Priester Leiiiirc en de Politiek. EE Wat verschil. De havenbeweging. Raadsel Sparen. Zooals de Koning! Lotje uit den Porseleinwinkel J. Wat wilt gij, Pier, ’t smelt gelijk 10UWU eii uo - blijven zonder Invloed De oppernmbtenaar Ik Z14 5 MENGELWERK voor- In de laatste zitting van den geme nte- raad werd overgegaan tot het stemmen der verhooging van jaarwedde van den gemeentesecretaris en der stadhuisbedien mlllioenen en millioe- er niets! not- Dlen nacht droomde ze. Van hem! En de volgende week was hij weder daar en toen nogmaals, en zoo werd dit, zonder afspraak eene gewoonte. En eens dat hij er niet was, bleef Lotje lang zeer lang op den doodenakker. Zij zag om en om-maar hij kwam niet. Ze las werktuiglijk de namen op de kruisen, of plukte mijmerend een boterbloemjj uil het gras Maar hij kwam niet. En zielsbedroefd ker rde zij terug langs de stille dreef, waar de ritselende bladeren zuchtten en klaagden. Het was een warme Junidag. Toen Lotje het kerkhof betrad, waartoe zij zich zoo vaak met onweerstaanbare neiging ge trokken voelde, zag zij bij het graf harer zuster een’ jongeling staan het hoofd op de borst gezon ken. Alfred! Hij scheen haar niet la bemerken. Althans, wanneer zij hem, blozend naderbijgekomen, bij zijnen naam aansprak, hief hij het hoofd op, als ontwaakte hij uil een bangen droom. Er blonk iets als een traan lusschen zijne don kerzwarte pinkers. Charlotte, sprak hij, en het scheen haar alsof zijne stem haperde, ik hoopte niet meer dat ge komen zoudl. Maar alvorens ik heenging, Uit ofllcieele oorkonden blijkt dat in *t jaar 1909 binnengevaren zijn in onze haven 67 sche pen met 21982 ton en dat het grootste gedeelte dier schepen met allerhande koopwaren geladen zooals macadam en ciment de haven verlieten. Er zijn 23 schepen meer binnengevaren met wat meer dan 9000 ton dan in ’l jaar 1908. Die vooruitgang is onbetwistbaar grooten ieels te wijten aan de firma Handel en Scheepvaart met hare twee prachttge stoomschepen de Clara en de Martha, bestuurd en grootendeels bemand doer stadsgenooten. Zij zijn ’t die in den vreem den gaan toonen dat er ook eene Belgische koop vaardijvloot, dat er ook te Nieuport eene han- delshaven bestaat. En die handelshaven hel is waarlijk jammer en bedroevend het sedert zoo lang te moeten bestatigen, wordt door ons kleri kaal gouvernement volkomen verwaarloosd. Voor onze haven, voer hare uitbreiding, voor hare noodzakelijkeinrichting wordt niets gedaan. Sinds jaren en jaren waren onze liberale vrien den in de bres om te Nieuport de handel in te i brengen, om ons volk werk te verschaffen en Het Fransch Kamerlid, priester Lemire hield op 21 October laatst in de Fransche kamer van Volksvertegenwoordigers, eene redevoering, waaruit wij hel volgende aan de Belgisch» gees telijkheid ter overweging geven <i Ik houd mij aan daadzaken, en niet aan leer stelsels Ik ben ka'hollek, maar ik wil in eene met premie voor de oplossers. De gemeenteraad zal binnen kort moe ten overgaan tot de benoeming van een onderwijzer. De gelukkige sterveling die de plaats zal verkrygen is, zoo ’t schijnt, reeds door de klerikalen aangeduid. Raadt, raadt, wie is dat? Premie voor de goede oplossers Een extrait de bouillon familial. den. Krachtens den loonstandaard door de wet van 3 Juli 1894 vastgesteld had secre taris recht op de hem toegestane verhoo ging. En volgens een artikel eener ge meentelijke verordening hadden de be dienden ook recht op eene jaarweddever- hooging. Langs den eenen kant was de wet, langs den anderen kant de rechtvaar digheid want voor do be lienden gold het eene belofte waarop zij rekenen mochten. Wat deed de heer De Jaegher? Hij stemde niet tegen die verhoogingen alhoewel de overtuiging hebbende dat er op ’l stadhuis wel heel wat meer verricht wordt dan schrijfwerk voor de stad; hij Janen Pier, twee burgersgilders houden tusschen pot en pint, de volgende samen spraak. Jan. ’k Geloof Pier dat onze vette jaren voorbij zijn en dat de magere gaan beginnen. Pier. Hoezoo, Jan. J. Wel vriend, onder ons ge/eid en elders gezwegen, om te kunnen leveren voor den onderhoud of karweitjes te doen moest men van de burgersgilde deelma ken. Als ge daarin kwaamt, dan mocht ge van tijd tot tijd al op iets rekenen en gy weet dat zoo wel als ik, gij mocht als eens wat doornijpen ten kwam op geen schreef- tje op aan. p. Ehwel, Jan, is 't veranderd? J. ’k Zou 't gelooven, Pier. Niet dat er iets te doen of te leveren is als men van onze kliek geen deel maakt, maar jongen, ’k heb hooren vertellen dat de notatjes nu uitgepluisd worden. P. Zoo, zoo, Jan. Moeten ze sparen? J. ’t Moet zijn, Pier, want 't is al sparen dat de klokke slaat. p. Zou er dan toch zooveel krotte zijn gelijk de liberalen beweren? J. ’t Moet zijn, Pier. Gij ziet wel be sneeuw voor de zon en waaraan, den heei is ’t wys. p, ’k Geloof ook, Jan, dat den goeden tijd voorbij is; 't zal maar een mager bees tje meer zijn. ol dooien; als hij zijn neus buiten de deur steekt oin te zien of den wind uit zee kemt, liggen zij al gereed. j. ’k Zoudt gelooven, Pier. Als er een is die de kunst beeft gehad om voor drooge voeten te zorgen en zich in alle soorten van vette kaasjes te moffelen dan is t wel hij. p. ’k Zou kontent zijn met de helft. J. En ik met een vierde, Pier. Wat zeg ik met een vierde? Nog met veel mi - der. Pier. Als gij ’t al uitrekent, het zou misschien wel op 30 fr. per werkdag ko mei,. En hoeveel van ons en zijn er niet die moeite hebben om aan drie frank per dag te geraken? p, Que voulez-vous, Jan? Hij zegt voor zijn reden hebben is hebben en krij gen is de kunst. J. En hy heeft ze goed vast, Pier. wilds ik nog de plaats herzien, waar ik da eerste maal begreep dat ik zonder u niet leven kan. Vaarwel. b Gij gaat dus heen? stamelde zij terwijl een doodelijk bleek hare wangen overtoog. Ja, b zuchtte hij, ik moet heen; w»l niet voor lang, maar toch het wordt mij zoo week om het hart. O Charlotte! laat mij het u beken nen; ik heb u zoo lief! Kan mijn gevoel wel anders dan oprecht zijn, daar het hier ontstond, op deze stille, heil! e plek? En hij wilde de slanke leest van hel ontroerde kind omvatten. Doch schuw weerde zij hem af, en wees op de kruisen rondom hen. Zonder een woord te spreken, met hel klamme zweet op het voorhoofd, wilde zij deze akelige plaats ontvluch ten... Maar... hoe kwam het? Nog voor zij het hek had bereikt stonden ze weer samen, en op den akker der Vergankelijk heid wisselden zij den eersten kus Daarop ontspanden zich zenuwen van het meisje, on ze weende van schaamte en geluk! Tien ure 's avonds. De oppernnibtenaar van T ministerie van bin- neniandsche zaken, die in het Paleis is ontvangen Is geweest komt tehuis. Alles is wel afgeloopen. De Koning is zeer aanminnelijk geweest. Hij heeft gezegd wat moest g zegd worden, geen woord meer, geen woord mln. Zijne vrouw. Heeithij u aangesproken? Hij heelt mij geen woord gezegd, maar hij heeft mij langdurig bezien, als om te beduiden ziedaar een wakkere kerel of een Charel Het is niet altijd noodig te sprek n. Gij riekl naar den drank Dal zou mij niet verwonderen Ik ben «eni ge flesscl.»n gueuze geweest drinken met de buite.ilandsche zaken. Eenige üesschen gueuzeül Voorzeker. Wanneer een Koning nationaal bier drinkt, mag een ambtenaar der binnenland- sche zaken hel eveneens doen. Men betuigt zijne Koningsgezindheid zooals men kan. Geef m» de lucifertjes over. Wat zegt ge? Ik zeg geef me de lucifertjes o er. niet wat er daarin zoo verbazend is. Er is daar niets verbazend in, maar wal wilt ge met lucitertjes doen? Ik zal eene pijp aansteken. Gij?! Ik zelf. Ik heb daar zoo even eene pijp en een pakje tabak gekocht. Ik zal eene pijp rocken zooals de Koning. Hij staat me aan, d<e Koning! Het zal mijne vierde zijn, ik ben ziek sis een hond, maar ik wil mij volstrekt aan den tabak gewennen, Mevrouw’! Het uur der republiek is nog voor ons geliefd Belgie niet geslagen op de uurplaat der eeuwen. Indien er voor een opper- ambtenaar een dringende plicht bestaat, is hel wel deze van het begrip van Koningdom te ver dedigen, het steeds aangroelend socialisme en de verderfelijke leeringen van het gespuis te be vechten. Ik rook, zooals een Koning. Ik heb niets te zeggen. Ik hoop het. En dat is niet alles, Mevrouw (laat mij toe ter uwer inzicht de oude hoffelijke beleefdheid Ie doen herleven), dat is niet alles! Ik moet kinderen hebben, kinderen, zooals de Koning; hebt ge me verstaan. Mevrouw? O! Jozef! nu zie ik wel dal ge volkomen zat zij tl Eilaas, toen de dochter uit den porseleinwin kel bij valavond naar de stad terugkeerde, schreiden de boomen in de lange, spookachtige En verre, heel in de verte, klonk het gekwaak der kikvorschen in de drabbige sloot. i'Wordt voortgezet/. En toen zij rechtstond, en een betraanden blik tot afscheidsgroet op de grafstede wierp, hoorde zij nevens haar haren naam uitspreken Een jongeling stond aan hare zijde, smaakvol gekleed, met eene sympathische uitdrukking in de donkerzwarte oogen. Mijnheer Alfred, b groette zij. Aarzelend ging zij een paar schreden waarts. Alfred bleef aan hare zijde. Mejuffer, b begon hij, ik heb in stille de vroomheid van uw gemoed bewonderd, toen gij zoo in diep gepeins de knie hadt gebogen op de rustplaats uwer zuster, b Ik hield zooveel van Sophie, b verklaarde het meisje. «En ze verdiende het, b was het antwoord. Wel had ze noch het betooverende van uwen oogopslag, noch de gaven van uwen geest, me juffer, maar heur hart was, als bet uwe, een echte deugdenschat. b j stemde er niet tegen omdat de belangheb benden klerikalen zijn; bij onthield zich zelfs niet, al ware het maar geweest om protest aan to teekenen tegen het to groote getal bedienden noodig voor stadsschrijf werk; neen, hij stemde volmondig die verhoogingen. De wet moet nageleefd worden en belofte is schuld. Eenigen tyd geleden had er in den ge meenteraad eok eene stemming plaats om eene kleine verhooging van jaarwedde toe te staan aan den bestuurder en een leeraar i der teekenschool. Op die verhooging had- den zij ook recht gezien hunne talrijke jaren dienst, de vermeerdering van het leerlingental en zoo voorts. Dit belette echter niet dat er twee klerikalen gevon den werden die tegen de verhooging van den bestuurder stemden. Hoe kleingeestig! on hoe ver het fana- tisme van zekere klerikalen tegenover andersdenkenden toch gaal! En wat ver schil van handelwijzetusschen hen en onze vrijzinnige mannen! door JF’OJL-i -A.TSTJR.I j. Of geen beestje, Pier, wantdat kan niet blijven duren. p. Den anderen is toch weeral den besten. Hij heeft ze vast, ’t mag vriezen j dat wy geen vet zop meer zullen kweeken. n hunne siandvastlgbeli P. En nochtans, Jan, kijkt eens hoe- dat er |iandelsbew»giBg heerscht veel inkomsten zij weeral meer zullen II wenj KOC|, joorhet klerikaal gouvernement hebben verleden jare. Het meisje sloeg den blik ten gronde, en een gloeiend rood kleurde bare wangen. Niemand beier dan Ik kan uw verlies be grijpen, ging Alfred voorl, daar Ik gelulge was van de stomme smart, dia u beving, toen mevrouw Sophie ons voor eeuwig verliet, b Mijnheer, b sprak hel meisje, en bij die herinnering welde een traan in haai oog het is wel leel'jk van mijnentwege, dat ik u nog niet bedankt heb voor uwe vriendelijke hulp in die schrikkelijks ure. Kunt ge ’t mij vergeven? b «O, mejuffer Charlotte! b riep hij uil, ik ben zoo gelukkig geweest een geringen dienst te kunnen bewijzen aan een’ engel als gij! b En hij nam de hand, die ze hem ten teeken van dank, toereikte, en drukte ze koorlsachlig in de zijne. Zij waren aan het hek gekomen. Voor hen lag de dreef, die naar het kerkhof leidt, eene lange, stille dreef. En Alfred vergezelde het meisje en sprak van Sophie met warme belangstelling. Een brave jongen, b pelnsda Lolje. En toen ze naar hem opzag, vond ze dat hij ook een schoone jongen b was. Zijn blik ontmoette den hare en in zijne oogen las zij o iels zoo zaligs! En trager en trager gingen zij voort langs de dreef, waar het windje geheimzinnig lispelde in de kruinen der boomen. verleden jaar mochten burger en nering- doener wat dieper in den zak schieten, door de oabezoonenheid en de onbe kwaamheid onzer verlichte stadliuisbe- stuurders. Om die leening te doen stemmen en de verhooging van contributien eenigzins te verbloemen, werd eene gansche lijst afge- kondigd der werken, die met dat geld zouden uitgevoerd worden. Eene rang schikking werd gedaan voor de uitvoering volgens de dringendheid der werken en ieder werk op zich zelf was beraamd op eene bepaalde som. Hieruit mocht men besluiten dat van ieder dier werken een voorloopig ontwerp was opgemaakt geworden en dat, zoodra de noodige geldmiddelen gestemd waren, tot het opmaken van de bepaalde plans en bestekken zou worden overgegaan; Op die manier zou het stadsbestuur, zoodra de toelating door het hooger bestuur werd gegeven, (en die toelating liet zich voor Nieuport lang, zeer lang wachten,) tot de aanbesteding kunnen worden overgegaan. Zoo wordt overal gehandeld, de ontwei pen van werken worden bij de aanvragen tot goedkeu ring der leeningen gevoegd en alles komt ta zamen terug, zoodat onmid- dellijk de hand aan 't werk wordt gesla gen. Om hiervan overtuigd te wezen, hoeven wij slechts na te gaan wat in de omliggende gemeenten onder dit opzicht werd gedaan. Wij kennen er waar de werken reeds kant en klaar zijn, al weid de leening aangegaan voor die werken later gestemd dan te Nieuport. Het nagaan van de handelwijze onzer bekwame stadsbestuurders geeft stof tot overweging en wij, belastingschuldi gen hebben toch het recht te weten wat hunne inzichten zijn. Waarom dan wordt er met niets aaugevangen? Bestaan er plan of bestaan er geene? En alser bestaan zijn zij dan zoo gebrekkig opgesteld dat het hooger bestuur ze niet goedkeurt? En als er geene bestaan, waarom dan twee jaar op voorhand meer contributien doen beta len?Iser zooveel krot dat die nieuwe in komsten moeten dienen om de gewone uitgaven to helpen dekken? Of was er, zooals de kommeeren zeggen, geld noodig om de traktementen van zekeren kerel te verhoogen? Of zijn onze stadsbestuurders voornemens een paar werkjes tegen iedere kiezing uit te voeren? Of zullen er van al die ontworpene weriren maar eenige uit gevoerd worden en zal men zich vergenoe gen voor do andere met lappen en plaas teren? 't Ware weeral zooveel gewonnen om de vriendjes te bevoordeeligen? Leve de Nieuportsche bekwame stadsbe stuurders! I bun geduld, ken dat er door het macbtelooze klerikale stadsbestuur Iets gedaan om die loffelijke pogingen te ondersleu nen en aan te moedigen door het doen uitroeren van nuttige werken aan de hsveo. Nieuport was en is door hel klerikale Staats bestuur als nietig beschouwd en de klerikale stadsbestuurders zijn en bij de hoogs overheid. Andere sleden kunnen nen verkrijgen, voor Nieuport U hing! Droevig! droevig!

HISTORISCHE KRANTEN

Weekblad van Nieuwpoort en Kanton (1909-1914) | 1910 | | pagina 2