We hadden beter niet gestreden maar we
moeten.
Bouquet. Neen, neen van het bestuur
der staasgoederen mogen we ook niets zeg-
gen willeu we niet dat al het vooruitzicht en
âl de wijsheid van het liberaal bestuur ieder-
een in het oogspringen. De IJperlingen over-
wegen en zien allichte klaar.
Liévin Seys. Maar valt er niets op de
libérale eerlijkheid te zeggen
Henritje Zoudt ge misschien willen dat
men ons onze eigene oneerlijkheid door den
baard frotte. Hoe kunt gij van libérale on
eerlijkheid spreken, gij, die zeer wel weten
moet dat de wet de huisvesting der pastoors
ten laste der gemeente legt, die daarvoor
een jaarlijksch hulpgeld betalen moet. Wel- 5
nu de erfgifte Duhayon heeft gedurende meer 1
dan30jaren eene woning ter beschikking
van den pastoor van St-Nicolaas gelaten. Gij
kerkfabriek moest dus eerlijk genoeg geweest
zijn het hulpgeld van de stad, dat binst al
dien tijd geen reden van bestaan kad te
weigeren maar neen, gij hebt het blijven
opstrijken, zonder u niet het minste om die
eerlijkheid te bekommeren. Zwijgen wij
als de visschen over de eerlijkheid of anders
zullen we onze eigene oogen uitsteken vriend.
Bouquet. Maar de stad doet volstrekt
niets noch voor koophandel, noch voor nij-
verheid. 't Is schande.
Emest Seys. Wat er eene schande is,
't is uwe ondankbaarheid. Welhoe, de stad
verschaft u eene fabriek, volledige en wel-
ingerichte werktuigen, eenmeestergast, enz.
enz. en dat ailes kosteloos, voor nieten gij
hebt geene onderhouds- noch algemeene
kosten, en gij durft klagen?Wacht een beetje,
menheere Bouquet, tôt dat wij op 't stadhuis
zijn en dan van twee zaken, eene ofwel de 8
stad zal mijne fabriek aankoopen, ze ten E
mijne gerieve laten, kosteloos wel te verstaan
en er op hare kosten een meestergast plaat- I
sen; ofwel gij zult voor het leerwerkhuis eene 8
evenredige pacht moeten betalen. Aile
IJperlingen moeten geîijkzijn, ik ken maar 8
dat, ik. Ik heb gezegd, J'ai dit. (Ter zijde), K
krauwt een ezel onder zijn steert en ge zult g
zen kr..tels vangen.
Bouquet. Wat zegt ge
Ernest. Stank voor dank. Wat meer is,
als de koophandel niet draait, is het de
schuld niet van onze kopstukken zelve Is 't
zoo niet, Colaert en baron Surmont Niet
waar uwe schoenen komen van Gent niet
waar uwe kleederen komen van Rijsel
Surmont. Jamaar, jamaar, dat is de
kwestie niet.
Ernest. Zeker, dat is de kwestie en
zelfs de levenskwestie voor IJperen.
Colaert.Er zijn in IJperen geene goede
schoenmakers, en de kleermakers, maar ze
zijn niet bekwaam om een broek behoorlijk
te versprieten.
Angillts. En Honritje dan, hij moet
naar Brussel gaan, wil hij nieuwe venster-
ramen steken, er zijn zeker ook geene goede
timmerlieden in IJperen? En Surmont dat is
nog de fijnste, die loopt naar Belle om brii-
ken als hij te Voormezeele eene hofstede
bouwt. Hoe wilt ge dan dat de koophandel
draaie.
Emest. En mijne jonge wachten kla-
gen putten in de steenen en laten mijden
eenen voor en den anderen na, in plan. Ik
zal weldra daar alleene staanmet den
vliegenden schrijver, die zeer verlangt den
voorzitterszetel te heroveren, sinds dat de
kas wederom wel van duimkruid voorzien
is....met hetoogop de kiezingen. Ziet, ik
heb tôt aan de keel van dien boel en ik
geef mijne demissie. Neen, ge kunt u geen
gedacht geven wat dat het is 't voorzitter-
schap van eene Jonge Wacht.
Surmont. Wees een beetje kort; ik
moet weg.
Colaert. En ik ook.
Ernest. Er gaat geen een dag voorbij
zonder dat verscheidene dier ongelukkigen,
bij ons aangelokt door allerlei zeemzoete be-
loften, waarvan geen enkele gehouden wordt,
bij mij komen morren en knorren en bedrei-
gen, omdat men hen zoo deerlijk gefopt
heeft. Allen eischen werk en ik kan aan allen
geen werk geven. Ik tracht ze zoo goed mo-
gelijk met nieuwe beloften te paaien om ze
tôt na de kiezingen te houden. Maar na dat
tijdstip laat ik ailes varen. Dat een ander
zicli eens die gestadige trakasserijen op den
hais lade. Ik kan wel hier en daar een paar
bottienen laten maken; maar ik heb er toch
maar een paar met nen keer noodig; ik kan
toch niet tooveren en dat ailes hangt fera
mijn botten uit.
Surmont. Als 't zoo is we zitten diepe
in den ketel.
Colaert. Tôt over den kop. Mon Dieu,
mon Dieu, die gevloekte liberalen.
Ernest Seys.Het is nog niet al; ge moet
zoo niet gepresseerd zijn, menheere baron.
Gisteren kwam eene jonge wacht bij mij put
ten in de steenen klagen. Wilt ge weten
waarom? Hewel een twintigtal jongewachten
waren bij hem binnengewaaid, want hij
houdt herberg, en hadden er zich stapelzat
gedronken. Toen het tijd van betalen kwam
zegden zij dat, volgens de nieuwe wet d#
herbergschulden niet meer moeten betaald
worden en ze vvilden niet beialen ook. Ze
zegden als ge te reklameeren hebt, loop naar
den voorzitter, we vagen er onzen broek aan
wij. Ziedaar, heer baron, de vruchten van
die schoone wet, welke gij en Colaert en
Pater Struye gestemd hebt. Herberg hou
den is nog eenen stiel, die onmogelijk wordt
in IJperen.
Begerem. En de overdekte inarkt; valt
er daar niets op of te dingen? Zijn er daar
geene kiezers in hunne intresten gekrenkt?
Colaert. We bebbben die kwestie al
geëxploiteerd over drie jaar en er vele din
gen tegen ingebracbt, die nu tegen ons kee-
ren. Zien wij niet hoe zeer iedereen tevre-
den is daar in 't droge en op zijn gemak te
zijn.Daarbij sinds de overdekte markt bestaat
is onze wekelijksche markt zoodanig toege-
nomen dat zij eene der bijzonderste van het
land ge worden is en dat brengt veel voordeel,
aan de neeringdoenders. Nog meer het is
eene goede melkkoe voor de stadkasse en dat
spreekt luide ten voordeele der liberalen.
Neen, neen ook die kwestie is voor ons ver.
loren. Ailes pleit ten voordeele der liberalen.
Brouwers. 'tls spijtig, 'k meende over
drie jaar reeds portier op 't Stadhuis te zijn
en 'k geloove dat ik nog >nge„ zal moeten
verwateren.
Henritje. Maar als we geen grieven
hebben, laat ons eene belofte doen, zeggen
wij B. V. aan de kiezers dat wij het garni-
zoen zullen doen wederkeeren.
Ernest Seys. Ja, belooft maar. De
IJperlingen weten wat dat uwe beloften
waard zijn. Gij hebt het in 1884 reeds be-
loofd en wat is er van geworden; gij hebt
dan ook stellig beloofd van geen man geen
cenliem meer en toch hebt ge de 100 mil-
joen voor de forten langs de Maas gestemd.
Ze zullen antwoorden beloften en rotte ap-
pelen en ze zullen hqn opnieuw geen wassen
neus laten aan draaien.
Lowitje. Op de kalfvaart wonen er een
groot getal libérale kiezers, er daar heeft
men nog het stadswater niet. Laat ons aan
die menschen beloven de waierleiding tôt
daar uit te breiden. We zullen ze voor onzen
kant winnen.
Surmont. Ge zijt er zoete mêe. De libe
ralen hebben ons reeds het gras van onder
de voeten gemaaid; zij hebben niet alleen
beloofd het water tôt aan de Kalfvaart uit te
breiden maar zij hebben er reeds de begroo-
ting voor vastgesteld. Dat is eene daad, die
luider spreekt, dan al ons beloven.
Colaert. Hemel, als we geene grieven
kunnen inbrengen en geene beloften kunnen
doen, we zullen eene ongehoorde buize krij-
gen.
Angillis. Natuurlijk. Loon naar wer-
ken.
Druk. E.-H. Mi^nbeeeb, IJperen/