De dubbele Wraak Te huren of nil Ier hand te koopen Klerikale toeren Altijd dezelfde BILLARD Rechterlijke kronijk RECHTBANK VAN VEURNE. Land- en Tuinbouw Binnen- en Buitenland. Zonderlinge reklaam Burgerstand van Nieuport GEBOORTEN. Hoogwater te Nieuport ’s merg. 2,56 3,36 4,18 6,05 6.07 7,33 9,10 Nieuws uit Nieuport MENGELWERK 3 ter beschikking der /Wordt voortgezetl. I stellen in dezen schoonen jongeling. Eene dikke dame, die me zachtjes ver pletterde in den hoek waar ik mijmerde, vraagde hem Hebt ge pijn, mijnheer? Hij antwoordde niet, maar hij bezag den hemel met zulke smartelijke uitdrukking, hij zuchtte met zulke kracht, dat wij er van ©rit teld waren. Indien men de ruit wat neerliet, raadde eene andere dikke dame, (’t Is on gehoord hoevele dikke damen er heden daags in de treinen zitten). G-evectit. De vroolijkheid van de carna val is «enigszins beschaduwd geweest door een gevecht met messteken dat alhier heeft plaats gehad in den nacht van carnaval maandag. Het parket van Veurne is alhier afgestapt, en een jongeling van stad wordt beticht van die gewel- daden en messensteken op een jongen man van Oostduinkerke, welke alhier in het hospitaal is aangenomen. De betichte is te Veurne opgeslo ten. Gelukkig zijn de wonden niet gevaarlijk, en zal het slachtoffer binnen weinige dagen hst gast huis kunnen verlaten. 10 11 6 7 's Avonds om 8 ure en 7 minuten. Algemeene vergadering waarop zes intellec tuelen present zijn Langbeen, Bouillon, Tuftuf Lobbeschorte, Orapronobis en Chéri. In afwachting dat er nog wat meer komen, heeft de volgende geheime samenspraak plaats. Chéri. En de riolen? Hee zit het daarmee? Bouillon. Op goeden weg, Ché O, pardon; daarbij 'k heb al gezorgd dat de geïnteresseerden niet te klagen zullen hebban. Er is bijwerk in ’t zicht. Chéri. Bijwerk? Wat dadde? Bouillon. Wel, der zijn nog al straten zon der riolen. Ge hebt, per exempel, de Langestraat. Chéri. :Wel gearrangeetd; maar ’tis jammer Zaterdag 18 rebruari 1911. ’t Is twee ure namiddag. Bouillon, onzen trou wen abonné, ontvangt hel Weekblad en nauwe lijks heeft bij op d’eersie bladz. de aankondiging bemerkt der volksvergadering die den 12 Maait aanstaande in ’t Willemsfonds zal plaats hebben of hij springt op zijn Iwtewiel, recht naar Lang been. Hij tiappelt zoodanig tan ongeduld en zoo zeers dal zijn voorwiel tegen de terteu stoot, zoodat hij door d’open deur d m gang invliegt, bijnarecht in d’armen van Langbeen’s wederhelft die van alteratie om hulp roept Langbeen komt met stappen van ean meter en half toegavlogen en roept Wat is er gaande, wat is er toch ge beur 1. ’t Is pressé, pressé, pressé, fluistert s avonds 3,16 3,57 4,40 5,33 6,46 8,12 9,50 Een goed en wel gokalant winkelhuis, staande te Nieuport (stad) Langstraat, 57, hoek der Lange en St-Jacobslraten. Zich te bevragen bij den inwoner eigenaar dezes. Gemak van betaling. Schoone en goede billard te verkoopen met toebehoorten, alsook twee spelen ivoren billard bellen, zoo goed als nieuw. Zich te wenden Hotel Duynnenhuys Oostendestraat, Niauport. Nieuport-Baden. Zooals we zondag laatst hebben aangekendigd, melden we, ter herinnering dat, dank aan het initiatief van de inwoners van Nieuport Baden, een stoet is inge richt op morgen zondag, en welke door de Rau zin an de Kleine Harmenie zal opgeluisterd worden. Vertrek van 't lokaal Duynnenhuys om 2 1/2 uren, tot aan den Meiboom waar de groepen vergaderen. Indien het weder «enigszins gunstig is, hetgeen we ten volle verhopen, zal het er gewis aan volk niet ontbreken. Meer dan eens dacht ik bij mij zalven, dat, bjaldien ik eene gade als zij konde vinden, de aarde voor mij een paradijs zou wezen. Hoe klopte mij ’t harte van hoop en verwachting. Meermalen stond ik op ’t punt tot haren vader te gaan, en hem de band van Lucia te vragen. De verwezenlijking van dit plan zou echter misluk ken. Zekeren stormigen Novemberdag slenterde ik met mijnen gezel langs den oever. Al pratende over weder en wind, vielen wij eindelijk zonder het te widen op het kapittel van ’t huwelijk. Hoe ’t kwam weet ik niet, maar waar ’t harte van vol is daar loopt de mond van over; wij roemden als om strijd de scheone gaven van Tobia’s dochter hare werkzaamheid, haren moed, hare schoon heid, hare deugd. Wie haar trouwt, zegde mijn makker, «hoeft niet meer voor eene slechte vangst te vreezen, hij krijgt het zootje mee. Ja, eens of morgen beproef ik mijn geluk, volledigde ik, en trachtte half lachend mijne ontroering te verbergen. Hoe ik dan niets bijzonders aan mijnen gezel bemerkte, daarvan kan ik mtj heden nog geene bere nacht, het vreeselijk tempeest op bet meer hadden al zijne pogingen vruchtel os gemaakt. Dit uitgedacht verhaald vond overal geloof, nie mand twijfelde of de droefheid was oprecht, die hij onder het vertellen huichelde; had hij niet eigen leven geofferd om dat van zijnen vriend Emanuele te redden? Zoo bad hij elkeen misleid en veler harten gewonnen. Ook Lucia geloofde aan zijne deugd, en daar ik er toch niet meer was, voelde ze zich tot hem aangetrokken; zij bewonderde zijne schijnbare grootmoedigheid, en mocht er trotsch op wezen zulk eenen man te beheoren. En vader Tobia, de goede vent, die gaarne voorbij stierf, de toekomst zijner dochter wilde verzekeren, had zich werkelijk overtuigd dat zijne Lucia met Lorenzo zoude gelukkig zijn en zijne toestemming tot de verbintenis gegeven spoediger zelf dan men verwacht had. Hoe kort was echter die weelde, hoe spoedig zag zij haar huwelijksheil vernietigd. Het ver trouwen en de liefde, welke vader en dochter in hem hadden gesteld, maakte Lorenzo te schande. Het duurde niet lang of hij begon uithuizig te worden, en zich aan den drank over te geven. Toen ik dit hoorde steeg mij het bloed naar de hersenen. Wat er sinds dit oegeablik in mijn harte omgiog, kan ik moeilijk zeggen. Ik was bedroefd, gekrenkt, verpletterd; ik weende als een waanzinnige. Morent Marcel, werkman te Wouman en Fi- geuren Jules, dienstknecht te Oudecappelle, voorw., den 1' 2 m tanden en 400 fr. de 2’ 1 m. en 400 fr. voor jachtdelikt, Duflou Florent en Van Waes Gustaaf, werklie den te Middelkerks, den 1° 40 fr. en 15 fr. voor slagen en nachtrumoer; den 2° 15 fr voer dron kenschap. Garmé Eduard, werkman te Goefferdingan en Daleu Cyriel bleeker, Meenen, den 1° voorw. 8 dagen, 26 fr. ®n 15 fr den 2° 1 maand en 26 fr. en 15 fr. voor smaad en dronkenschap. Brenyne Marcel, landgebruiker ta Walmt en Demys Leon, mijnwerker te Hazenbroek (Fr.) den 1’ 3 maanden en 26 fr. voer slagen; den 2’ 1 maanden 26 fr. voor bedreigingen. Moerman Prosper, werkman te Merckem, Vertaillie Henri en Bruneel Camiel, werklieden te Noordschoote, den 1’ voorw. 8 dagen en 26 fr. den 2° 3 maanden en 50 fr. den 3’ 1 maand en 26 fr. voer slagen. Sarliez Julienne dienstmeid en Vanlauws Emb lie, vrouw Leflef, werkster te Nieuport, voorw. elk 1 maand en 26 fr. voor diefte en verheeling. Terwe Joseph, jachtwachter te Westende, 50 fr. voor slagen. Zendag Maandag Dinsdag Weensdag 8 Donderdag 9 Vrijdag Zaterdag 5 Maart De schoonste tijd De schoonste tijd des jaars is voorzeker de lentetijd. De natuur ontwaakt, de vogel herneemt zijn lied, de landman ploegt, egt, zaait en plant. Bouillon die bijna geen adem meer heeft, terwijl de trio het salon binnentreedt. Persoonlijke zaken, volstrekte geheimhouding en daar de vrouwtjes maar kunnen zwijgen hetgeen ze niet weten, wordt Langsbeens vrouw beleefd naar haar keuken gepoetst. En nu vangt de volgende conversatie aan Langbeen. Is ’t afgekommen? Bouillon. Winne dadde? Langbeen. Wel van de riolen? Bouillon. Nog met, ’t zal wel kommen. Langbeen. Anders T is een goei affaire veor de compagnie 15 per cent. Onder ons gezeid en elders gezwegen, ge moet daarvoor toch een ware genie zijn en hoo*e studiën gedaan hebben Alleman stemde toe. Men gaf lucht aan om ullaIlss profijt en voordeel te trekken Den den onbekenden martelaar. ’tis heel liefde ruit neer te laten, maar ’t was duivelsch koud, de sneeuw en de regen kwamen als kogels op mijn gezicht terecht, ’k voelde op mijn bekkeneel de ruwe noordenwind, voorbode der longont stekingen. Bij gevaar den martelaar te dood?.', trok ik de ruit weer op. Hij bezag me langdurig, hij bezag lang durig de twee dikke damen, alsook den joodochen koopman, den student in ge neeskunde, den seminarist, den ouden rentenier en den vreemden gelukzoeker die de kleine bevolking van ons kompar- timent uitmaakten. Hij greep in zijn zak een draaipistool, welks loop bijna dertig centimeters lang was, bracht het op de hoogte van zijn rechterslaap... Wij vlogen hem allen ten lijve... Dat bedaarde hem. Hij bedankte ens, hij nam uit het net een vierkanten reiszak, deed hem open, borger zijn draaipistool, begon te glimla chen en sprak Damen en heeren, ik vertegenwoor dig de vermaarde firma Folkes and bro thers, van Londen. Ik zal mij veroorloven u eenige barer artikelen aan te bieden, die ik gelast ben. niet te verkoopen, ’t woord ware te hevig! maar te geven aan hare klanten, enkel als reklaam.... Hij bood ons inderdaad, uurwerkkettin- gen, gloeikousen voor gasbekken, kurke- trekkers, oorbellen en doorzichtige kaar ten. ’tis gelijk, hij hal onseen onaangenaam oogenblik doen beleven, die vernuftige handelsreiziger! dat ik nooit zoo een batje heb. ’k Zou het pour- tant ook meugen. Chancards va! Bouillon. Impossible mon cher, geen pek of terre noodig. Ziende dat er niemand meer afkomt, wordt de vergadering geopend verklaard. Langbeen zetelt als voorzitter en doet de zaak met kanten en bontjes uiteen. Hij geeft lezing van de redactie der aankondiging die den zater dag daaropvolgende in stinkerlje zal verschijnen. Al de aanwezigen juichen luidruchtig toe, om hunne handen te verwarmen. Tuftuf. Dat is fijn gearrangeerd. Wij moeten en wij zullen de eerste zijn; overal de eerste! Chéri. De wind blaast in onze zeilen ho ho ho! Bouillon tegen Langbeen.Hij kan dien wind maar niet vergeten. Orapronobis. Maar, minheers, der staat daar in die convocatie dat het al lange besloten was dat we op 5“ Maart zoo en soorte van meetings voor ’l Vlaamsch gingen geven. Visje giddere niet dat die phrase een klein beetje te vele naar politiek riekt? ’t dinkt min dat dat us eigen con- damnearen is. Je ziet dat er in de convecatie van d’andere staat dat er geen politiek meegemoeid is en ze gaan zeggsn dat we dat expres ezoe doen. Lobbeschorte. Lulle pas hein? Bouillon. Van zes eigen is ’t expres gedaan, maar hetgeen geschreven staat, met er blijven staan. Widder moeten ’t alleens doen, widder hebben die mannen niet noodig en express of niet expres, ’t zal zoo zijn en ni«t anders. Langbeen. Wel gesproken, mon cher. Orapronobis. Ja rnarr, damme dat nu e keer anders deden; ulder proposeerden van te gaare te doen... Lobbeschorte. Lulle pas hein? Chéri. Leve de kalo o o o-tei-l voeringen der moeilijksle dansen en den goeden Linkerzijden samanhang die in dit alles heerschte. En aan u, I aarzelden do heer Voorzitter, proficiat over uw heerlijk initia Pn tief. Den Maandag namiddag deed, niettegenstaande het onaangenaam weder, da Kleine Harmonie gevolgd door eene zeer talrijke menigte eene ronde in stad, hetgeen veel levendigheid ver wekte onder da gemaskerden, en aan menig neringdoener den penning deed schenken. Al hoewel het de klerikalen, zij, de meesters, een plicht is de menschen ta vergeastigen, feesten in te richten, enz. am volk naar stad te trekken, iets dat zij niet doen, hebben onze jonge minnen zooals gewoonlijk dit in hunna plaats gedaan, en verdienen daarom alle lof en eenieders dank. Tevergeefs beproefde ik de boot te naderen; de golven sloegen mij voort, en mijne zware laarzen Irokken mij naar onder; wanhopend worstelde ik tegen de baren, in da hoop al zwemmend het strand t« bereiken. Meer en meer voelde ik mijne leden verlammen, doch de zucht naar behoud, de kracht, die de doodsangst verleent, deed mij den kamp voortzelten, tut ik eindelijk h-t be wustzijn verloor. Water echter met mij is ge schied, heb ik eerst later vernomen. Toen ik op ’t punt was van In de golven mijn graf te vinden, werd ik gelukkig door de bemanning eenar schuit opgevischt. Maanden lang vreesde men voor mijn laven, doch de liefderijkste zorgen, ds teederste verple ging zegevierden ten laatste op den dood. Zoedra de krachten begonnen te hernemen, kaarde ook in mij de herinnering terug, de vree- seiijke herinnering aan het gebeurde op het maer. Ik was mijne hartstochten niet meester. Langer, dacht ik, mocht de misdaad niet straffe loos blijven, zulk eene laaghartige daad als die van Lorenzo eischte boete, zware straf. Nauwe lijks voelde ik mij weder zoo goed als volkomen hersteld, of ik keerde in allerijl naar het dorp, waar iedereen mij voer dood hield Mijn aanval ler had overal verteld dal Ik door eenen rukwind over boord was geslagen, dat hij het onmogelijke had beproefd, zelfs zijn eigen leven in gevaar had gebraeht, om hel mijne te redden, doch de som- Als we de klerikale gazetten moeten ge- looven, dan zijn er geene betere regeer ders dan onze huidige ministers met hunne zes stemmen meerderheid. Volgens de klerikale bladen zouden er ook geene mi nisters zijn die er steviger voor zitten. Maar in de boogere kringen denken hunne kopstukken er anders over. Ze weten wel wat hun te wachten staat in 1912. Beter dan iemand kennen zij den toestand van hunnen kiesbarometér,die bestendig zakt. Van een anderen kant weten zij wel dat de regelmatige verhooging van het getal afgevaardigden, in verhouding met het toenemen der bevolking, aan de tegenpar tijen een® meerderheid van eenige stem men moet bezorgen, indien de nieuwe zetels verdeeld worden zooals in de Grond wet staat (1 volkvertegenwoordiger door 40,000 inwoners). Ook is de vervaldag, die in 1912 komt, voor hen een nachtmer rie en zoeken zij op alle manieren er aan te ontsnappen. Eerst was er spraak het getal afgevaar digden niet te vermeerderen. De klerikale gazetten deden alle moeite van de wereld om te bewijzen dat die vermeerdering hoe genaamd niet verplichtend was. Wij hebben nu een afgevaardigde voor 40,000 inwoners. Wij zouden kunnen beslissen dat er voortaan maar 1 op 60,000 inwo ners zou zijn. Dat ware genoeg. Dan zou de Kamer niet te talrijk zijn en er -waren dan geene bijgevoegde kiezingen noodig.» Zoo schreven de klerikale bladen. En dat was nog zoo slecht niet gerekend. Maar dat stelsel was niet te verdedigen, en het was wel klaar te zien dat het alleen ingegeven was uit partijbelang, mat het gedacht en de hoop te blijven regeeren. Maar de linkerzijde hield dien vogel tegen in zijne vlucht. Er moest iets anders gezocht worden, en na lang zoeken kwam men op het gedacht geen® wettelijke Evenredige Ver tegenwoordiging tos te passen voor de nieuwe zetels in de arrondissementen, waar in 1912 geene regelmatige kiezingen moeten plaats hebben. Dat ware het schanlelijk wegmoffelen van de mandaten der tegenpartij, want door het meerder- heidsstelsel, volgens welk er geene evenre dig® vertegenwoordiging is zoo eene partij de volstrekte meerderheid bekomt, zouden de klerikalen op vele plaatsen aan de tegenpartij zetels ontrooven die haar wet- telijk toekomen door de toepassing der Evenredige Vertegenwoordiging. Dat schaamteloos voorstel verwekte eene algemeene verontwaardiging bij de verklaring geven. Geneeg, eenige dagen daarna zeilden wij uil; ik had als eene soert van voorge voel, dat het een of ander onheil mij wachtte. Op verzoek van mtju vriend gingen wij verder dan naar gewoonte. Het weier, dat bij ons uitloopsn kalm en rustig was, veranderde na enkele uren. Het plotseling verdwijnen van ’t roerige meeu wenvolkje voorspelde zeker niets goeds, evenals het zwaarmoedig gegalm van den kuifduiker in ’t riet. De wind stak op, en deed de zeilen der schuitjes zwellen. Zwarte wolken rezen omhoog en spiegelden hunne dreigende koppen in ’t meer, totdat het blauwe gewelf geheel was om- sluierd. Alleen op het kruis van den teren gloei de een laatste straal. Daar gierde een windvlaag over den vloed en deed de schuitjes geweldig slingeren. Spoedig haalden wij netten en zeilen in, want de touwen en masten knaisten met snerpend geluid Nog heviger werd de wind; hij klom op tot een’ storm en zweepte de golven, zoodat deze zich woedend verhieven, en bet schuim in witte vlokken uiteenspatte. Op eens wierp de bliksem zijne pijlen door de lucht, en een rollende donderslag dreunde over den zwar ten afgrond. Met elke seconde werd het gevaar grooter. Fluks4boog ik mij neer om ons anker te lichten, maar op hetzelfde oogenblik ontving ik een verraderlijken stoot en tuimelde over boord. Ik slaakte een’ kreet. a Wraak! Lucia’s man, risp mijn gezel met honend en woest gelach. 1 I Arthur Nizet werd door een steenblok getrtffen en op den slag gedood; de ongelukkige was gehuwd en vader van acht kinderen en woonde in de rue de Pensés. De ploegbaas Culotteaux werd insgelijks door een der steenen getroffen en is vreeselijk gekwetst twee andere werklieden zijn als door een wonder an de dood ontsnapt. üiefstal. Zaterdag nacht zijn twee dieven in de woning gedrongen van M.Descamps rentenier op het gehucht Joli-Bois te Waterloo. De schelmen hebben het zilverwerk voorwerpen van weerde en eene som geld buit gemaakt. De diefstal werd eerst zondag mergen besladigd. Al de plaatsen van het gelijkvloers waren bezocht en al de meubels opengebroken. De inhoud der laden lag over den vloer verspreid. De dieven waren in het huis geraakt langs den hof; zij hadden een gat in de vensterluik gezaagd. Alvo rens een te gaan hebben zij twee flesscben cham pagne uitgedronken. Eene derde geledigde flesch werd gevonden nabij de hofnaag, hetgeen doet veronderstellen, dat een derde kwaaddoener daar moet op wacht gestaan hebben. Het parket werd verwittigd en is ter plaats een onderzoek komen doen. Smartelijk ongeluk. Zaterdag avond werd de bevolking van het Eindeken te in opschudding gebracht door een tweevoudig droevig ongeluk. Achter het kantoor licht een heuvel, voortkomende van den uitgebaggerde grond van het kanaal. Twee kinderen, het eene, het zoontje van M. De Gryse, onderbrigadier van den tolkdienst; het andere, het zoontje van Henri De Rycke, gingen Zaterdag namiddag spelen, voorzien van schupjes, op den heuvel. Tegen den avond werden de beide moeders ongerust over het lang uitblijven der kinderen; zij gingen gansch de wijk vruchteloos afzoeken. De beide vaders waren intusschen thuis geko men, en gingen, zeer ongerust mede ep zoek. Vader De Rycke zegde Ik heb het voorge voel van een groot ongeluk; dezen namiddag heb ik eenen groeten blok grond zien inslorten aan den heuvel, en God weet zitten, de arme kinde ren er niet onder. Spoedig gingen de mannen, geholpen door de geburen, driftig aan het werk, om den ingestor- ten grond weg te ruimen, terwijl de vrouwen met brandende lantaarnen bijlichtten. Gustaaf Van Acker, die medehielp, zag opeens twee voetjes te voorschijn komen. De toegeloopen geburen begonnen dan, gansch ongesteld, den giond op die plaats Weg te ruimen. Daar vertoonde zich een aaadoenlijk schouw spel; beide kinderen zate i op de hurken het zoontje van De Rycke had liet kind van De Grijze met -zijnen reenter arm omstrengeld de hals en de borst wesJngodrukt; de rechter schouder en bet been moest verschrikkelijk geleden heb ben, want beide lichaamsdeelen wartn zwart en blauw. eenen zooveel interest en den schoitsvent de commissies langs hier ea langs daar laat ze maar draaien. Beuillan. Ja maar; ’t is allemale dat niet, ’t Is veel serieuser. Er is iets ergs op handen en uwen naam, uwe repulatie, uwe eer van kam pioen der vlaamsche Volkszaak staat op het spel. Langb-e i. Wat zegt ge, mon cher? Bouillon. ’t Is zooals ik zeg, noch min nech meer. (Hier haalt Bouillon het Weekblad uit zijn beurze en legt het Langbeen voor den neus. Gezamentlijke lezing der aankondiging sl chts onderbroken door een ho! en ean... ha! wijl zij elkaar bezien met een gezicht dat bij den eenen straalt van lust tot wraak en bij den anderen verbleekt van wanhoop en treurnis). Langbeen. Wat nu gedaan? ’t Is zooals go zegt. Zij zijn ons voor van dezen keer. Geven wij eene meeting nadien, dan riskieren wij geen volk te zien afkomen en dat raag niet. Ik die altijd strijdt voor de vliamsche belangen te beherligen; die in den gemeenteraad daarover gesproken hebbe; ik, die in onze vlaamsche katholieke gilden altijd het vlaamsche vendel op mijn vlaamsche borst di age, ik zou dat niet kunnen verteeren. Dat mag niet, dat zal niet! Bouillon. Non, non, dat zal niet! Langbeen. Hoe zoo? Hebt gij al een middel tje uitgepeinsd hoe dat wij die andere kerels neuken kunnen? (Bouillon klikt en lacht) Ja? Och, wat is dat loch een geluk dat wij u hebben! Laat hooren, j’écoule. Bouillon. Awel. Van dezen avond nog bui tengewone algemeene vergadering bij hoogdrin gendheid bijeengeroepen. Langbeen. Ja maar, onzen Jan is niet pre sent. Bouillon. Dat is niets; il se désintéresse de la question Langbeen. ’i Is waar; en dan? Bouillon. Laat ons seffens om 3 sprekers telegrafeeren en tolafoneeren. Zaterdag aanstaan de in ons Stinkertj» kondigen wij eene meeting aan voor den 5" Maart en wij zijn de eerste; ons komt de eer toe! Langbeen. En wij schrijven dat sedert lang al zoo besloten was. Bouillon. Ge zult ze zien kijken. O la la, jongens dat zal een goede poets zijn die wij hun bakken. En zoo komen onze politieke tegenstrevers een nieuw bewijs te geven der haatdragende en fanatieke gevoelens die hen bezielen. De kwestie der vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool wordt oieral eendrachtig bespro ken. Zij is derhalve zoodanig belangrijk vooralle Vlamingen, dis het recht eischen booger onder wijs in onze moedertaal ta bekomen, dat het eene misdaad zou wezen er eene politieke zaak van te maken Buiten allen politieken geest dient die hervorming in het leven geroepen te werden; ’t is des wil van alle ware Vlamingen die moet en zal zegepralen! Onze Nieupertsche kaloten verstaan het weer eens anders. Z'j zijn en blijven immer verstekt; den politieken tegenstrever pogen te bekampen, hem in zijn streven als Vlaming pogen te belem meren; dat is hun doel. Altijd dezelfde! Of dat lukken zal blijft sterk te betwijfelen. i en de heeren voorstellers aarzelden nogmaals. Eu tcch moet er eene redplank voor de zinkende klerikale partij gevonden wor den. Ook is men aan ’t zoeken in alle mi nisteries en klerikale knoei winkels. Een hunner gazetten stelt thans aan M. Schollaert de volgende uitkomst voor Men zou eenvoudig hot getal afgevaardig den vermeerderen voor de arrondissemen ten waar in 1912 regelmatig kiezing zal zijn. Voor de andere helft van ’t land zou men de kiezing van 1914 afwachten, om daar het getal afgevaardigden te vermeer deren in verhouding met de bevolking. Met welk recht zou men aldus twee regels toepassen? Dat stelsel is onrechtvaardig en belache lijk. De wensch der klerikalen om hunne nederlaag te verschuiven, die hun te wachten staat, komt er weer zoo goed door als de ezelsooren door het vel van den leeuw. De klerikalen zouden de hoop laten varen 5 of 6 z tels aan de tegenpartij te ontnemen op voorwaarde dat de kiezin gen, naar hunnen zin ingericht, hun eene meerderheid van 1 of 2 stemmen zouden verzekeren. Zoo ver zijn de dompers gekomen. Wan neer wij van hunne vroegere voorsteken gesproken hebben, is het maar om te doen zien dat de tegenstand onzer vrienden, als hij eendrachtig is, d® stoutmoedigheid der klerikalen weerhoudf. Als nu ook heel de linkerzijde wil en vast besloten is tegen dat nieuw voorstel in te gaan, zullen nog maals de aangewende pogingen om de tegenpartij te verschalken, evenals de voorgaande schipbreuk lijden. Waakzaamheid en onverzoenbaarheid alleen kunnen onze schaamtelooze tegen strevers beletten hunne plannen uit te voeren. De komedianten zuilen dan wel verplicht zijn met een ander programma moeten voor den dag komen. Bloedig drama. De vreeselijke koude die thans in Zui l Rusland heerscht heeft voor gevolg dat alle wegen door de wolven ontveillig gemaakt worden. Zoo is een bruilottsgezelschap onder de tanden van die dieren gevallen bij het dorp Obstipow. In 30 boerenwagens begaven zich 120 brui- i De trein rolt langzaam, in Hen nacht, over de ftvifige en stille velden. Het sneeuwde. O! nb-t zooals het sneeuwt in romans of in Im i stsprookjes, maar mor sig, een vlok hier en een vlok daar, en water en wind en koud;-! Tegenover mij zat een dramatische jon geling, bleek, met zwarts haren, mat vel, oogen als karbonkels. Alle vijf minuten, krompen zijne we zenstrekken ineen, zijne keel scheen zich te prangen en twee tranen sprongen uit zijne oogen. De reizigers begonnen allen belang te gen en verscheurden lichaamsdeelen van men- steenen vlogen in alle richtingen. De werkman schen. Andere wolven wierpen zich op de vretende dierenen rukten hundit lillend menschenvleesch uit den muil. Intusschen snelden de paarden vooruit. Zij zweetten van schrik en dampten. De wolven ijlden hen achterna. Eindelijk be sloot men eenige menschen voor de wolven t werpen... vrouwen, niet weerbare schepselen!! Op die wijze hoopte men de wolven terug te houden om de rest te kunnen redden. Eenige minuten kon men adem halen, doch weldra huilden de wolven opnieuw rond de wagens. Nieuwe offers! Nieuwe poos! En nieuwe schrik. Reeds waren 50 menschen door de dieren verslonden en hun hoop verminderde niet. Nogmaals werden paarden verscheurd; man- Men en vrouwen vielen als offer. Doodskreten en jammergehuil weerklonken in de eenzame vlakte tot alles doodstil werd. Een wagen kwam alleen in Tachkent aan. Daarin bevonden zich meer dood dan levend, twee menschen. De 118 anderen waren door de v. .ilven verslonden! Moordpoging. Zaterdag morgend, om 2 uur, kwam Marie Van Acken, 43jaar, her bergierster, Tonnekensstraat, 16, met eene vriendin en eenen zeeman, in de herberg numm. 21, Schippersstiaat, te Antwerpen. Onder het drinken, zegde de zeeman iets aan het oor van Marie, waarop deze hem wegduwde. De zeeman, daarover woedend, trok eenen revolver en schoot Marie eenen kogel in het aangezicht, waarna hij zich eenen kogel in de rechterslaap joeg. Beiden werden, zeer erg gekwetst, naar het hospitaal overgebracht. Be moordenaar is een Argentijner, 34 jaren, sedert 19 Februari te afgemonsterd. ’3 Namiddags kwam het parket ter plaats een onderzeek doen. 2kanh.ou.ding. Zondag avond, rond 6 1/2 ure, ging Pieter Jan Metten met zijne ver loofde over den Zonhovenersteenweg naar da stad Hasselt, toen hij dichtbij de Hoogbrug achtervolgd werd door twee kerels. De langste van beiden pakte hem vast, terwijl da kleinste hem vier gevaarlijke messteken toebracht op het voorhoofd, op de borst en in de zijde; daarop namen de lafaards de vlucht Het slachtoffers dat in stervensgevaar verkeert, werd naar het gasthuis gevoerd Metten is soldaat bij het 14° linieregiment te Luik en was in verlof; hij is de steun zijner moeder, weduwe met 9 kinderen. De policie zoekt personen op, die in eene dans zaal met Metten getwist hebben. Droevig verhaal. Denderdag mor- e n kwam een persoon vergezeld van drie min derjarige kinderen, zich in de gendarmerie van Ploegsteert, gevangen geven, als deserteur van het Belgisch leger. Het is de genaamde Maurice Lambert, afkom stig van Knesselare. Lambert was in I960 te Aarlen bij het 10’ linieregiment ingelijfd toen hij ia 1901 het leger ontvluchtte en zich vestigde te Defferdange, in ’t groot hertogdom Luxemburg; in iiet jaar 1908 trad hij in den echt met een meisje van Roubaix. Uit dit huwelijk sproten 3 kinderen waarvan twee jongens en een meisje. Zij kwamen in 1910 te Rijsel wonen waar hij de stiel van meeanicien-ajusteerder uitoefende. Ongelukkiglijk knoopte de vrouw daar schuldige betrekkingen aan en verliet het echtelijk dak, haren man met de drie kinderen, waarvan bet jongste slechts eenige maanden oud was, achter latende. Lambert, die nochtans veel geld won, kon zijne kinderen niet oppassen, verviel in armoede en besloot naar België terug te keeren. Hij gaf zich, zooals wij hooger zeggen, gevangen in de gendarmerie van Ploegsteert. Zijne drie arme kinderen hadden schier geene kleederen aan het lichaam en waren bijna uitgehsngerd. Nadat zij door da echtgenoot® van den bevel hebber der gendarmerie, die met deze arme schepseltjes medelijden had, goed gevoed en gekleed waren, werden zij in het godshuis der gemeente opgenomen, ’t Afscheid van den vader en zijne kinderen was hartverscheurend. Vrijdag morgen werd de ongelukkige Lambert naar Yperen gebracht en krijgsoverheid gesteld. Broedermoord. De gebroeders Jozef en Hendrik Deprez, afkomstig van Hoeleden, 19 en 17 1/2 jaar oud, werklieden in de ijsfabriek, woonden in hetzelfde logetnenthuis te Jemeppe- sur-Sambre, zaterdag avond keerde Jozef uit de fabriek terug en ontmoette Hendrik, die hem meedeelde dat zij uit het logement moesten optiekken. De twee gebroeders stapten nevens elkan Ier vooit, toen opeens een schot knalde. Jozef D prez liep weg, op zijn broeder roepende, Op ’1 zeltde oogenblik weerklonk een tweede schot en Jozef zag dan dat zijn eigen broeder op hem schoot. Hendrik loste nog een derde sch®t, waarffoor Jozef in de wang getroffen werd. De gendarineu hebben Hendrik Deprez aangehouden Hij verklaarde dat zijn broeder schrik had willen aanjagen, omdat deze hem soms mishandelde. Ongeluk Zaterdag nacht is er een vreeselijk ongeluk gebeurd in den put n. 2 der Pays-Bas, afhangende der koolmijnen van den Trieu-Kaisin te Montignies-sur-Sambre. Men had eene springmijn doen ontploffen en de loflsgasten uit het dorp naar Tachkent, op 22 kil. afstand gelegen. Eenige minuten later werden zij door de wolven verslonden. Slechts eene vrouw en een man ontsnapten aan den dood. Die geredden konden het bloedig drama ver tellen. De stoel was slechts eenige honderden meters van het dorp verwijderd als de paarden eens klaps begonnen schuw te worden. Eerst kon men die onrust niet verklaren toen men eensklaps op niet verren afstand, een helsch gehuil vernam en eene zwarte wolk over de aarde zag snellen. Weinige minuten later waren de eerste wolven ter plaats en met een woedend gehuil wierpen zij zich op de wagens. Men wilde zich verdedigen, de paarden werden schichtig, doch niets hielp. Honderden wolven omringden de wagens waaruit gehuil opsteeg. Reeds waren eenige paarden door de wolven neergeveld. In de wagens waren de wilde beesten gespron- 2 Maart Theunynck Mautils Karei Hendrik zoon van Karal en Maria Dams. Sedert 1 Januari 1911 21 geboorten. dat al deze later onfaalbaar verklaarde Pausen mis waren. Een merkwaardige studie van den pater Barnabiet de Feis, verschenen in de Rasse- gna nationale laat niet meer toe aan het mirakel te gelooven. Gedurende zes honderd jaar heeft de kerk de liefde en de godvrucht der geloovigen laten bedrf°gen want het is nu buiten twijfel 1. Dat het heiligdom dat men te Nazareth ver eerde als het buis der H. Maagd niets gemeens heeft met het huis dal men als dusdanig te Lo- rette vertoont en dat de woning der Moeder Gods nog te Nazarelh was veel later dan 1291 jaar harer zoogezegde eerste verplaatsing naar Dalmatie op deze van Lorette geenszins geleek. 2. Dat het heiligdom \an Lorette bestond, daar ter plaatse, veel vroeger dan 1294, jaar in hetwelk het aldaar door d« engelen zou aangebracht ge worden zijn. 3. Dat geen enkel geschrift de minste zinspe ling op het voorgewend mirakel maakt voor het einde der XV° eeuw. Wij willen hier niet treden in het beschouwen der menigvuldige bijzonderheden in dewelke pater Feis trad om deze drie punten ontegen sprekelijk te bewijzen. In geval onze tegenstrevers onze redeneering zouden betwisten kunnen wij dat nog altijd doen, maar wij willen nu van het geduld onzer waarde lezers geon misbruik maken. Wij bepalen ons erbij te doen opmerken dat de volslagen stilzwijgen der schrijvers uit den tijd van het zoogezegd mirakel; het laattijdig ver schijnen van het sprookje (1525), het aanhalen van bewijsschriften die niet bestaan en van ge tuigenissen welke niet kunnen onderzocht wor den, bewijzen dat hst zoogezegd mirakel door geen enkel verstandig mensch kan aangenomen worden. En dat is zoo waar dat de E. P. Lepidi die door kannunik Ulysse Chevalier verzocht werd een werk van den laatste, in hetwelk hij het mirakel van Lorette betwistte en teniet deed, te beoor- deelen, hem schreefIk heb uwe geschiedkun dige studie over de echtheid van het heilig huis gelezen. Het is een vlijtig en objectief onderzoek, het is gemaakt voor de geleerden, de godsdienst en de vereerlng der H. Maagd hebben er niets bij te verl ezen Men gaf den kannunik de zwij gende toelating zijn boek uit te geven. Zoodus erkent de E. P. Lepidi dat kannunik Ulysse Chevalier gelijk beeft, maar deze meester van het heilig paleis durft het niet openlijk zeg gen. De geleerden alleen zullen het boek lezen dat hindert de kerk niet, want aan de geleerden kan men de waarheid toch niet verduiken. Intusschen blijft die waarheid verborgen voor het volk, het bitter bedrogen volk, en blijven de giften aan de kerk van Lorette aangroeien. De winkel blijft zijne klanten behouden al is de koopwaar vervalscht bevonden. Dat is oprecht roomsen en katholiek. Carnaval. Da carnavaldagan zijn dus achter den rug ditmaal weinig door hst weder bagustigd. En toch mogen w« zaggen dat vale leute en plizier geheerscht heeft, en dat menigeen eem ten volle zijn hartje heeft opgehaald. ’«Zondag» hebbende leden van ’t Will«m»fonds eenige genotvelle uurtjes deorgebracht is hun lokaal, ter gelegenheid van het kinderbal door den achtbaren voorzitler aangeboden een echt succe» mag het feestje genoemd worden, want talrijk waran de moei vermomde kindertjes epge- komen. Ook waren de oudars allen fier, en niet zonder reden, over hunne lievelingen die allen zonder onderscheid, prachtig verkleed waren, hetgeen tot eer strekt aan die verkleefde Willems fondsen. Dank aan de inrichters van dit kinder feest voor hunne opofferingen en moeite, want waarlijk wij stonden verbaasd over de uit- De lentetijd is dan ook een tijd van groote bedrij vigheid. Bij het bereiden van den grond worden ook de noodige voedstoffan niet vergeten Stal mest, dit weten alle landbouwers, dient wel in de bouwlaag te worden gebracht; doch stalmest alleen is niet voldoende. Bijgevoegde mesten mogen, ja moeten ook met de bouwlaag gemengd worden Daarvan bezitten wij thans het schoonste bewijs. Verleden jaar planten wij onze aardappelen met opgeloste guano, merk de Ploeg Op het eerste perceel werd deze meststof, per hoeveel heid van 400 kgr. per Ha. met het planten in de kuiltjes gelegd. Op het andere werd zij in dezelf de hoeveelheid per Ha. ondergeploegJ. Welnu, het laatste perceel gaf ons ruim 10 zakken aard appelen per Ha. meer, dus d@ helft van de on kosten door guanoaankoop veroorzaakt, vonden wij in de meeropbrengst van perceel II terug. Bericht aan onze landbouwers, dia hunne landerijen gaan gereed leggen, voor de aanstaan ds aardappelplanting. Veritas. ------ 3 i

HISTORISCHE KRANTEN

Weekblad van Nieuwpoort en Kanton (1909-1914) | 1911 | | pagina 2