De dubbele Wraak
Te huren of nil Ier hand te koopen
Klerikale toeren
Altijd dezelfde
BILLARD
Rechterlijke kronijk
RECHTBANK VAN VEURNE.
Land- en Tuinbouw
Binnen- en Buitenland.
Zonderlinge reklaam
Burgerstand van Nieuport
GEBOORTEN.
Hoogwater te Nieuport
’s merg.
2,56
3,36
4,18
6,05
6.07
7,33
9,10
Nieuws uit Nieuport
MENGELWERK
3
ter beschikking der
/Wordt voortgezetl.
I
stellen in dezen schoonen jongeling.
Eene dikke dame, die me zachtjes ver
pletterde in den hoek waar ik mijmerde,
vraagde hem
Hebt ge pijn, mijnheer?
Hij antwoordde niet, maar hij bezag den
hemel met zulke smartelijke uitdrukking,
hij zuchtte met zulke kracht, dat wij er
van ©rit teld waren.
Indien men de ruit wat neerliet,
raadde eene andere dikke dame, (’t Is on
gehoord hoevele dikke damen er heden
daags in de treinen zitten).
G-evectit. De vroolijkheid van de carna
val is «enigszins beschaduwd geweest door een
gevecht met messteken dat alhier heeft plaats
gehad in den nacht van carnaval maandag. Het
parket van Veurne is alhier afgestapt, en een
jongeling van stad wordt beticht van die gewel-
daden en messensteken op een jongen man van
Oostduinkerke, welke alhier in het hospitaal is
aangenomen. De betichte is te Veurne opgeslo
ten. Gelukkig zijn de wonden niet gevaarlijk, en
zal het slachtoffer binnen weinige dagen hst gast
huis kunnen verlaten.
10
11
6
7
's Avonds om 8 ure en 7 minuten.
Algemeene vergadering waarop zes intellec
tuelen present zijn Langbeen, Bouillon, Tuftuf
Lobbeschorte, Orapronobis en Chéri.
In afwachting dat er nog wat meer komen,
heeft de volgende geheime samenspraak plaats.
Chéri. En de riolen? Hee zit het daarmee?
Bouillon. Op goeden weg, Ché O, pardon;
daarbij 'k heb al gezorgd dat de geïnteresseerden
niet te klagen zullen hebban. Er is bijwerk in ’t
zicht.
Chéri. Bijwerk? Wat dadde?
Bouillon. Wel, der zijn nog al straten zon
der riolen. Ge hebt, per exempel, de Langestraat.
Chéri. :Wel gearrangeetd; maar ’tis jammer
Zaterdag 18 rebruari 1911.
’t Is twee ure namiddag. Bouillon, onzen trou
wen abonné, ontvangt hel Weekblad en nauwe
lijks heeft bij op d’eersie bladz. de aankondiging
bemerkt der volksvergadering die den 12 Maait
aanstaande in ’t Willemsfonds zal plaats hebben
of hij springt op zijn Iwtewiel, recht naar Lang
been. Hij tiappelt zoodanig tan ongeduld en
zoo zeers dal zijn voorwiel tegen de terteu stoot,
zoodat hij door d’open deur d m gang invliegt,
bijnarecht in d’armen van Langbeen’s wederhelft
die van alteratie om hulp roept Langbeen komt
met stappen van ean meter en half toegavlogen
en roept Wat is er gaande, wat is er toch ge
beur 1. ’t Is pressé, pressé, pressé, fluistert
s avonds
3,16
3,57
4,40
5,33
6,46
8,12
9,50
Een goed en wel gokalant winkelhuis,
staande te Nieuport (stad) Langstraat, 57, hoek
der Lange en St-Jacobslraten. Zich te bevragen
bij den inwoner eigenaar dezes.
Gemak van betaling.
Schoone en goede billard te verkoopen met
toebehoorten, alsook twee spelen ivoren billard
bellen, zoo goed als nieuw. Zich te wenden
Hotel Duynnenhuys Oostendestraat, Niauport.
Nieuport-Baden. Zooals we zondag
laatst hebben aangekendigd, melden we, ter
herinnering dat, dank aan het initiatief van de
inwoners van Nieuport Baden, een stoet is inge
richt op morgen zondag, en welke door de Rau
zin an de Kleine Harmenie zal opgeluisterd
worden. Vertrek van 't lokaal Duynnenhuys
om 2 1/2 uren, tot aan den Meiboom waar de
groepen vergaderen.
Indien het weder «enigszins gunstig is, hetgeen
we ten volle verhopen, zal het er gewis aan volk
niet ontbreken.
Meer dan eens dacht ik bij mij zalven, dat,
bjaldien ik eene gade als zij konde vinden, de
aarde voor mij een paradijs zou wezen. Hoe
klopte mij ’t harte van hoop en verwachting.
Meermalen stond ik op ’t punt tot haren vader te
gaan, en hem de band van Lucia te vragen. De
verwezenlijking van dit plan zou echter misluk
ken. Zekeren stormigen Novemberdag slenterde
ik met mijnen gezel langs den oever. Al pratende
over weder en wind, vielen wij eindelijk zonder
het te widen op het kapittel van ’t huwelijk. Hoe
’t kwam weet ik niet, maar waar ’t harte van vol
is daar loopt de mond van over; wij roemden als
om strijd de scheone gaven van Tobia’s dochter
hare werkzaamheid, haren moed, hare schoon
heid, hare deugd. Wie haar trouwt, zegde
mijn makker, «hoeft niet meer voor eene slechte
vangst te vreezen, hij krijgt het zootje mee.
Ja, eens of morgen beproef ik mijn geluk,
volledigde ik, en trachtte half lachend mijne
ontroering te verbergen.
Hoe ik dan niets bijzonders aan mijnen gezel
bemerkte, daarvan kan ik mtj heden nog geene
bere nacht, het vreeselijk tempeest op bet meer
hadden al zijne pogingen vruchtel os gemaakt.
Dit uitgedacht verhaald vond overal geloof, nie
mand twijfelde of de droefheid was oprecht, die
hij onder het vertellen huichelde; had hij niet
eigen leven geofferd om dat van zijnen vriend
Emanuele te redden? Zoo bad hij elkeen misleid
en veler harten gewonnen. Ook Lucia geloofde
aan zijne deugd, en daar ik er toch niet meer
was, voelde ze zich tot hem aangetrokken; zij
bewonderde zijne schijnbare grootmoedigheid,
en mocht er trotsch op wezen zulk eenen man te
beheoren. En vader Tobia, de goede vent, die
gaarne voorbij stierf, de toekomst zijner dochter
wilde verzekeren, had zich werkelijk overtuigd
dat zijne Lucia met Lorenzo zoude gelukkig zijn
en zijne toestemming tot de verbintenis gegeven
spoediger zelf dan men verwacht had.
Hoe kort was echter die weelde, hoe spoedig
zag zij haar huwelijksheil vernietigd. Het ver
trouwen en de liefde, welke vader en dochter in
hem hadden gesteld, maakte Lorenzo te schande.
Het duurde niet lang of hij begon uithuizig
te worden, en zich aan den drank over te geven.
Toen ik dit hoorde steeg mij het bloed naar
de hersenen. Wat er sinds dit oegeablik in mijn
harte omgiog, kan ik moeilijk zeggen. Ik was
bedroefd, gekrenkt, verpletterd; ik weende als
een waanzinnige.
Morent Marcel, werkman te Wouman en Fi-
geuren Jules, dienstknecht te Oudecappelle,
voorw., den 1' 2 m tanden en 400 fr. de 2’ 1 m.
en 400 fr. voor jachtdelikt,
Duflou Florent en Van Waes Gustaaf, werklie
den te Middelkerks, den 1° 40 fr. en 15 fr. voor
slagen en nachtrumoer; den 2° 15 fr voer dron
kenschap.
Garmé Eduard, werkman te Goefferdingan en
Daleu Cyriel bleeker, Meenen, den 1° voorw. 8
dagen, 26 fr. ®n 15 fr den 2° 1 maand en 26 fr.
en 15 fr. voor smaad en dronkenschap.
Brenyne Marcel, landgebruiker ta Walmt en
Demys Leon, mijnwerker te Hazenbroek (Fr.)
den 1’ 3 maanden en 26 fr. voer slagen; den 2’
1 maanden 26 fr. voor bedreigingen.
Moerman Prosper, werkman te Merckem,
Vertaillie Henri en Bruneel Camiel, werklieden
te Noordschoote, den 1’ voorw. 8 dagen en 26 fr.
den 2° 3 maanden en 50 fr. den 3’ 1 maand en
26 fr. voer slagen.
Sarliez Julienne dienstmeid en Vanlauws Emb
lie, vrouw Leflef, werkster te Nieuport, voorw.
elk 1 maand en 26 fr. voor diefte en verheeling.
Terwe Joseph, jachtwachter te Westende, 50
fr. voor slagen.
Zendag
Maandag
Dinsdag
Weensdag 8
Donderdag 9
Vrijdag
Zaterdag
5 Maart
De schoonste tijd
De schoonste tijd des jaars is voorzeker de
lentetijd. De natuur ontwaakt, de vogel herneemt
zijn lied, de landman ploegt, egt, zaait en plant.
Bouillon die bijna geen adem meer heeft, terwijl
de trio het salon binnentreedt.
Persoonlijke zaken, volstrekte geheimhouding
en daar de vrouwtjes maar kunnen zwijgen
hetgeen ze niet weten, wordt Langsbeens vrouw
beleefd naar haar keuken gepoetst.
En nu vangt de volgende conversatie aan
Langbeen. Is ’t afgekommen?
Bouillon. Winne dadde?
Langbeen. Wel van de riolen?
Bouillon. Nog met, ’t zal wel kommen.
Langbeen. Anders T is een goei affaire veor
de compagnie 15 per cent. Onder ons gezeid en
elders gezwegen, ge moet daarvoor toch een
ware genie zijn en hoo*e studiën gedaan hebben
Alleman stemde toe. Men gaf lucht aan om ullaIlss profijt en voordeel te trekken Den
den onbekenden martelaar.
’tis heel liefde ruit neer te laten, maar
’t was duivelsch koud, de sneeuw en de
regen kwamen als kogels op mijn gezicht
terecht, ’k voelde op mijn bekkeneel de
ruwe noordenwind, voorbode der longont
stekingen.
Bij gevaar den martelaar te dood?.',
trok ik de ruit weer op.
Hij bezag me langdurig, hij bezag lang
durig de twee dikke damen, alsook den
joodochen koopman, den student in ge
neeskunde, den seminarist, den ouden
rentenier en den vreemden gelukzoeker
die de kleine bevolking van ons kompar-
timent uitmaakten.
Hij greep in zijn zak een draaipistool,
welks loop bijna dertig centimeters lang
was, bracht het op de hoogte van zijn
rechterslaap...
Wij vlogen hem allen ten lijve...
Dat bedaarde hem.
Hij bedankte ens, hij nam uit het net
een vierkanten reiszak, deed hem open,
borger zijn draaipistool, begon te glimla
chen en sprak
Damen en heeren, ik vertegenwoor
dig de vermaarde firma Folkes and bro
thers, van Londen. Ik zal mij veroorloven
u eenige barer artikelen aan te bieden,
die ik gelast ben. niet te verkoopen, ’t
woord ware te hevig! maar te geven aan
hare klanten, enkel als reklaam....
Hij bood ons inderdaad, uurwerkkettin-
gen, gloeikousen voor gasbekken, kurke-
trekkers, oorbellen en doorzichtige kaar
ten.
’tis gelijk, hij hal onseen onaangenaam
oogenblik doen beleven, die vernuftige
handelsreiziger!
dat ik nooit zoo een batje heb. ’k Zou het pour-
tant ook meugen. Chancards va!
Bouillon. Impossible mon cher, geen pek
of terre noodig.
Ziende dat er niemand meer afkomt, wordt de
vergadering geopend verklaard.
Langbeen zetelt als voorzitter en doet de zaak
met kanten en bontjes uiteen. Hij geeft lezing
van de redactie der aankondiging die den zater
dag daaropvolgende in stinkerlje zal verschijnen.
Al de aanwezigen juichen luidruchtig toe, om
hunne handen te verwarmen.
Tuftuf. Dat is fijn gearrangeerd. Wij moeten
en wij zullen de eerste zijn; overal de eerste!
Chéri. De wind blaast in onze zeilen ho ho
ho!
Bouillon tegen Langbeen.Hij kan dien wind
maar niet vergeten.
Orapronobis. Maar, minheers, der staat daar
in die convocatie dat het al lange besloten was
dat we op 5“ Maart zoo en soorte van meetings
voor ’l Vlaamsch gingen geven. Visje giddere
niet dat die phrase een klein beetje te vele naar
politiek riekt? ’t dinkt min dat dat us eigen con-
damnearen is. Je ziet dat er in de convecatie van
d’andere staat dat er geen politiek meegemoeid
is en ze gaan zeggsn dat we dat expres ezoe doen.
Lobbeschorte. Lulle pas hein?
Bouillon. Van zes eigen is ’t expres gedaan,
maar hetgeen geschreven staat, met er blijven
staan. Widder moeten ’t alleens doen, widder
hebben die mannen niet noodig en express of
niet expres, ’t zal zoo zijn en ni«t anders.
Langbeen. Wel gesproken, mon cher.
Orapronobis. Ja rnarr, damme dat nu e keer
anders deden; ulder proposeerden van te gaare
te doen...
Lobbeschorte. Lulle pas hein?
Chéri. Leve de kalo o o o-tei-l
voeringen der moeilijksle dansen en den goeden Linkerzijden
samanhang die in dit alles heerschte. En aan u, I aarzelden do
heer Voorzitter, proficiat over uw heerlijk initia Pn
tief.
Den Maandag namiddag deed, niettegenstaande
het onaangenaam weder, da Kleine Harmonie
gevolgd door eene zeer talrijke menigte eene
ronde in stad, hetgeen veel levendigheid ver
wekte onder da gemaskerden, en aan menig
neringdoener den penning deed schenken. Al
hoewel het de klerikalen, zij, de meesters, een
plicht is de menschen ta vergeastigen, feesten in
te richten, enz. am volk naar stad te trekken,
iets dat zij niet doen, hebben onze jonge minnen
zooals gewoonlijk dit in hunna plaats gedaan, en
verdienen daarom alle lof en eenieders dank.
Tevergeefs beproefde ik de boot te naderen; de
golven sloegen mij voort, en mijne zware laarzen
Irokken mij naar onder; wanhopend worstelde
ik tegen de baren, in da hoop al zwemmend het
strand t« bereiken. Meer en meer voelde ik mijne
leden verlammen, doch de zucht naar behoud,
de kracht, die de doodsangst verleent, deed mij
den kamp voortzelten, tut ik eindelijk h-t be
wustzijn verloor. Water echter met mij is ge
schied, heb ik eerst later vernomen. Toen ik op
’t punt was van In de golven mijn graf te vinden,
werd ik gelukkig door de bemanning eenar
schuit opgevischt.
Maanden lang vreesde men voor mijn laven,
doch de liefderijkste zorgen, ds teederste verple
ging zegevierden ten laatste op den dood.
Zoedra de krachten begonnen te hernemen,
kaarde ook in mij de herinnering terug, de vree-
seiijke herinnering aan het gebeurde op het
maer. Ik was mijne hartstochten niet meester.
Langer, dacht ik, mocht de misdaad niet straffe
loos blijven, zulk eene laaghartige daad als die
van Lorenzo eischte boete, zware straf. Nauwe
lijks voelde ik mij weder zoo goed als volkomen
hersteld, of ik keerde in allerijl naar het dorp,
waar iedereen mij voer dood hield Mijn aanval
ler had overal verteld dal Ik door eenen rukwind
over boord was geslagen, dat hij het onmogelijke
had beproefd, zelfs zijn eigen leven in gevaar had
gebraeht, om hel mijne te redden, doch de som-
Als we de klerikale gazetten moeten ge-
looven, dan zijn er geene betere regeer
ders dan onze huidige ministers met hunne
zes stemmen meerderheid. Volgens de
klerikale bladen zouden er ook geene mi
nisters zijn die er steviger voor zitten.
Maar in de boogere kringen denken hunne
kopstukken er anders over. Ze weten wel
wat hun te wachten staat in 1912. Beter
dan iemand kennen zij den toestand van
hunnen kiesbarometér,die bestendig zakt.
Van een anderen kant weten zij wel dat
de regelmatige verhooging van het getal
afgevaardigden, in verhouding met het
toenemen der bevolking, aan de tegenpar
tijen een® meerderheid van eenige stem
men moet bezorgen, indien de nieuwe
zetels verdeeld worden zooals in de Grond
wet staat (1 volkvertegenwoordiger door
40,000 inwoners). Ook is de vervaldag,
die in 1912 komt, voor hen een nachtmer
rie en zoeken zij op alle manieren er aan
te ontsnappen.
Eerst was er spraak het getal afgevaar
digden niet te vermeerderen. De klerikale
gazetten deden alle moeite van de wereld
om te bewijzen dat die vermeerdering hoe
genaamd niet verplichtend was. Wij
hebben nu een afgevaardigde voor 40,000
inwoners. Wij zouden kunnen beslissen
dat er voortaan maar 1 op 60,000 inwo
ners zou zijn. Dat ware genoeg. Dan zou
de Kamer niet te talrijk zijn en er -waren
dan geene bijgevoegde kiezingen noodig.»
Zoo schreven de klerikale bladen. En
dat was nog zoo slecht niet gerekend.
Maar dat stelsel was niet te verdedigen,
en het was wel klaar te zien dat het alleen
ingegeven was uit partijbelang, mat het
gedacht en de hoop te blijven regeeren.
Maar de linkerzijde hield dien vogel tegen
in zijne vlucht.
Er moest iets anders gezocht worden,
en na lang zoeken kwam men op het
gedacht geen® wettelijke Evenredige Ver
tegenwoordiging tos te passen voor de
nieuwe zetels in de arrondissementen,
waar in 1912 geene regelmatige kiezingen
moeten plaats hebben. Dat ware het
schanlelijk wegmoffelen van de mandaten
der tegenpartij, want door het meerder-
heidsstelsel, volgens welk er geene evenre
dig® vertegenwoordiging is zoo eene partij
de volstrekte meerderheid bekomt, zouden
de klerikalen op vele plaatsen aan de
tegenpartij zetels ontrooven die haar wet-
telijk toekomen door de toepassing der
Evenredige Vertegenwoordiging.
Dat schaamteloos voorstel verwekte
eene algemeene verontwaardiging bij de
verklaring geven. Geneeg, eenige dagen daarna
zeilden wij uil; ik had als eene soert van voorge
voel, dat het een of ander onheil mij wachtte. Op
verzoek van mtju vriend gingen wij verder dan
naar gewoonte. Het weier, dat bij ons uitloopsn
kalm en rustig was, veranderde na enkele uren.
Het plotseling verdwijnen van ’t roerige meeu
wenvolkje voorspelde zeker niets goeds, evenals
het zwaarmoedig gegalm van den kuifduiker in
’t riet. De wind stak op, en deed de zeilen der
schuitjes zwellen. Zwarte wolken rezen omhoog
en spiegelden hunne dreigende koppen in ’t
meer, totdat het blauwe gewelf geheel was om-
sluierd. Alleen op het kruis van den teren gloei
de een laatste straal. Daar gierde een windvlaag
over den vloed en deed de schuitjes geweldig
slingeren. Spoedig haalden wij netten en zeilen
in, want de touwen en masten knaisten met
snerpend geluid Nog heviger werd de wind; hij
klom op tot een’ storm en zweepte de golven,
zoodat deze zich woedend verhieven, en bet
schuim in witte vlokken uiteenspatte. Op eens
wierp de bliksem zijne pijlen door de lucht, en
een rollende donderslag dreunde over den zwar
ten afgrond. Met elke seconde werd het gevaar
grooter. Fluks4boog ik mij neer om ons anker te
lichten, maar op hetzelfde oogenblik ontving ik
een verraderlijken stoot en tuimelde over boord.
Ik slaakte een’ kreet. a Wraak! Lucia’s man,
risp mijn gezel met honend en woest gelach.
1
I
Arthur Nizet werd door een steenblok getrtffen
en op den slag gedood; de ongelukkige was
gehuwd en vader van acht kinderen en woonde
in de rue de Pensés. De ploegbaas Culotteaux
werd insgelijks door een der steenen getroffen
en is vreeselijk gekwetst twee andere werklieden
zijn als door een wonder an de dood ontsnapt.
üiefstal. Zaterdag nacht zijn twee
dieven in de woning gedrongen van M.Descamps
rentenier op het gehucht Joli-Bois te Waterloo.
De schelmen hebben het zilverwerk voorwerpen
van weerde en eene som geld buit gemaakt. De
diefstal werd eerst zondag mergen besladigd. Al
de plaatsen van het gelijkvloers waren bezocht
en al de meubels opengebroken. De inhoud der
laden lag over den vloer verspreid. De dieven
waren in het huis geraakt langs den hof; zij
hadden een gat in de vensterluik gezaagd. Alvo
rens een te gaan hebben zij twee flesscben cham
pagne uitgedronken. Eene derde geledigde flesch
werd gevonden nabij de hofnaag, hetgeen doet
veronderstellen, dat een derde kwaaddoener daar
moet op wacht gestaan hebben. Het parket werd
verwittigd en is ter plaats een onderzoek komen
doen.
Smartelijk ongeluk. Zaterdag
avond werd de bevolking van het Eindeken te
in opschudding gebracht door een tweevoudig
droevig ongeluk. Achter het kantoor licht een
heuvel, voortkomende van den uitgebaggerde
grond van het kanaal. Twee kinderen, het eene,
het zoontje van M. De Gryse, onderbrigadier
van den tolkdienst; het andere, het zoontje van
Henri De Rycke, gingen Zaterdag namiddag
spelen, voorzien van schupjes, op den heuvel.
Tegen den avond werden de beide moeders
ongerust over het lang uitblijven der kinderen;
zij gingen gansch de wijk vruchteloos afzoeken.
De beide vaders waren intusschen thuis geko
men, en gingen, zeer ongerust mede ep zoek.
Vader De Rycke zegde Ik heb het voorge
voel van een groot ongeluk; dezen namiddag heb
ik eenen groeten blok grond zien inslorten aan
den heuvel, en God weet zitten, de arme kinde
ren er niet onder.
Spoedig gingen de mannen, geholpen door de
geburen, driftig aan het werk, om den ingestor-
ten grond weg te ruimen, terwijl de vrouwen
met brandende lantaarnen bijlichtten.
Gustaaf Van Acker, die medehielp, zag opeens
twee voetjes te voorschijn komen. De toegeloopen
geburen begonnen dan, gansch ongesteld, den
giond op die plaats Weg te ruimen.
Daar vertoonde zich een aaadoenlijk schouw
spel; beide kinderen zate i op de hurken het
zoontje van De Rycke had liet kind van De Grijze
met -zijnen reenter arm omstrengeld de hals
en de borst wesJngodrukt; de rechter schouder
en bet been moest verschrikkelijk geleden heb
ben, want beide lichaamsdeelen wartn zwart en
blauw.
eenen zooveel interest en den schoitsvent de
commissies langs hier ea langs daar laat ze maar
draaien.
Beuillan. Ja maar; ’t is allemale dat niet, ’t
Is veel serieuser. Er is iets ergs op handen en
uwen naam, uwe repulatie, uwe eer van kam
pioen der vlaamsche Volkszaak staat op het spel.
Langb-e i. Wat zegt ge, mon cher?
Bouillon. ’t Is zooals ik zeg, noch min nech
meer. (Hier haalt Bouillon het Weekblad uit zijn
beurze en legt het Langbeen voor den neus.
Gezamentlijke lezing der aankondiging sl chts
onderbroken door een ho! en ean... ha! wijl zij
elkaar bezien met een gezicht dat bij den eenen
straalt van lust tot wraak en bij den anderen
verbleekt van wanhoop en treurnis).
Langbeen. Wat nu gedaan? ’t Is zooals go zegt.
Zij zijn ons voor van dezen keer. Geven wij eene
meeting nadien, dan riskieren wij geen volk te
zien afkomen en dat raag niet. Ik die altijd strijdt
voor de vliamsche belangen te beherligen; die
in den gemeenteraad daarover gesproken hebbe;
ik, die in onze vlaamsche katholieke gilden altijd
het vlaamsche vendel op mijn vlaamsche borst
di age, ik zou dat niet kunnen verteeren. Dat mag
niet, dat zal niet!
Bouillon. Non, non, dat zal niet!
Langbeen. Hoe zoo? Hebt gij al een middel
tje uitgepeinsd hoe dat wij die andere kerels
neuken kunnen? (Bouillon klikt en lacht) Ja?
Och, wat is dat loch een geluk dat wij u hebben!
Laat hooren, j’écoule.
Bouillon. Awel. Van dezen avond nog bui
tengewone algemeene vergadering bij hoogdrin
gendheid bijeengeroepen.
Langbeen. Ja maar, onzen Jan is niet pre
sent.
Bouillon. Dat is niets; il se désintéresse de
la question
Langbeen. ’i Is waar; en dan?
Bouillon. Laat ons seffens om 3 sprekers
telegrafeeren en tolafoneeren. Zaterdag aanstaan
de in ons Stinkertj» kondigen wij eene meeting
aan voor den 5" Maart en wij zijn de eerste; ons
komt de eer toe!
Langbeen. En wij schrijven dat sedert lang
al zoo besloten was.
Bouillon. Ge zult ze zien kijken. O la la,
jongens dat zal een goede poets zijn die wij hun
bakken.
En zoo komen onze politieke tegenstrevers een
nieuw bewijs te geven der haatdragende en
fanatieke gevoelens die hen bezielen.
De kwestie der vervlaamsching der Gentsche
Hoogeschool wordt oieral eendrachtig bespro
ken. Zij is derhalve zoodanig belangrijk vooralle
Vlamingen, dis het recht eischen booger onder
wijs in onze moedertaal ta bekomen, dat het eene
misdaad zou wezen er eene politieke zaak van te
maken Buiten allen politieken geest dient die
hervorming in het leven geroepen te werden; ’t
is des wil van alle ware Vlamingen die moet en
zal zegepralen!
Onze Nieupertsche kaloten verstaan het weer
eens anders. Z'j zijn en blijven immer verstekt;
den politieken tegenstrever pogen te bekampen,
hem in zijn streven als Vlaming pogen te belem
meren; dat is hun doel. Altijd dezelfde!
Of dat lukken zal blijft sterk te betwijfelen.
i en de heeren voorstellers
aarzelden nogmaals.
Eu tcch moet er eene redplank voor de
zinkende klerikale partij gevonden wor
den. Ook is men aan ’t zoeken in alle mi
nisteries en klerikale knoei winkels.
Een hunner gazetten stelt thans aan M.
Schollaert de volgende uitkomst voor
Men zou eenvoudig hot getal afgevaardig
den vermeerderen voor de arrondissemen
ten waar in 1912 regelmatig kiezing zal
zijn. Voor de andere helft van ’t land zou
men de kiezing van 1914 afwachten, om
daar het getal afgevaardigden te vermeer
deren in verhouding met de bevolking.
Met welk recht zou men aldus twee
regels toepassen?
Dat stelsel is onrechtvaardig en belache
lijk. De wensch der klerikalen om hunne
nederlaag te verschuiven, die hun te
wachten staat, komt er weer zoo goed
door als de ezelsooren door het vel van
den leeuw. De klerikalen zouden de hoop
laten varen 5 of 6 z tels aan de tegenpartij
te ontnemen op voorwaarde dat de kiezin
gen, naar hunnen zin ingericht, hun eene
meerderheid van 1 of 2 stemmen zouden
verzekeren.
Zoo ver zijn de dompers gekomen. Wan
neer wij van hunne vroegere voorsteken
gesproken hebben, is het maar om te doen
zien dat de tegenstand onzer vrienden, als
hij eendrachtig is, d® stoutmoedigheid der
klerikalen weerhoudf. Als nu ook heel de
linkerzijde wil en vast besloten is tegen
dat nieuw voorstel in te gaan, zullen nog
maals de aangewende pogingen om de
tegenpartij te verschalken, evenals de
voorgaande schipbreuk lijden.
Waakzaamheid en onverzoenbaarheid
alleen kunnen onze schaamtelooze tegen
strevers beletten hunne plannen uit te
voeren. De komedianten zuilen dan wel
verplicht zijn met een ander programma
moeten voor den dag komen.
Bloedig drama. De vreeselijke koude
die thans in Zui l Rusland heerscht heeft voor
gevolg dat alle wegen door de wolven ontveillig
gemaakt worden. Zoo is een bruilottsgezelschap
onder de tanden van die dieren gevallen bij het
dorp Obstipow.
In 30 boerenwagens begaven zich 120 brui- i
De trein rolt langzaam, in Hen nacht,
over de ftvifige en stille velden.
Het sneeuwde. O! nb-t zooals het sneeuwt
in romans of in Im i stsprookjes, maar mor
sig, een vlok hier en een vlok daar, en
water en wind en koud;-!
Tegenover mij zat een dramatische jon
geling, bleek, met zwarts haren, mat vel,
oogen als karbonkels.
Alle vijf minuten, krompen zijne we
zenstrekken ineen, zijne keel scheen zich
te prangen en twee tranen sprongen uit
zijne oogen.
De reizigers begonnen allen belang te
gen en verscheurden lichaamsdeelen van men- steenen vlogen in alle richtingen. De werkman
schen.
Andere wolven wierpen zich op de vretende
dierenen rukten hundit lillend menschenvleesch
uit den muil. Intusschen snelden de paarden
vooruit. Zij zweetten van schrik en dampten.
De wolven ijlden hen achterna. Eindelijk be
sloot men eenige menschen voor de wolven t
werpen... vrouwen, niet weerbare schepselen!!
Op die wijze hoopte men de wolven terug te
houden om de rest te kunnen redden.
Eenige minuten kon men adem halen, doch
weldra huilden de wolven opnieuw rond de
wagens.
Nieuwe offers! Nieuwe poos! En nieuwe schrik.
Reeds waren 50 menschen door de dieren
verslonden en hun hoop verminderde niet.
Nogmaals werden paarden verscheurd; man-
Men en vrouwen vielen als offer. Doodskreten
en jammergehuil weerklonken in de eenzame
vlakte tot alles doodstil werd.
Een wagen kwam alleen in Tachkent aan.
Daarin bevonden zich meer dood dan levend,
twee menschen. De 118 anderen waren door de
v. .ilven verslonden!
Moordpoging. Zaterdag morgend,
om 2 uur, kwam Marie Van Acken, 43jaar, her
bergierster, Tonnekensstraat, 16, met eene
vriendin en eenen zeeman, in de herberg numm.
21, Schippersstiaat, te Antwerpen.
Onder het drinken, zegde de zeeman iets aan
het oor van Marie, waarop deze hem wegduwde.
De zeeman, daarover woedend, trok eenen
revolver en schoot Marie eenen kogel in het
aangezicht, waarna hij zich eenen kogel in de
rechterslaap joeg.
Beiden werden, zeer erg gekwetst, naar het
hospitaal overgebracht. Be moordenaar is een
Argentijner, 34 jaren, sedert 19 Februari te
afgemonsterd.
’3 Namiddags kwam het parket ter plaats een
onderzeek doen.
2kanh.ou.ding. Zondag avond, rond
6 1/2 ure, ging Pieter Jan Metten met zijne ver
loofde over den Zonhovenersteenweg naar da
stad Hasselt, toen hij dichtbij de Hoogbrug
achtervolgd werd door twee kerels. De langste
van beiden pakte hem vast, terwijl da kleinste
hem vier gevaarlijke messteken toebracht op het
voorhoofd, op de borst en in de zijde; daarop
namen de lafaards de vlucht Het slachtoffers
dat in stervensgevaar verkeert, werd naar het
gasthuis gevoerd Metten is soldaat bij het 14°
linieregiment te Luik en was in verlof; hij is de
steun zijner moeder, weduwe met 9 kinderen.
De policie zoekt personen op, die in eene dans
zaal met Metten getwist hebben.
Droevig verhaal. Denderdag mor-
e n kwam een persoon vergezeld van drie min
derjarige kinderen, zich in de gendarmerie van
Ploegsteert, gevangen geven, als deserteur van
het Belgisch leger.
Het is de genaamde Maurice Lambert, afkom
stig van Knesselare. Lambert was in I960 te
Aarlen bij het 10’ linieregiment ingelijfd toen hij
ia 1901 het leger ontvluchtte en zich vestigde te
Defferdange, in ’t groot hertogdom Luxemburg;
in iiet jaar 1908 trad hij in den echt met een
meisje van Roubaix. Uit dit huwelijk sproten 3
kinderen waarvan twee jongens en een meisje.
Zij kwamen in 1910 te Rijsel wonen waar hij
de stiel van meeanicien-ajusteerder uitoefende.
Ongelukkiglijk knoopte de vrouw daar schuldige
betrekkingen aan en verliet het echtelijk dak,
haren man met de drie kinderen, waarvan bet
jongste slechts eenige maanden oud was, achter
latende.
Lambert, die nochtans veel geld won, kon
zijne kinderen niet oppassen, verviel in armoede
en besloot naar België terug te keeren. Hij gaf
zich, zooals wij hooger zeggen, gevangen in de
gendarmerie van Ploegsteert. Zijne drie arme
kinderen hadden schier geene kleederen aan het
lichaam en waren bijna uitgehsngerd.
Nadat zij door da echtgenoot® van den bevel
hebber der gendarmerie, die met deze arme
schepseltjes medelijden had, goed gevoed en
gekleed waren, werden zij in het godshuis der
gemeente opgenomen, ’t Afscheid van den vader
en zijne kinderen was hartverscheurend.
Vrijdag morgen werd de ongelukkige Lambert
naar Yperen gebracht en
krijgsoverheid gesteld.
Broedermoord. De gebroeders Jozef
en Hendrik Deprez, afkomstig van Hoeleden, 19
en 17 1/2 jaar oud, werklieden in de ijsfabriek,
woonden in hetzelfde logetnenthuis te Jemeppe-
sur-Sambre, zaterdag avond keerde Jozef uit de
fabriek terug en ontmoette Hendrik, die hem
meedeelde dat zij uit het logement moesten
optiekken. De twee gebroeders stapten nevens
elkan Ier vooit, toen opeens een schot knalde.
Jozef D prez liep weg, op zijn broeder roepende,
Op ’1 zeltde oogenblik weerklonk een tweede
schot en Jozef zag dan dat zijn eigen broeder op
hem schoot. Hendrik loste nog een derde sch®t,
waarffoor Jozef in de wang getroffen werd. De
gendarineu hebben Hendrik Deprez aangehouden
Hij verklaarde dat zijn broeder schrik had willen
aanjagen, omdat deze hem soms mishandelde.
Ongeluk Zaterdag nacht is er een
vreeselijk ongeluk gebeurd in den put n. 2
der Pays-Bas, afhangende der koolmijnen van
den Trieu-Kaisin te Montignies-sur-Sambre. Men
had eene springmijn doen ontploffen en de
loflsgasten uit het dorp naar Tachkent, op 22 kil.
afstand gelegen. Eenige minuten later werden
zij door de wolven verslonden. Slechts eene
vrouw en een man ontsnapten aan den dood.
Die geredden konden het bloedig drama ver
tellen.
De stoel was slechts eenige honderden meters
van het dorp verwijderd als de paarden eens
klaps begonnen schuw te worden.
Eerst kon men die onrust niet verklaren toen
men eensklaps op niet verren afstand, een helsch
gehuil vernam en eene zwarte wolk over de
aarde zag snellen.
Weinige minuten later waren de eerste wolven
ter plaats en met een woedend gehuil wierpen
zij zich op de wagens.
Men wilde zich verdedigen, de paarden werden
schichtig, doch niets hielp.
Honderden wolven omringden de wagens
waaruit gehuil opsteeg. Reeds waren eenige
paarden door de wolven neergeveld.
In de wagens waren de wilde beesten gespron-
2 Maart Theunynck Mautils Karei Hendrik zoon
van Karal en Maria Dams.
Sedert 1 Januari 1911 21 geboorten.
dat al deze later onfaalbaar verklaarde Pausen
mis waren. Een merkwaardige studie van den
pater Barnabiet de Feis, verschenen in de Rasse-
gna nationale laat niet meer toe aan het mirakel
te gelooven. Gedurende zes honderd jaar heeft
de kerk de liefde en de godvrucht der geloovigen
laten bedrf°gen want het is nu buiten twijfel
1. Dat het heiligdom dat men te Nazareth ver
eerde als het buis der H. Maagd niets gemeens
heeft met het huis dal men als dusdanig te Lo-
rette vertoont en dat de woning der Moeder
Gods nog te Nazarelh was veel later dan 1291
jaar harer zoogezegde eerste verplaatsing naar
Dalmatie op deze van Lorette geenszins geleek.
2. Dat het heiligdom \an Lorette bestond, daar
ter plaatse, veel vroeger dan 1294, jaar in hetwelk
het aldaar door d« engelen zou aangebracht ge
worden zijn.
3. Dat geen enkel geschrift de minste zinspe
ling op het voorgewend mirakel maakt voor het
einde der XV° eeuw.
Wij willen hier niet treden in het beschouwen
der menigvuldige bijzonderheden in dewelke
pater Feis trad om deze drie punten ontegen
sprekelijk te bewijzen.
In geval onze tegenstrevers onze redeneering
zouden betwisten kunnen wij dat nog altijd doen,
maar wij willen nu van het geduld onzer waarde
lezers geon misbruik maken.
Wij bepalen ons erbij te doen opmerken dat de
volslagen stilzwijgen der schrijvers uit den tijd
van het zoogezegd mirakel; het laattijdig ver
schijnen van het sprookje (1525), het aanhalen
van bewijsschriften die niet bestaan en van ge
tuigenissen welke niet kunnen onderzocht wor
den, bewijzen dat hst zoogezegd mirakel door
geen enkel verstandig mensch kan aangenomen
worden.
En dat is zoo waar dat de E. P. Lepidi die door
kannunik Ulysse Chevalier verzocht werd een
werk van den laatste, in hetwelk hij het mirakel
van Lorette betwistte en teniet deed, te beoor-
deelen, hem schreefIk heb uwe geschiedkun
dige studie over de echtheid van het heilig huis
gelezen. Het is een vlijtig en objectief onderzoek,
het is gemaakt voor de geleerden, de godsdienst
en de vereerlng der H. Maagd hebben er niets
bij te verl ezen Men gaf den kannunik de zwij
gende toelating zijn boek uit te geven.
Zoodus erkent de E. P. Lepidi dat kannunik
Ulysse Chevalier gelijk beeft, maar deze meester
van het heilig paleis durft het niet openlijk zeg
gen.
De geleerden alleen zullen het boek lezen dat
hindert de kerk niet, want aan de geleerden kan
men de waarheid toch niet verduiken.
Intusschen blijft die waarheid verborgen voor
het volk, het bitter bedrogen volk, en blijven de
giften aan de kerk van Lorette aangroeien. De
winkel blijft zijne klanten behouden al is de
koopwaar vervalscht bevonden.
Dat is oprecht roomsen en katholiek.
Carnaval. Da carnavaldagan zijn dus
achter den rug ditmaal weinig door hst weder
bagustigd.
En toch mogen w« zaggen dat vale leute en
plizier geheerscht heeft, en dat menigeen eem
ten volle zijn hartje heeft opgehaald.
’«Zondag» hebbende leden van ’t Will«m»fonds
eenige genotvelle uurtjes deorgebracht is hun
lokaal, ter gelegenheid van het kinderbal door
den achtbaren voorzitler aangeboden een echt
succe» mag het feestje genoemd worden, want
talrijk waran de moei vermomde kindertjes epge-
komen. Ook waren de oudars allen fier, en niet
zonder reden, over hunne lievelingen die allen
zonder onderscheid, prachtig verkleed waren,
hetgeen tot eer strekt aan die verkleefde Willems
fondsen. Dank aan de inrichters van dit kinder
feest voor hunne opofferingen en moeite, want
waarlijk wij stonden verbaasd over de uit-
De lentetijd is dan ook een tijd van groote bedrij
vigheid. Bij het bereiden van den grond worden
ook de noodige voedstoffan niet vergeten Stal
mest, dit weten alle landbouwers, dient wel in de
bouwlaag te worden gebracht; doch stalmest
alleen is niet voldoende. Bijgevoegde mesten
mogen, ja moeten ook met de bouwlaag gemengd
worden Daarvan bezitten wij thans het schoonste
bewijs.
Verleden jaar planten wij onze aardappelen
met opgeloste guano, merk de Ploeg Op het
eerste perceel werd deze meststof, per hoeveel
heid van 400 kgr. per Ha. met het planten in de
kuiltjes gelegd. Op het andere werd zij in dezelf
de hoeveelheid per Ha. ondergeploegJ. Welnu,
het laatste perceel gaf ons ruim 10 zakken aard
appelen per Ha. meer, dus d@ helft van de on
kosten door guanoaankoop veroorzaakt, vonden
wij in de meeropbrengst van perceel II terug.
Bericht aan onze landbouwers, dia hunne
landerijen gaan gereed leggen, voor de aanstaan
ds aardappelplanting. Veritas.
------
3
i