Beloften en rotte appelen m
4de MIDDEL.
van overlang een bekwaam liberaal stadsbestuur, dat ik wel niet
in 't harte draag, omdat ik altijd hoop eens zelve burgemeester
te worden. Welnu die goede libérale bestuurders zorgen daar goed
voor de centen der lastenbetaalders, ze gebruiken ze op eene zuini-
ge, spaarzame maniéré en dat maakt dat ze daar vele schoone en
nuttige openbare werken uitvoeren kunnen met de gewone geld-
middelen, zonder leeningen aan te gaan en zonder de lasten te
y, verhoogen. Ja, ja en de liberalen hebben daar boven dat ailes nog
een schoon ponkje in den stadskoffer tegen dat meer nood komt.
Met dat ailes zal het voor ons klerikalen, immer onmogelijk zijn
dat stadhuis te bemeesteren, omdat de bevolking zulke goede be-
stuurders niet geerne en zou aan de deure gooien om ze door man-
nen als ik te vervangen. Iedereen weet dat de zuurgewonnene
centen der belastingbetaalders dan een dansje doen zouden.
Gij zijt dus allen met mij overtuigd dat het voor ons ka-
loten, eene goede zaak ware konden wij er in gelukken een
honderd duizend franks uit den stadskoffer van IJperen te trom-
melen. Ik weet wel dat het de lastenbetaalders zijn gaan, die
ze afdoppen zullen moeten en dat is hier precies wel juist niet
voor hunne belangen zorgen wat ik nu doe ja, ik loop een beejte
buiten de schreve maar 't en is de eerste maal met dat zulks mij
gebeurt, en oude gewenten zijn duivels kwaad om laten. Ten
andere 't is voor de zegepraal der goede zaak en dan moet men
zoo nauwe niet zien. Wat meer is, onder ons gezeid en elders
gezwegen, de belangen der IJpersche lastenbetaalders en kunnen
mij al niet vele scbelen, als ik maar eens burgemeester van IJpe-
ren kan geraken. Welnu, ik geloof dat ik daar voor een goed
middel aan de hand heb. Ik wil hier spreken van die 100 dui-
zend franks door de stad IJperen te doen betalen want ik geloove
dat IJperen de verantwoordelijkheid van het doorbreken van 't
Ypertje dragen moet. Natuurlijk als dat kon waarheid worden,
dat zou een groot gat in de gemeentekas maken en het liberaal
u bestuur zou dan wel aan de deure vliegen.
De provincieraadsheeren, die dan nog niet wisten met welken
ezel in een leeuwenvel zij te doen hadden, sloegen seffens, met
groote haast den weg in door Henrietje aangewezen. De Besten-
dige Deputatie vroeg en bekwam van den gouwraad met eene ver-
pletterende meerderheid de machtiging om de stad IJperen voor
het tribunaal te sleuren, ten einde haar te doen veroordeelen om
de gebrokene potten te betalen.
En onze godzalige kaloten, die zich nu de zolen van de schoenen
loopen om kandidaten te vinden en eenige stemmers in 't zeteltje te
zetten, die nu heel hoog oploopen met hunne bezorgdheid voor
het geld der lastenbetaalders en die dan in den gouwraad zetel-
den onthielden zich, als 't er op aankwam de belaagen der belasting-
schuldigen te verdedigen.
Zij en durfden alzoo niet opentlijk tegen het geldwezen van de stad
stemmen, die zij daar verdedigen moesten en zij en durfden ook tegen
Henrietjes voorstel niet stemmen omdat hunne knikkers geene hersens
genoeg bevatten om in die zaak klaar te zien. Hadden zij hun herte
rechtuit gesproken ze zouden gezegd hebben dat zij voor IJperen 's,
dus voor ons aller belangen, niet zorgen en wilden.
Ongelukkiglijk voor Henrietje, maar gelukkiglijk voor ons allen,
die lastenbetaalders zijn, had het ventje zonder den waard gerekend.
De proviucie en kon niet bewijzen dat de stad de minste schuld aan
het ongeluk had; deze werd vrij gesproken en de provincie had nog
de onkosten aan hare liespen. Henrietjedie nu over aile daken
schreeuwt en doet schreeuwen dat hij Yperen in een handendraai rij-
ke maken zal heeft ons daar het klaarste bewijs geleverd dat hij
zich om de belangen der lastenbetaalders bekommert als een mol om
een diamantsteen.
De kiezers diezieh hier niet gauw knollen voor citroenen en laten
verkoopen zullen zich al die feiten op 19n October aanstaande herinne-
ren en ze zullen die zeldzame rijkemakers eene buize bezorgen zoo-
lang als 't draadje van Roozebeke. 't zal maar juist en welverdiend
zijn, ook, zegt Jantje en hij zoekt naar een
We zullen wel het meeste stemmen krijgen huiden Henrietje en al
zijne sleepdragers hier, want/fluisterden zij zich heel stillekens in het
oor, wij hebben tochzoovele beloften en.,, rotte appelen gereed om
al de kiezers, die naar een postje verlangen langs onzen kant te lok-
ken. Ziet, zegt Henrietje tôt zijne kiesdravers, als ge ergens een be-
kwaamheidskiezer weet, die niet al te gemakkelijk aan zijn broodje
en komt en die zijnen huidigen toestand geerne met eene nederige be-
diening zou verwisselen, zendt hem maar naar 't mijnent. Ik zal
hem wel weten op 't potje te zetten.
En 't en duurde niet lang of vele aanvragers boden zich aan.
Wat zou H enrietje nu al uit [zijnen duim zuigen om al die hongerige
magen te stillen? That is the question. Goeden raad zou voor
velen duur geweest zijn, maar voor Henrietje enwas het nog maar
klein bier. Natuurlijk hij had reeds in 1884 en in 1887 zooveel
beloofd en geen enkele belofie gehouden, dat velen 't ventje met
zijne karrevrachten rotte appelen voor goed naar den weerlicht
gezonden hadden met den wind langs achter. Er waren er b[j
tientallen aan wie hij ^over [zes jaar een postje van gevangenbe-
waarder beloofd had ,en< die dan met beide handen voor de kaloten
stemden. Maar eens de kiezing voorbij dan gebaarde Henrietje
van geene eentje meer [en] als er waren die hem wat al te veel de
botten gingen uitliangen, hewel dan moesten ze het eene of andere
exaam afleggen, waarin zij mislukten, of ze waren een centiemeter
te groot of een centimeter te kein anderen waren een dag te oud
of te jong en nog andere een duim te dik of te dun en op 't einde
van 't spel kreeg niemandliets. Zij ondervonden allen, maar te laat
dat ze zich deerlijke ooren hadden laten aan naaien en ze zwoeren
dan bij hoog en bij leeg dat men ze niet meer vast hebben en zou.
Dat deuntje was in 1887 dus tôt op den draad versleten en Hen
rietje, de eeuwige belover, moest naar eene nieuwe provisie beloften
uitzien. Wat zou hij de kiezers nu ophangen?
Die zoekt, die vindt, zei hij, en hij keek rond 'lijk een vetbroertje
dat voor zijne specialiteit op de vlucht is. De man vond ook werke-
lijk en beloofde nu maar aan alwie in den koek bijten wilde een
plaatsje aan den ijzerweg of aan den tram. Velen waren er nog, die
niet gewaar en waren dat Henrietje ze fljn op stoopkens trok en ze
stemden neg eens voor de kaloten. En de plaatsjes aan den ijzerweg
en die aan den tram en zijn nog niet gegeven. De sukkelaars wach-
ten er nog achter als ze vele tijd en patientie hadden. Dat deed de
maat overloopen. Niemand meer zou zich nog aan Henrietjes beloften
laten vangen en de gefopten zegden luide dat ze in 1890 hunne
weerwraak zouden nemen en op hunne beurt 't ventje bergen en
valleien gingen beloven en hunne stemme zonder foute aan de 8
libérale kandidaten geven.
1890 is gekomen en Henrietje leeft en belooft nog. Maar hij en
heeft nu algelijk niet vele sukces meer. Men weet wat al te zeker
dat al zijne beloften in rotte appelen vergaan. Hij en heeft het wel
nog niet opgegeven, maar hij voelt dat hij {vele terrein verloren heeft
en als hij nu eenen kiezer met een plaatsje van boeresampetter paaien
of aanlokken wil, kan deze een ongeloovig lachje niet onderdrukken
en Henrietje ziet maar al te goed dat het enkel met de lippen is dat
de kiezer belooft voor de jappers te stemmen en dat eene inwendige
stem zegt! hier kl..t men Frederik maar mij niet™ en de kiezers
trekt er van onder met het vast voornemen voor de liberalen te stem
men en de kaloten een kloppingske te helpen toedienen. waarvan ze
nog vele jaren sufstaan zullen en dat hen voor eeuwig in sœcula
sœculurum, den dieperik in zenden zal.
Zoo zal 't heel zeker gaan, zegt Jantje, en hij vergaart zijn leesten
eu zijn spillen en laat de kaloten hunne soep koken zooals zij ze in
hunnen molen draaiea willen. Hij trekt er van door.