaar of vier.
Alleluia
Deze schoone dag zal lange in hel geheugen
d.r parochianen van Zuydschote blijven.
't Is in zulke omstandigheden dat men ziet
dat onze vlaamsebe gemeenten hunnen Priester
oprecht genegen ziju.Met recht mag de Priester
hier in Vlaanderen fier en trouwvol op zijn
volk wijzen en zeggen dat is mijn volk
TE LAAT
klagen vele lieden wanneer de hoest burner
kinderen in brochiet of tering verandert. We
Runnen hen niet genoeg herhalen van bij den
minsten hoest onmiddellijk de siroop Depiatere
te nemen hij allé- n is onfeiloaar en mag zon
der gevaar genomen worden op eiken ouder
dom.
2 fr. de flesch le Oostende en overalte
Yper, apolhrken May, Libotte, Aerlsens en
Üonck; te Poperinghe, Monteyne te Komen,
Van Windekens le Meenen, Siorn en Rotiers
elseghem (Markt) Rodenbach en te Waasten, I
Vander Marhère.
deed. De man integendeel, slaat driemaal.
Als de man nu mijn slag hoorde, meenende
dat het een kwakkelwijf was, kwam hij
herrewaard gespoeterd over de velden. Ik
sloeg voort en de kwakkelman wierd gram,
gij kunt het hooren aan zijn slaan, en hij
stormde door de klaver rechte naar mij.
Jamaar ons net stond daar en in dul geweld
wilde hij er door, hij boorde door de mazen
van 't eerste net, stak en wrong om door het
tweede slap en fijn netjemaar door het
geweldig steken gerocht hij met het tweede
net door de groote mazen van het derde net,
en hij bleef' steken. Hij zat daar gelijk in
een zakske, waaruit hij niet meer en kon.
Als ik den kwakkel niet meer en hoorde
tegenslaan.was 't een teeken dat hij in !t net
zat, dan ben ik opgesprongen en gaan zien,
hij zat er in, de dwaze, en nu is het de onze.
Ja, nu en zal hij niet meer ontsnappen,
riepen de twee makkers en ze liepen en ze
sprongen rond de muite.
Jamaar Pieter, kon de vogel onder het
net niet kruipen vroeg de schoolmeester-
Bah neen hij, meester, wij duwen de
stokken zoodanig in, dat het net dichte
dichte gespannen staat tegen den grond.
Mag ik eens dat kwakkelbeentje zien,
Pieter.
Oh ja., hier is 't zè, het is geheel een
voudig, 't is een schuifeling gemaakt uit een
merkbeentje en daaraan is er een leeren
zakske gebonden en in dat zakske zit er
peerdshaar,omdat het zou gezwollen büjvea
en niet plat vallen. Als ik dan op dat zakske
sla vliegt de wind er uit en doet hetscballeh-
Het is geheel eenvoudig, gelijk ge ziet.
Ja ja, zoo, zei de meester, al 't ding'k0
bezien.
Jamaar, meester, zei Mieltje B00B®'
die ook wilde zijne keuren en kennisse"
toonen,er bestaat nog eene andere wijze W
kwakkelvangen.
Hoedat vroeg de meester.
t Vervolgt)
door E. H. LEROY
VERBODEN NADRUK