De soldaten opde vloersteenenn
Ze gaan de stad rijke maken H!
2de MIDDEL.
3e MIDDEL.
Iedereen weet nog met hoeveel liefde onze bevolking de soldaten
ontving die hier op 30 Oogst aankwamen om den kleinen oorlog te
doen en iedereen weet ook hoe ons stadsbestuur aile mogelijke maat-
regelen en voorzorgen genomen had om er een 10 duizendtal te kun-
nen logeeren zonder de burgers en neringdoenders lastig te vallon.
Wij kregen er nog geen 8000 de andere werden op de buitendorpen
gezonden, omdat zulks te veel profijt in de beurs onzer neringdoenders
had kunnen brengen en dat wilden de kruisbrave heeren Snrmont,
Struye en Golaert aan geenen prijs; want als het volk te weeldig is,
't en laat zich zoo gemakkelijk niet dwingen, 't en Iaat zich ook geen
zoo gewillig bij den neus leiden en 'ten is met geen geld om te koopen,
allemaal heel groote redens waarom'menal die soldaten naar den buiten
moest verzenden. Nu tôt daar. Loontje zal wel om zijn boontje komen
Ook voelden de kaloten al gauw dat onze bevolking wist waar de
hond gebonden lag en dat Surmont, Struye en Golaert daar eene heel
slechte ton ontstoken hadden. En om de aandacht van het volk wat
van die dwaze streken af te keeren vielen de kalote bladen, van af
den 1 September tôt op heden, op ons stadsbestuur als uitgehongerde
honden op een vet hespebeen. Wat zijn die liberalen toch rakkers,
galgenaas, mannen zonder hart, riepen en tierden zij boven aile daken,
ziet eens, ze lieten die arme sojdatjes op de koude vloersteenen der
hallen slapen waar ze van de koude geen oog toedoen konden en waar
ze 's morgens met stijve letten en leden opstonden, Is het geen schande
dat zij zich zoo weinig om de gezondheid dier arme soldatjes bekom-
merden.
Maar nog eens vergeten zij er bij te yoegen dat elke soldaat over
een zeker getal stroobussels beschikken mocht en dat er onder dat
strooi een bed van planken aangelegd was, die de killigheid van den
grond belette er door te dringen. En gij zult met mij moeten beken-
nen dat er nog al wel strooi was, aangezien de heeren opstellers der
kalotebladen daaronder bijlange het planken bed niet hebben kunnen
zien ofgewaar worden. Wat meer is, hebben al die soldâmes, die wij
eenige dagen later te Rousselare en omstreken teruggezien hebben,
niet luidop en vrijwillig verklaard dat ze te Yperen toch zoo wel wa-
ren en daar hadden willen gansch hunnen dienst uitdoen. En heeft
geneaal Streitz, die de Ie afdeel. komandeerde niet den volgenden brief
van bedanking gestuurd naar ons stadsbestuur voor hetgoed en vader-
lijk onthaal welk zijne soldaten binnen onze muren genoten hadden
Bevelhebberschap
der
1® afdeeling van de krijgsbewegingen
nr 1013
Hoofdkwartier, te Yperen,
den 1 Septem. 1890.
Heer Burgemeester,
Vooraleer de stad Yperen te verlaten, houd ik er van U al mijnen
danken gansch mijne voldoening te betuigen voor het zoo gui onthaal
dat aan de troepen der eerste afdeeling te beurt gevallen is. Dat be-
wijst eens te meer welke vriendschapsbanden de bevolking aan het
leger verbinden.
[^Wil Heer Burgemeester, de verzekering mijner hoogachting aan-
vaarden.
De Generaal-majoor de Ie afdeelingbevelende
(Geteekend) Streitz.
Doch zwijgen wij daar maar over; want zelfs de kaloten, die maar
leven en kontent zijn als ze op de rekening van ons liberaal stadsbe
stuur schreeuwen kunnen, zijn overtuigd dat de soldatjes hier beter
dan overal elders verzorgd werden want ware enkel het tiendui-
zendste deel waar van al hetgeen die kalote papieren uitkramen, dan
zou menheere Golaert, diejzoo geern in den raad van zijnen jan maakt,
er boven op geweest zijn om op den rug van het stadsbestuur in de pu-
blieke zitting eens duchtig te timmeren en de handelwijze van het
schepen kollegie te laken en te schandvlekken. Wat gelukkige gele-
genheid om onz8 bevolking tegen de liberalen in't harnas tejagen
En waarom heelt Colaert van zijn recht van interpelleeren waarvan
hij voor eenen niet gebruik, en veelal misbruik, maakt, deze maal
weeral geen gebruik gemaakt Hé ja, waarom Voelt ge 't aan uwe
elleboog niet lezer Doodeenvoudig omdat Colaert zelf in den grond
van zijn hart weet dat het Journal d'Ypres en het Nieuwsblad,
laffelijk en schandelijk liegen Hij weet ook dat er altijd onnoozelaars
gevonden worden, die iu zulk aas bij ten en moest hij er in den raad
over spreken, dan zou iedereen, zelfs de domsten, allicht te weet
komen hoe grof die heilige papieren liegen durven en dan ware
gansch de kalote winkel om zeepe en voor goed den dieperik in. En
dat moet kost wat kost vermeden worden. Natuurlijk
Maar 't koddigste van de historié is dat de kwaê tongen be-
weren dat menheere Colaert juist de ingever zoo niet de opstel-
ler der kalotebladen is. Wat zegt ge nu daarvan Het ware dus
bewezen dat menheere Golaert de dupliciteit, de dubbelhartigheid, de
valschheid in persoon is hij schrijft of doet in de godgewijde gazet-
ten onzer stad ten laste der liberalen dingen schrijven, die hjj
in den grond weet leugens, laffe en vuige leugens te zijn.
Wat dunkt u van zulke kerels, IJpersche kiezers? Niet waar
het water zou u in den mond komen om zeere, zeere uwe be-
langen, uwe zuurgewonneae centen, uwe vrijheid en al wat gij
als burgers lief hebt aan zulke eâiuuizppej mannen toe te ver-
trouwen
Wij weten waarlijk niet hoe die kaloten nog hun, aanzichte bij
de eerlijke kiezers toonen durven. Meeuen ze dan waarlijk dat
ze 't met een hoop sukkelaars en dwazerikken te doen hebben?
In dat geval zullen zij zich deerlijk bedrogen vinden en ze
mogen er op rekenen dat ze een kloppingske krijgen gaan waar
van ze bij drie jaar nog paf staan zu'len en dat hun voor goed
allen lust tôt herbeginnen benemen zal En waar zijn zegt Jantje
en hij zoekt naar een
Het was, zoo ons geheugen goed is, in 1879 dat wij zulke langdurige
regens hadden dat bijna aile beken en rivieren zoodanig zwollen dat
hunne waters de gewone bedding verlieten en de aanpalende landery-
en overstroomden. Het IJpertje ook had van zijne perten gespeeld en
was door zijne oevers gebroken. De provincie, om dat erg ongeluk te
herstelien en in'tvervolg te voorkomen deed er groote werken uitvoe-
ren, waarvan de kosten tôt niet min dan omtrent de 100 duizend fr*
beliepen. 't En is aliemale niet van groote werken uit te voeren
maar de knoop is van ze te betalen. Ook wanneer de ondernemers
bij de provincie hunne rekening ingediend hadden en naar duim-
kruid verlangden, dan ging de kalte op de koorde in den gouw-
raad. Men wist niet al te goed waar de schijven halen om die
groote uitgave te dekken. Men redekavelde en men brak gansche
karrevrachtea woorden den hais om maar op de eene of andere
maniéré aan oorden te geraken. Te midden al dat redekavelen kreeg
Henrietje, die ook het poeder door anderen heeft laten uitvinden,
eensklaps eene ingeving uit den hooge en vroeg het woord. Hij
ving aan in dezer voege:
«Mijne Heeren, ik ben hier van de Yperlingen gezonden om al
hunne belangen ter harte te nemen, om voor hun profijt te zorgen
en hun al de gunsten te doen verleenen welke eene stan als Yperen
van de provincie verwachten kan. Yperen, Mijne Heeren, heeft