Voeding der Dieren. MELKERIJ. HET NEERHOF. Volkswetenschap. In de Annalen der Veeartsenij heeft ilocter Viet een geval aangehaald van twaalf melkkoeien, die te weiden gingen in de nabijheid van een slecht ingedolven dood kalf. Dagelijks, bij hun rondkuieren door de weide, ademden die beesten gedurende eenige oogenblikken de uitwasemingen van dat verrotte lijk in.Dat was voldoende om de melk van die koeien te beder ven. Wanneer een pot melk, eenigen tijd nevens een slecht gestopte flesch met teer blijft staan, neemt de melk dien teersmaak over. Hetzelfde doet zich voor met terpentijn. Laat ons zorgen dat in de koestallen steeds veel reinheid heerscht en dal de dieren er zuivere lucht inademen, anders kunnen wij er geene goede melk verkrijgen. Het Hoof. Hooi is het natuurlijk voedsel voor paarden en herkaiiwers, doch hooi alleen is ontoereikend voor die dieren, vooral wanneer men van hen eene opbrengst vordert. Krachtvoeder 'moet daarbij gegeven worden en wel in eene hoeveel heid, die in verhouding staat met de voe dende waarde van het hooi. Om een dier met slecht hooi te voe den, moet men de hoeveelheid driemaal zoo groot nemen als van goed hooi, doch als men daardoor in het gebrek aan voedende stoften voorziet, legt men evenwel aan het dier een verteringsar beid op, welke schadelijk en afmattend is. Men weet dat de waarde van het hooi verschilt volgens de gewassen waaruit het bestaat, volgens den aard en de vruchtbaarheid van den grond, volgens het inoogsten, enz. Die hoedanigheid en de voedende waarde zijn dus afhankelijk van de scheikundige samenstelling en van de kruidkundige samenstelling, en deze twee samenstellingen zijn afhanke lijk van elkander. Goed hooi moet samengesteld zijn uit grasplanten en vlinderbloemige gewas sen, zure en giftige planten mogen er niet in voorkomen de grond, waar de planten groeiden, moet bemest zijn geworden met minerale stoffen, die een zoo grooten invloed uitoefenen op de melkvoortbrengst. Het hooi van natuur lijke graslanden, bestaande uit een groot getal variëteiten en soorten van gewas sen, heeft eene zeer verschillende schei kundige samenstelling het hooi van kunstmatig aangelegd grasland is meer gelijkvormig van kruidkundige en schei kundige samenstelling. Droge beemden leveren meestal goed, voedzaam hooi het hooi van wel onder houden bewaterde beemden is overvloe diger en ook van goede kwaliteit hooi van moerassigen grond heeft minder waarde. Zuur hooi bestaat uit slechte grassoorten, riet en biezen, het heeft weinig smaak en bevat weinig voedzame stoffen. Goed hooi kent men aan zijn uiterlij ke, aan de kleur en den geur. De kleur is groenachtig grijs en zeer gelijkvormig, de geur is aangenaam en min of meer welriekend door de aanwezigheid van grassen en peulgewassen. De smaak van zulk hooi is voorzeker aangenaam en niet zuur of bitter als die van slecht hooi. Een oppervlakkig onderzoek is noch tans niet voldoende om de voedende waarde van het hooi vast te stellen. De scheikunde ontleding en de plantkundige ontleding moeten geraadpleegd worden. Ook de wijze van inoogsten heeft invloed op de hoedanigheid van het hooi. Meestal wacht men te lang met maaien het hooi wordt te veel bewerkt en wordt niet op tijd ingeschuurd. Het gras moet gemaaid worden wanneer de grasplanten beginnen te bloeien (1) want (1) 't Is betreurenswaardig dat in vele streken het hooigewas slechts verpacht wordt op St Jans dag. Daartegen zouden de boeren zich moeten verzetten. De meeste grassoorten zijn op St Jans dag reeds uitgebloeid en hebben reeds zaad gevormd. De notarissen zouden dit moeten begrij pen. op dat oogenblik bevinden zich de voe dende stoffen door de geheele plant ver deeld, terwijl later, wanneer de zaden gevormd zijn, de voedstoffen te zamen trekken in de zaden, welke tijdens het maaien en hooien afvallen en verloren gaan. Maar niet alleen dit verlies ver armt het hooi, ook de blaadjes en de weekere deelen, die veel voedstoffen inhouden, gaan bij eene overvloedige bewerking verloren. Sommige landbpuwers vreezen nood lottige gevolgen voor de gezondheid der dierenwanneer deze nieuw hooi eten andere beweren dat nieuw hooi niet gevaarlijk is. Meestal moeten de nood lottige gevolgen worden toegeschreven aan de gulzigheid daar het nieuw hooi aangenamer is en meer den jpetlust opwekt, eten de dieren hetzelve te gul zig, waardoor dan stoornissen in de ver tering kunnen ontstaan. Óm dit te vermijden is het aan te raden slechts nieuw hooi te geven, nadat het gezweet heeft, dus anderhalve maand tot twee maanden na het inschuren. In het begin kan men ook oud en nieuw hooi gemengd voederen. Door sommige buitenstaande omstan digheden kan de voedende waarde van het hooi verminderen men heeft uitge- wasschen hooi, beschimmeld hooi, slijke- rig hooi enz. Daarover zullen wij later nog weieens schrijven. F. Pirard Landbouw-ingenieur (Nadruk verboden) Eene zonderlinge botervervalsching werd onlangs aangeklaagd bij het gerecht te Calcutta. De Voedermiddel-Commis sie had eene Indische botersoort, gekend onder den volksnaam Gi onderzocht en daarin gevonden: een vierde natuur boter van slechte kwaliteit en drie vier den slangenvet Er wordt van ambtswege in Indië eene toelage geschonken aan alwie eene slang heeft gedoodDe boterfabrika nt groef de slangen op en benuttigde het vet in zijne boter, hetgeen hem eene zware geldboete en gevang heeft gekost. Waarschijnlijk zal dit voorval de aan dacht getrokken hebben op her nutteloos wegwerpen van slangenvet en aldra zal wel iemand het middel gevonden hebben om nut te trekken uit dit product De Boter in den Zomer. In den zomer levert het vervaardigen van boter soms moeilijkheden op, het geen aan de warmte moet worden toe geschreven. De boter komt moeilijk te zamen, ze is week en er komt geen einde aan het karnen, terwijl nu juist dit lang durig karnen en daarbij de heerschende warmte de boter week maken. Wal moet er gedaan worden om te verhelpen aan dien toestand, welke zoo noodlottig is en zoo onaangenaam voorden landbou wer, die, om goede boter te maken zich de onkosten getroost, heeft van een afroo- mer en van een verbeterd stelsel van boterkarn P W at is afzichtelijker dan zulk een klomp weeke boter, die ondanks de beste zorgen zelfs niet tus- schen de plooien van het perkamentpa pier is te houden. Platte of weeke boter is ofwel het gevolg van een langdurig karnen ofwel van een gebrekkigbewerken der vetstof. Er kunnen verschillende oorzaken zijn, om dewélke de boter niet tot stand wil komen de graad van rijpheid van den room, de warmtegraad, toeval lige oorzaken zooals de voeding, de gezondheidstoestand der melkkoe, het tijdstip der kalving enz. De room moet gced rijp zijn en de zuur heid niet overdreven. In den Zomer geschiedt de rijping spoediger en moet men dagelijks, of ten minsten alle twee dagen karnen. Ook de vloeibaarheid van den room moetin aeht genomen worden een vaste room rijpt langzamer en men kan den afroomer zoodanig regelen dat de verkregen room vaster is. De warmtegraad van den room als men gaat karnen heeft ook een grooten invloed. In den zomer moet de warmte slechts 12 tot 13 centigraden bereiken Is de room warmer, dan zijn de boter- boiletjes te week en kleven niet te zamen. In dat geval moet koud water of zoo mogelijk ijs worden toegevoegd. Zoodra de boter gevormd is, wanneer de boterbolletjes de dikte hebben van een rijstkorreltje,- houdt men op met karnen men laat de botermelk afvlie ten en men vervangt ze door frisch water. Eenige wentelingen van df boterkarn zullen daarna de bolletjes doen samenkleven. Men zal, gedurende het wasschende boter zoo weinig moge lijk kneden, maar toch het wasschen voortzetten, totdat het water klaar is. Kortom, om inden zomer vaster boter te maken, zal men den room afkoelen met lagen warmtegraad karnen, de boter met zeer koud water in de karn wasschen, de boter niet te zeer kneden. The Dairyman (Nadruk verboden) Sedert eenige jaren houdt men zich te Brinkum, bij Breinen, vooral bezig met het mesten van varkens. Er bestaan daar verscheidene zeer belangrijke inrichtingen met dat doel gesticht. De varkens met breeden rug, gerekt lichaam en dikken buik worden er het meest gezocht. Men voedt ze uitsluitelijk met gerst, welke een weinig gebroken wordt en zoodanig vermengd wordt met water, dat ze eene pap vormt, welke men drie maal per dag toedient, 's Zomers maakt men de pap waterachtiger dan in den Winter. Ook krijgt elk dier. per dag, 60 tot 70 gram vischmeel. Dit vischmeel wordt echter niet onder de pap geroerd, maar het wordt droog in den trog gestrooid, wanneer deze bijna ledig is, dit zet de varkens aan tot het grondig uiteten van hun voeder. Slechts di eer ste veertien dagen verschaft men strooi sel aan de varkens, daarna liggen ze op den naakten, gecimenteerden vloer. Zoodra de dieren 100 tot 110 kg. wegen, gaan ze naar de slachterij, omdat een langer aanvetten geen winst genoeg meer oplevert. Voeding van het Kieken. Tot aan het uitkomen uit het ei, heeft het jonge kieken al de nooiige bestano deelen tot zijne ontwikkeling in het ei gevonden. Bij zijn ter wereld komen heeft het den overschot van het eigeel verbruikt en daarmede kan het nu nog wel een dag leven, daarna moet men hem gepast voedsel verschaffen om ver der te leven en zich te ontwikkelen. T01 aan zijn dood moet de vogel in zijn voe der de bestanddeelen vinden, welke hen vóór het ter wereld komen door het ei werden verschaft. Die bestanddeelen zijn: de eiwitstof waaruit de stikhou dende weefsels zijn gevormd (spieren, bloed, pluimen, nagels); de koolhydra ten (vetstoffen en koolhydraten), welke vooral dienen tot voorraad en tot brand stof (phosphorzuur, kalk enz.) waaruit vooral het geraamte is gevormd. Tijdens den groei heeft elk jong dier eene groote behoefte aan deze bestand deelen en wil men krachtige dieren vormen voor de teelt,om te leggen of om gemest te worden, dan moet men hun van jongsaf door eene doelmatige voe ding al die bestanddeelen in overvloed verschaffen.Men zorge gansch bijzonder lijk voor phosphorzuur en kalk. Het eerste dezer stoffen bevindt zich vooral in de granen, het tweede in de groenten en in. allerhande kalkhoudende stofjes, welke de vogel tijdens zijn uitloopen verzamelt. Daags na het uitkomen geeft men aan de jonge kiekens een nogal droog deeg tot voedsel, bestaande uit gekruimeld brood, eigeel en fijn gehakte groenten. Daarbij zou men ook de eierschaal kun nen voegen, nadat men ze op de kachel gedroogd en zeer fijn gemalen heeft. Zulk deeg wordt met kleine hoeveelheden telkens in de eetbakken voorgezet, om verspilling te vermijden. Den volgenden dag begint men met rijst en met kanariezaad, den derden dag kan men ook reeds wat tarwe geven. Na acht dagen kan men het ei uit het voed sel weglaten en vervangen door kleine zaden die over den vloer worden uitge strooid, met een weinig kaf van graan, dit verplicht de jonge dieren tot bewe ging, welke hun zeer heilzaam is. Men zal veel afwisseling in het voeder brengen, ten einde den eetlustopte wek- sen. Yan af den achtsten dag kan men gekookt rijst, gekookte aardappels met zemelen vermengd, geweekt brood enz. met elkander afwisselen. Nooit geve men een te waterachtig deeg, daardoor ontstaat afgar g. Indien de kiekens niet kunnen uitloopen in eene ruimtewaar ze groene planten vinden, geeft men hun salade, muur, koolbladeren, zurkel, enz. Gekookte netels met aardappelen ver mengd vormen ook een uitmuntend voeder. Bij het deeg mag men ook kokos- koek en sesaamkoek voegen. Een weinig vleeschmeel is aan te bevelen,doch daar van make men geen misbruik. Eindelijk kan men ook een weinig fijne houtskool met het deeg vermengen. Zuiver en frisch water moeten de kie- iens ook vinden. In hun hok of loop plaats moeten ze kiezelsteentjes en zand kunnen oppikken, waardoorde vertering van het voedsel wordt begunstigd. Na zes weken zijn de kiekens reeds struisch geworden ,en dan moeten de haantjes reeds afgt-zonderd worden van de vrouwelijke vogeltjes. Verliezen wij niet uit het oog, dat vooral de tien eerste dagen van groot belang zijn. Worden degezondheidsrege- len en de voedingsvoorschriften alsdan nauwkeurig in ach? genomen, dan mag men verzekerd zijn prachtige vogelen te vormen. Avicola. (Verboden nadruk) Het afkappen van de laatste staart wervels, het blokstaarten, werd in den beginne maar alleen op de prachtpaarden toegepast. Later volgden ook de landbouw- en rüjtuigpaarden, onder voor wendsel dat de afgekapte staart niet vast blijft hangen in de ket tingen of om de leitoomen, en ook dat zulk paard beter voor komt en bijgevolg duurder wordt verkocht. Tegenwoordig komt men tot betere gedachten terug de paardenliefhebbers zien liever een paard met langen staart. Het dier zal zich niet beklagen, dat het 's zomers met den langen, zwaaienden staart de vliegen kan verdrijven. De Dorst. Het water speelt een overwegende rol in het leven der wezens 't is door het water dat de stofwisseling geschiedt, dat de cellen de voedende bestanddeelen opnemen, welke ze noodig hebben, dat ze de versleten en schadelijke stoffen verwij deren. Zonder water, geen leven, want het water is ook onmisbaar om al de schei kundige omzettingen te bewerken, waarzonder het leven niet kan bestaan. De rol van het water is dus zeer groot en men bemerkt dit vooral, wanneer deze vloeistof begint'te ontbreken. In de voeding van menschen en dieren dient het water tot verschillende doel einden het water vergemakkelijkt de knauwing van het voedsel, bevordert de vertering en toeeigening van de voe dende bestandeelen het water maakt net hoofdbestanddeel uit van het bloed, van de verteringssappen en van de u^. werpselen van het lichaam. Het water voert de voedende stoffen door gansch het lichaam en naar de verste uiteinden van het organism,het regelt de lichaatns. warmte en brengt de verwet kte stoffen naar de longen en naar de nieren. Volgensdeopzoekingen van de geleer- m verwijdert de mensch eiken dag 2 tot 3 liter water uit het lichaam, iangs ie nieren, de longen en de huid. Hij moet us eiken dag, met het voedsel en met Irank, ook zooveel water opnemen. Wanneer de voeding regelmatig geschiedten er geene uitwendige in Goe- en tusschenkomen, bevat het lichaam ongeveer een zelfde gehalte aan water. Wanneer het evenwicht echter verbro- ten wordt, wanneer er meer water uit net lichaam wordt verwijderd, dan is de vertering belemmerd en stijgt de warmte van het lichaam; het organism voelt alsdan de noodzakelijkheid om in dat gebrek aan water te voorzien en die drang naar vloeistof is de dorst. Een gevoelen van droogte doet zich alsdan gevoelen langs achter indemond- holte, maar dit is niets anders dan de uit drukking van een gebrek, waaraan gansch het organism lijdt, maar welk zich aldaar beter doet gevoelen. De dorst is de onverdraaglijkste mar teling Zij staat onder den invloed van al de oorzaken, die het uitdrijven der organische vloeistoffen kunnen bevor deren, hetzij door vermeerdering van zweet hij zwaren arbeid, groote hitteen sommige zenuwachtige of koortsige ziekten, hetzij door overvloediger pisaf zondering, zooals bij het gebruik van zeer gekruide spijzen. Water is de ware drank om de dorst te lesschen, doch de mensch is er zelden mede tevreden, hij verki»st meestal vloeistoffen, waarin alcool, suiker of andere smaakgevende skiffn voojko men. Wanneer het weder warm en droog is, geeft men de voorkeur aan koude dranken, zelfsaan ijskoude dranken. Daarin heeft men ongelijk, want dit is niet zonder gevaar op te leveren. Het gebruik van ijs of van ijskoude dranken kan stoornis verwekken in de ingewan den, de maag ongesteld maken, borst- en longvlies ontsteken en "daarbij zijn de ijskoi.de dranken altoos zeer schadelijk voor de tanden. 't Is overigens niet noodig ijskoude dranken te gebruik en oin dorst te stil len frissche dranken zijn beter en nooit zou de drank minder dan 8 tot 10 graden warmte mogen bezitten. Het schijnt zelfs dat lauwwarme dranken beter dorst stillen dan koude dran ken. In deheete landen verkrijgt men fris sche dranken door het gebruik van onge glazuurd aardewerk. De vloeistof dringt door de onverniste wanden van dit pot- werk en vormt langs buiten een vochtig beslag, dat, om te verdampen, veef warmte afneemt van den inhoud van den pot, waardoor deze dan frisscheren koeler wordt. Als verfrisschenden drank voor den zomer gebruikt men, benevens zuiver water, warme of koude aftreksels van thee of koffie, ofwel citroensap, met een weinig suiker en water. Ook krijgt men een aangenamen drank, door bij het water eene kleine hoe veelheid siroop van beziën, frambozen of kersen te voegen. In Rusland maakt men een zeer opwekkend en verfrisschenden drank door eene handsvol haver in een liter water te koken; men zijgt het afkook sel en voegt er wat suiker en eenige druppeltjes rhum bij. Eindelijk kan men ook, in de groote hitte, een glas water gebruiken waarin men eenige druppels waterchloorzuur heeft laten vallen, dit is een zéér ver kwikkende drank, waarboven wij ech ter een koud of lauwwarm afkooksel van thee verkiezen, met een weinig citroensap of wijn. Toch blijft het waar, dat men over smaak en kleur allerhande goestingen vin dt, zoodat ieder maar dr inke, wat h#m bet meest bevalt. F. de Vinesky (Verboden nadruk)

HISTORISCHE KRANTEN

Nieuwsblad van Yperen en van het Arrondissement (1872-1912) | 1912 | | pagina 6