JCerstStemmen IHaatsclaplijKe Balansen ten Ni voor uwe vrieuieu Kerstnummer van ftct Schaapje van klein Jantje Rerum Novarum Bijvoegsel van Zaterdag 21 December 1912 wife Buig uw hoofd, als deze eenvoud Wees in ootmoed hun gelijk. Zalig zij, die arm van geest zijn Hun behoort het hemelrijk. En ik bid uit ganscher herte Jesu, Licht in duisternis, «ïWiS Mocht ik eenmaal u aanbidden Daar waar 't eeuwig Kerstfeest is. ronzen klokketonen galmen 5 Met hun luiden, klaren klank Koning Jezus is geboren, Goede mare God zij dank 1 Bij het arm en needrig kribje Zit ik biddend neergeknield En 't is de eenvoud van die armoe Die met godsvrucht mij bezielt. En me dunkt, dat Jezus glimlacht En zijn teere blik bediedt Kom, treed nader als de herders, Die gij knielend bidden ziet. Christenen, stapt blijde kerkwaarts Over 't wit-besneeuwde land In uw ziele weze 't zomer, In uw herte zonnebrand Ons blad geeft als mengelwerk de beroemde volksroman TRIMARDS van Karei Virmeulen. De reeds ver schenen bladzijden zullen redereen overtuigd hebben van de boeiende aantrekkelijkheid van dit letterkun dig werk. De vlaamsche liefhebbers kunnen zich het pas verschenen boek TRI MARDS verschaffen tegen fr. 2.50, ter drukkerij Callewaert-De Meu- lenaere. Dit is voorwaar het schoonste Nieuwjaargeschenk welk men aan een besten vriend geven kan. ;g EÖ'DE M - Eere aan God in den hooge, en op aarde vrede fl en menschen van goeden wit Dit lied van Kerstdag klinkt de wereld door, op onze dagen, wel vreemd en ongelooflijk in de ooien. Eere aan God in den hooge Maar gaat het ongeloof niet als een bree- de, alles verpestende stroom over stad en land? Buldert niet het lied van den opstand tegen God Geen God geen hemel geen gezag Terecht mocht Pius X bijl zijne troons beklimming toen hij van de hoogte der Petrus-rots de wereld overschouwde, spreken van dien hciiigschendenden oorlog-tegen-God, die schier overal gevoerd wordt en gehand haafd «En vrede op aarde!» Neen, er hèierscht geen vrede. God, de opperste Wetgever, de Grondslag van ware orde en waren vrede, wordt geloochend, en het besluit is door de misleide volksmassa getrokken Geen God, geen hemel als dan eischen wij de aarde op En zoo hoort men aan de eene zijde de leer van de bandelooze vrijheidaan de andere zijde de leer van den liatelijken klassen strijd. Ziedaar het gevolg, wanneer men weigert eere te geven aan God het gevolg, wan neer men hel Evangelie van Jezus, het Evan gelie van rechtveerdighedd en liefde miskent; het gevolg, wanneer men de knie niet buigen wil vóór het Kindje van Bethlehem, dat den vrede, den waren vrede geeft, dien de we reld niet schenken kan... Dan is de vrede van onder de menschen geweken en heerscht er nijd en strijd. Dan regeeit niet meer het Kind vail Bethlehem, maar Her odes, zijn vervolger. Ja, Herodes De eerste vervolger van Jezus is wel ge storven sinds eeuwen, maar zijn geest waait neg altijd rond over de wereld. Het is zijn haat tegen Christus en Christendom, die hem telkens doet opslaan uit het graf. Wel ver schijnt hij telkens weer onder andere gedaan te, maar door zijn optreden verraadt hij aan stonds wie hij is. Wij zien Herodes optreden op de leeraars stoelen van goddelooze scholen, om door de verkondiging van het naakste ongeloof de geesten en de herten aan Jezus, de eeuwige Waarheid, te ontrukken. Wijl zien Herodes optreden in de raadza len, om, waar hij maar kan, de Kerk van Christus nadeel te brengen en ze in hare vrij heid te belemmeren. Wiji zien Herodes optreden op de spreektri buun in sommige volksvergaderingen, om een vloed vftn leugens en laster over Jezus en Diens volgelingen uit te storten en alzoo de volksmassa voor de bloedroode partij van de revolutie te winnen. Soms speelt Herodes daar nog den ouden huichelaar, die Christus wil gaan aanbidden immers, de socialisten vein zen soms ook, dal zij niet tegen den godsdienst zijln. Wijl zien Herodes optreden in die duizen den boeken, blaadjes, en geschriften, waar in de zedelijkheid wordt vergruisd en de hei ligheid van het huwelijk aangerand. Wij zien Herodes overal, waar de vaan van den opstand wappert, van den opstand tegen God en zijn Gezalfde, Jezus-Christus, tegen Kerk en maatschappij; tegen orde en gezag En wij hooren Herodes immers het woord herhalen, dat hij eens tot de drie Wijzen sprak Als gij het Kind gevonden hebt, meldt. Tiet mij dan Daar moeten we ons wel voor wachten. Niet naar Herodes terug 1 Bijl them is slechts ongeluk en ellende, op aarde en hiernamaals. Gaan wiji het Kindje van Bethlehem op zoeken, en geleid uoor de stemme van ons hert en de ster van ons geloof, zullen wij het ook vinden, zooals weleer de herders en de Wijzen. Zweren wij: Jezus eeuwigen trouw want biji hem alleen eeuwen getuigen het is heil voor het leven hier en ginds, bij Hem, den Machtige, den Sterke, den "Koning der eeuwen (ze Vervolg) In de inleiding van zijnen wereldbrief stelt Leo XIII vast "dat spoedig en op doeltref fende wijzeraad moet worden geschaft voor de lagere klasse, omdat zoo. velen zonder hei te verdienenin een bekla- gensweerdigen en rampvollen toestand verkeeren," In het eerste deel der Encycliek houdt hij ons voor, bij: wie het geneesmiddel tot verbetering van dien toestand niet te vinden is, en in het tweede deel bij wie het kan en moet gezocht worden. Eerste deel De oplossing van het arbeids vraagstuk moet niet gezocht worden in de leering van het Socialisme, te weten in liet afschaffen van den persoonlijken eigendom der veortbrengingsmiddelen. liet grondslelsel der socialisten is de vol- komene gelijkheid van allen en in alles. Daarom willen zij 1* op huishoudkun dig of economisch gebied de vernietiging van den persoonlijken eigendom 2e op hui selijk gebied de vernietiging van het huis gezin 3e op godsdienstig gebied de ver nietiging van godsdienst en zedenleer 4e op staatkundig gebied de vernietiging van troon en koningdom. Voor het oogenblik houden wij ons alleen bezig met hetgeen zij willen op huishoudkun dig gebied. Zij willen gelijkheid. Welnu een eerste bron van ongelijkheid is ongetwijfeld het verschil van fortuin, van staat, van stand, en dat verschil beslaat ten gevolge van den bijzonde ren eigendom. Daarom: «Weg met den eigen dom! Eigendom is diefstal!» De eene heeft geld ©n goed in overvloed, de andere bezit nauwelijks genoeg om te leven de eene bezit huizen, kasteelen, fa brieken, de andere heeft alleen zijn gezond lichaam en zijne handen om te werken de etene is rijk, de andere arm dat is onrecht- veerdig, dat moet veranderen Gelijkheid Voor allen Hoe dat veranderd Heel eenvoudig nie mand mag iets bezitten als persoonlijken ei gendom. De bijzondere eigendom moet vernie tigd worden ten voordeele van de gemeen zaamheid of van den Staat. Dat is de leering der Communisten Nochtans Karl Marx (1818-1883) in zijn boek Das Kapital en na hem bijna al de «Socialisten, bepalen den gemeenschappe- lijken of collectieven eigendom tot de voort- brengingsmiddelen, zooals gronden, fabrieken, stoomtuigen, werktuigen, vervoermiddelen, enz. Dat is de leering der Collectivisten, en daarvan is, volgens hen, alle heil te verwach ten. Niets dus wat tot voortbrengen dient, mag bijzonderen eigendom zijn van den eene of den andere het moet gemeengoed worden, aan allen gezamenlijk toebehooren, onder de leiding van hen die aan het hoofd der ge meente staan of het bestuur voeren over geheel den staat. De stelling hu van den Paus is dat die theorie niet alleen ongeschikt is om den strijd te doen ophoudenmaar daa renboven aan de werklieden zeer na deelig; daarbij is zij onrechtveerdig. aangezien zij de rechtmatige bezitters geweld aandoet, de plichten van den staat verdraait en de staten heel en al in verwarring brengt. Dat is de samenvatting van het eerste deel der Encycliek. Het middel, door de socia listen voorgesteld le benadeeligt den werkman zelf 2° is onrechtvaardig 3« sticht wanorde. Afschaffing van privaatbezit of van per sc-onlijken eigendom is nadeelig voor den werk man zelf. Hoe wordt dat bewezen in den wereldbrief Als de arbeider in dienst treedt, werkt ei: slaaft, vraagt, hem waarom hij het doet. Hi zal u antwoorden Om geld te verdienen Wat zou er nu gebeuren, moest het socia lisme ingevoerd worden? Dan zou de ar beider met zijn verdiend loon niet een, mogen doen wat hij wil. Hiji zou het mogen verteeren, opmaken, verdrinken, maar be spaarde penningen gebruiken met het doel om zich nieuwe voortbrengstmiddelen aan te scliaf- n, dat niet, dat is hem Verboden. Een spaarzame werkman heeft een huis gehuurd waarin hij eene kamer of een ach tergebouw over heeft. Mag hij die plaats in richten b.v. tot timmerwerkplaats, om in zijne vrije uren wat voor zich zelf te werken en zoo vooruit te gaan Neen dat is hem verboden door den Staat, die zelf de voort- voortbrengst regelt. Een ander heeft het door 2ijne spaarzaam heid zoover gebracht, achter zijn huis een ■tuk grond te kunnen huren. Mag hij de vruch- m, die hij daarop gekweekt heeft, verkoo- pen Neen, want dan gebruikt hij dien grond als voortbrengstmiddel, en wederom dat in den Socialisten-Staat niet toegelaten. Zoo wordt in den toekomststaat, waarvan de socialisten droomen, aan den werkman iedere gelegenheid ontnomen, die hem thans opex rtaat, om vooruit te komen. De socialisten antwoorden daarop, dat de wierkman, met zijn hongerloon, toch niets kan overhebben en dat het dan ook ongepast is hem voor oogen te tooveren dat hij, door overschot van loon, vooruit zou kunnen ko men. Als hij werkelijk een hongerloon heeft, dan geven wij 'toe dat er niets van overblijft. Wij geven ook toe dat er werklieden gevonden worden die niet meer dan een hongerloon hebben het 'is juist daarom dat de Paus zijne Encycliek heeft uitgegeven, het is daar om dat wij streven naar verbetering. Maar, als t u belieft, geene overdrijving, en wilt toch niet algemeen maken wat slecht bij enkelen het geval is. Zijn er in onzen tijd geen honderden, ja duizenden arbeiders, die veel meer verdienen dan een hongerloon Hoevelen kent gij er niet die door hunne werkzaamheid, hunne spaarzaamheid, vooruit zÜn gekomen. Velen zijn er die van werk man patroon zijn geworden ziet maar ron dom u... Dit ware onmogelijk in den toe komststaat der Socialisten. Te recht dan, houdt de Paus staande dat het middel door de Socialisten aangeprezen, te weten; afschaffing van persoonlijken eigen dom, nadeelig is voor den werkman zelf, tot wiens voordeel zij beweren op te treden. ,,De socialisten, met de goederen, der bijzonderen op de gemeenschap te wil len overdragen, verergeren den toe stand van alle loonarbeiders. Omdat hun de vrijheid om hun loon te be- le99en ontnomen is, berooven zij hen van het vooruitzicht en de gelegenheid om hun vermogen te vermeerderen en zaken die hun nuttig zijn aan te schaf-» fen.„ (Wordt voortgezet (KERSTVERTELLING) O! die grootmoeder van klein Jantje kan zoo schoon vertellen Ik geloof waarlijk dat er geene grootmoeder is, die zooveel verhaal tjes kent, en eveneens geloof ik, dat er geen jongentje zoo aandachtig en muis-stil naai vertellen kan luisteren als klein Jantje. On beweeglijk zit hij dan aan grootmoeders voe ten, legt zijne twee armpjes op hare knie, en'kijkt haar met zijne bLauwe oogjes haast de woorden uit den mond Gelukkig voor klein Jantje woont grootmoe der maar acht huizen van hem af. En toch, in een dorp, waar de woningen met vast naast elkander staan, is acht huizen al een heel eindje. Ook maken de beentjes van een vierjarigen dreumes nog geene reuzenstappen niet waar Zoo komt het, dat klein Jantje - behalve soms met vader en moeder sLechts nu en dan zoo maar eens naar grootmoeder gaat Eiken keer komt dan eerst het koekendoosje voor den dag, of het aardbeziën- of kersen schaaltje, of het appelmandje, al volgens den tijd van 't jaar. En terwijl klein Jantje dan smullend nederzit, komen de vertellingen. Dan gaat het over de kaboutertjes m het bosch over Klein Duimpje en den Wildeman; over Roodkapje en den boozen Wolf, ja, ik weet niet over wat al. Doch zoo schoon als den laatsten keer heef grootmoeder echter nog nooit verteld, t Was daags na den tweeden Kerstdag dus ge ra al wel, waarover grootmoeder vertelde. Spreekt van zelf, over het Kindje Jezus... Het kleine Kindje Jezus, zoo veite'd grootmoeder, was Ons-Lieve-Heerken zelf. Die wilde in den eersten Kerstnacht een lief, klein Kindje worden, omdat hij zooveel van de kleine kinderen en de andere menschen houdt. Daarom ook wilde hij dien nachtkou de en armoede lijden o zoo bitter Want Maria moest, och arme haar kindje neerleggen in een gewoon houten kribje zij had zelfs geene wieg en enkel eenige armelijke doekjes dekten het Kindje... Klein Jantje pinkte een traantje uit zijn oog. Sint Jozef vond in Bethlehem mets dan een stal, geheel open van voor en op zij. De koude wind en de sneeuw speelden er binnen... Daar komen almeteens boven het stalletje, hoog in de lucht, engeltjes, geheel van licht omgeven, en die zingen het Glo ria, zoo heerlijk en lief, als engeltjes maar zingen kunnen. En ze roepen de herders, die buiten op de koude weide zijn, van hunna schaapjes weg naar het kribbeken van den kleinen Jezus, Ze gingen allemaal, die man nen, zoo arm en toch zoo braaf Ook her dersknaapjes, maar weinig grooter dan kein Jantje, gaan mede, en zij brengen de schoon ste schaapjes hunner kudde voor het Kindje Jezus mede. O wat bidden ze bij het krib je van het Goddelijk Kind Zoo vurig bid den ze, dat ze de koude en de sneeuw niet meer voelen. Zoo innig bidden ze, dat het lieve Kindje Jezus ophoudt met schreien, en hun met zijn zoetsten glimlach de kleine handjes toesteekt. Zal Jantje zoo be sloot grootmoeder evenals de herdersknaap jes altijd veel van het kleine Kindje Jezus houden En zal hij nooit stout zijn, al was t maar eens eventjes Want dan schreit het lief Kindje Jezus weer traantjes van verdriet En Jantje beloofde het allemaal met heel zijn klein hartje, en met nog een zoen op grootmoeders beide wangen. En terwijl hij over den stillen dorpsweg naar huis keerde, kwam er in Jantjes hoofd een plannetje op, een plannetje, zoo schoon, als er in een vierjarig kinderhoofdje maar opkomen kan. Heeft hij ook niet een schaap je evenals de herderknaapjes hadden met fijne witte wol en een rood lintje om den hals, waaraan een belletje hangt 't Is wel geen echt lammetje, maar het kan toch. ook loopen op zijn vier wieltjes. En als ge 't op zijn borstje duwt, zegt het evengoed bèè bèè alsof het een levend schaapje ware Doch kinderen kunnen wel plannetjes ma ken, maar idat tett niet, als moeder die plan netjes niet goed vindt. Dat wist Jantje ook weL Toen hij dan ook Dag moe, de groe ten van grootmoe, en ik ben alweer thuis gezegd had, sloeg hij zijn armpjes 0111 moe ders hais. Moeder kende dat als een teeken, waar iets op volgen zou van belang Moe, mag ik nu mijn schaapje nog eens hebben Toe, moe Zou Jantje nu nog met zijn schaapje spelen Neen, moe, niet spelen!... Mag ik mijn schaapje weggeven, moe 1 Weggeven Uw schoon schaapje van Sinterklaas En aan wie Aan hel Kindje Jezus Het is zoo arm in zijn kribje O geef het dan maar gerust weg, man neken zei moeder. En ze ging weer lachend aan haar werk, zonder eigenlijk juist te weten wat Jantje van zin was. Maar Jantje wist het heel wel. In een om zien was het aardige houten diertje uit de achterkamer gehaald. Een oogenblik later stap te klein Jantje alweer over den dorspweg. Nu echter niet alleen, want hij trok met een touwtje zijn schaapje achter zich voort. 'tWas zoo ardig, dat de enkele menschen, die hem tegenkwamen, in een dorpje is er 's. winters al niet veel op straat een oogenblik bleven staan om het aardig ventje na te kijken. Hier en daar zag hiji in de hui zen waar hij voorbijkwam een hoofd boven het gordijntje uitkomen, ofweL verscheden er in de deur een paar kinderen, die dan riepen: «Jantje, waar gaat ge heen?» Doch Jantje knikte alleen maar Dag en ging dan weer stiL voort. Waarheen Jantje ging? Wel, naar de kerk, dat spreekt van zelf. Of denkt ge dat Jantje niet wist, waar het Kindje Jezus woonde Hij was op den eersten Kerstdag immers nog met vader naar het kribbetje gaan kijken, gj De weg naar de kerk was niet heel lang. Hoe zou het in een dorpje als dat, waar klein Jantje woonde, ook ver kunnen zijn Daar was hij al aan de kerktrappen. Op zijn wieltjes loopenkon het houten diertje heel goed, maar vier of vijf trappen hoog springen zou het niet gedaan krijgen. Daarom nam Jantje zijn schaapje onder dan arm en stapte alzoo dapper de steenen treden op. Buiten was het nog klaar, maar in de kerk was het reeds tusschen licht en donker. Jantje zag daarbinnen geen mensch. Het Kindje Jezus verwachtte hem zeker, daar de deur nog open gebleven was. Het wijwatervat ging hiji voorbij hij was in de kerk ook nog zoo goed niet thuis als bij zijne grootmoeder bijvoorbeeld. Jantje zette het schaapje weer neer, 'twas zoo stil in de kerk dat het gepiep der kleine wieltjes en het tingelen der kleine belletjes hem haast deden schrikken. Na eenig zoeken was hij met zijn schaapje bij het kribje. Ja, 't stond er nog juist zooals eergisteren, toen hij met vader er was komen naar zien. Daar lag ook nog het Kindje, lijk grootmoeder 't vertelde. Het lachte zoo blij en strekte zijne armpjes naar Jantje uit, juist als naar de herdersknaapjes. Nu hief Jantje zijn schaapje op en zette 't vlak vóór het kribje. Het koor deken gaf hij het Goddelijk Kindje in de hand. En 't hield het vast ook Zeker moest hel heel blij zijn met het schaapje Nu nog gauw drie Wees-gegroetjes bidden zooals me viadei', en dan weer terug naar moeder. Jantje was zoo druk bezig geweest, dat hij niet gezien of gehoord had, wie er op de leenen stil binnengekomen was. Daar stond nu opeens de pastoor want die was het naast hem, met een glimlach op het vrien delijk gezicht. Dag, meneer pastoor, zei Jantje, nam gauw zijn petje af, want dat had hij door de drukte tot nu toe ook al vergeten Zoo, Jantje, komt gij hier als een wij ventje bidden voor '1 Kindje Jezus Ja, meneer pastoor, kijk maar eens. Ik heb mijn schaapje aan 't Kindje Jezus ge geven, even als de herderkeins van groot moeder Dat is heel braaf van u, Jantje En wat zal 't Kindje Jezus nu met uw schaapje wel doen Spelen, meneer pastoor, spelen En dan ga ik weer naar huis naar moe En nteemt ge 't schaapje dan niet mee? Neen, meneer pastoor 't is nu altijd voor 't Kindje Jezus Ziè meneer pastoor, 't Kind je Jezus is blij 't houdt het koordeken goed vast Ja, maar 't Kindje Jezus wil het ook weder teruggeven zie maar Daar kon Jantje weinig op zeggenwant toen mijnheer pastoor het koordje nam, liet het Kindje 't weer heel gewillig los. Toch was het ventje in 't geheel niet in zijn schik, dat men hem 't schaapje weer teruggeven wou. Ik speel niet meer met het schaapje, want "t is nu toeli voor Ons-Lieve-Heerken Zoudt ge 't dan toch zoo gaarne wil len weggeven, Jantje Ja, meneer pastoor, aan Ons-Lieve-Heer ken I Welnu, dan zal ik eens zeggen wat Jan tje moet doen. Geef het thuis aan een arm vriendje van u dat vindt het Kindje Jezus juist hetzelfde alsof ge 't aan hem gegeven hadt. Heeft het Kindje Jezus dat aan meneer pastoor gezegd Ja, Jantje, dat heeft Ons-Lieve-Heerken zelf aan alle menschen geleerd. Dag, meneer pastoor En als Jantje met zijn schaapje den te rugweg begint, komt er weer een plannetje in zijn hoofdje op, nog mooier dan dat van daar straks. Acht dagen zijn er sedert voorbijgegaan, en ook acht dagen staat het schaapje van Jan tje weer in de achterkamer. Maar er mee spelen Neen, dat niet 't Is nu altijd van t Kindje Jezus. Den achtsten dag komt blinde Jaak aan de de deur met kiemen Willem, die zijn vader van huis tot huis moest voortleiden. Als de arme blinde van Jantjes moeder een boter ham en een stuiver gekregen heeft, wil hij met een God zal 't u loonen weer ver der gaan. Hier Willen, wacht eens! zegt klein Jantje, die met zijn schaapje onder den arm komt afgeloopen. Ik zal 't sthaapje maar aan Willem geven, he, moe Dan heeft het Kindje Jezus het toch En moeder, die de heele geschiedenis rail meneer pastoor reeds gehoord heeft, knikt glimlachend, terwijl een traan van vreugde in hare oogen blikt. En wie denkt ge, zal er wel 't blijdste ge weest zijn van de drie, Willem van blinden Jaak met zijn prachtig geschenkje, of moeder met haar engeltje van een kind, of Jantje, omdat «het Kindje Jesus nu voor altijd zijn schaapje heeft?»

HISTORISCHE KRANTEN

Nieuwsblad van Yperen en van het Arrondissement (1872-1912) | 1912 | | pagina 6