De molen van £nschloo I Em. Lammens en Zonen SMID EN STOVEMAKER BELANGRIJK BERICHT Pieter Dumont-Dansercoer Aannemer van openbare werken. Bericht. Henri Vanhove-Rathè Meilied De Boulanger Moderne en den Alkenner BILLARD Nieuws uit Nieuport ’t Schoolwetsontwer en de klerikale wanorde. Wij zijn gered! Land- en Tuinbouw Burgerstand van Nieuport GEBOORTEN. Hoogwater te Nieuport ’s morg. Binnen- en Buitenland. 25 30 April 1911 MENGELWERK 2 II. door fiJOEWA [Wordt voortgezet). Des zondags trekt de brave man Met vrouw en kind, zoo ver hij kan Weèr is het Mei! En liefde straalt uit hun gemoed Er vloeit in d’aadren lentebloed Bij zomerglans en zonnegloed ’Lijk steeds in Mei! Weêr bloeit de roos in Vlaandren’s tuin, Weêr loopt de knaap op strand en duin, Weêr is het Mei! Da zwaluw klieft blij door de lucht, De zesmeeuw fladdert onbeducht, De zomer maakt met bot en vrucht, ’t Is weder Mei! De scheepjes dobbren voor de reé En moedig steekt de schuit in zee, Weêr is het Mei! De muschjes zwerven door het ruim En stoeien rond in wilde luim Of bouwen ’t nest met haar en pluim, ’t Is nog eens Mei! Voor vrijheid en recht Voor waarheid en vrede! In het Hotel de Bruxelles (Breydel en De Coninclc) Nieuport hoopt men ledige champagneflesschen (heele en halve) aan vijf centiemen stuk. 1 2 Geweken in de voorjaarswind. Het haasje loopt in ’t groen, gezwind; Weêr is het Mei! En vrolijk gaat de jonge schaar Nu weêr naar buiten, paar bij paar Naar feest en kermis, blij te gaêr, W’ant nu is ’t Mei! s avonds 12,59 1,48 2,38 3,30 4,25 5,28 6,39 5 6 Schoone en goede billard te verkoopen met toebehoorten, alsook twee spelen Ivoren billard- bollen, zoo goed als nieuw. Zich te wenden Hotel Duynnenhuys Oostendestraat, Nieuport. De ondergeteekenden maken bet geacht pu bliek bekend dat zij van heden af in hun maga zijn voorzien van alle slach van landbouw- machienen, zooals tummel keernens, afroo- mers van alle marken, waschmachienen laatste model, enz. enz. Yperstraat, 19, Nieuport heeft de eer het publiek kenbaar te maken dat hij zich komt te plaatsen HOOGSTRAAT, Nr 1 te NIEUPORT als Hij beveelt zich in de gunst van eenieder door zijn verzorgd werk en gematigde prijzen. Gansch de nutuur zingt nu baar lied, Weer kwakt de kikvorsch in het riet, Weêr is het Mei! De tuinman staart zijn bloempjes aan, Het bietje zweeft op plant en blaSn; ’t Herleefd al, onder zon en maan, Dank aan de Mei! stormachtig weder. Is een en de reit zal wel volgen... Gelukkig Nieuport voorwaar, dat door zulke bezorgdheid van het ministerie ver troeteld wordt! Nu zijn wij vast en zeker veor goed gered en tegen October komen de schroe- vers binnen met laag water; dat kan niet missen. Het kerkhof. Ter gelagen heid van St- Joris-Karmls was het stedelijk kerkhof zondag 11. voor het publiek toegankelijk. Eenieder die er zich heeft heen gegeven, heeft kunnen bestaligen dat alhier niets wordt gedaan om de laatste rustplaats onzer overleden duurbaren wat op te smukken, dal alles er overhoop ligt, dat niets er is verzorgd, en dat zelfs het groot Christusbeeld in bedeakelijken schamelen toestand verkeert. Ver van ons de gedachte daarvan te beschuldigen deze die zich met het onderhouden dar graven bezig houden, want wij weten niet ®f zij deor de stad daarvoor worden aangesteld of betaald, doch we stellen daarvoor totaal het gemeentebestuur verantwoordelijk. Overal, in dorpen als in steden wordt tegenwoordig alles in het werk gesteld om de begraafplaats rein en net te houden; ®m er den pijnlijken indruk die men er gevoelt te ver zachten, hier alleen wordt niets gedaan, en de groots wanorde die er heerscht helpt er niet weinig toe om het uitzicht van dit akelig oord nog droeviger te maken Wat meer eerbied voor de dooden a. u. b. heeren klerikalen; neemt tot voorbeeld de groote steden, waar de liberalen aan het hoofd zija, waar uwe zoogezegde frama- sons hst bestuur in handen bebben; vergelijkt hunne begraafplaatsen met de onze, gaat na wat opofferingen zich deze getroosten, en dan zult ge moeten bekennen dat ze heel wat anders hun plicht eerbied voor den dood verstaan. Van hen zijn het daden gosne woorden, van u woorden en geene daden. zijne bewoners. Met gespannen aandacht luister den wij naar de lijdensgeschiedenis de arme Geertrui Koen, die wij eens op onze beurt aan anderen zouden vertellen. Geertrui Koen was weduwe gebleven mot hare twee zonen, waarvan de eene molenaar, en de andere hoefsmid was. De oudste, die Bij de geboorte van Joost zijne gade verloren had, was een ernstig, koel, maar zuinig man, die bij zijnen broeder en andere lichthoofden als een hebzuch tige en gierigaard stond bekend; de jongste, een buitengewoon sterke kerel, was losbandig en verkwistend, en daarenboven jaloersch, helsch jaloersch op den anderen, dien hij beschuldigde oneerlek gehandeld te hebben bij het verdoelen van vaders erfenis. De betrekking tusschen bei den was dus verre van vredelievend dikwijls hadden hevigs tooneelen in den molen plaats Op zekeren dag dat ze weder met elkander twist hadden gekregen, was Herman, zoo heette de jongste, dreigend en met opgesteken vuist den molenaar aangevlogen, en met eene stem, waarin al de baat en woede zijner ziel weerklonkvn, bad hij zijnen broeder toegeroepen behoud uw gestolen geld, doch neem u in acht, bedrieger, met mij zult ge rfrekenen, zoo waar ik leef! Dien zelfden avond ging da zon treurig onder. Loodgrijze wolken dwaalden als spookgestalten zich biddend op de knieën wierp. Geen van ons beiden sprak een woord, we stonden als aan den grond genageld. Opnieuw verbrak de jonge vrouw de plechtige stilte; ze hief de schreiende oogen omhoog, en zei zacht Arme kleine, dezen en volgenden nacht kunt ge bij ons verblijven. Ook vader is niet te wel en voor ’t oogenblik zonder werk, doch binnen eenige dagen wil ik Mevrouw van het kasteel gaan spreken, die zal wel uitkomst geven. Middelerwijlhield de regen op, en in het oosten verrees de maan, droevig en bleek boven de kim en kleurde met zilveren glans boomen en strui ken en schuur. Zwijgend namen wij afscheid van den verwenschten molen, nadat weden knaap en de dochter een geldstuk in de hand hadden ge stopt. ’t Was doodstil op ’t erf en in de ronde alleen hoorden wij nu en dan het murmelen der beek, of het geklep der avondklok, dat langzaam wegstiert als de stamelende klank van een oot moedig gebed. In het oog van mijnen vriend schitterden twee tranen als diamanten, terwijl mijne keel als toegenepen werd. Inlusschen waren wij ’t pad weder opgegaan, en voor de duisternis volledig was ingevallen, bereikten wij op de hoogte des heuvels de her berg, waar wij zouden vernachten. Spoedig had den wij ’t avondmaal gebruikt, en waren met den waard druk in ’t gesprek, dat natuurlijk liep over den verwenschten molen van Eschloo en In de haven. Er was wser veel bewe ging deze week in onze haven. Hel stoomschip Mannheim was binnengekonaea met 850 ton roggo voor rekening van- den heer Vandroy. Dit is reeds de 5e schroever met rogge, gecon signeerd aan de scheepsmakelaars Handel en Scheepvaart, die voor de heeren graanhandelaars Vandroy-Gaspar van Bergues en Dambre van Veurne hier binnenvaart. Handel en Scheepvaart die met de belangen der reederg van ’t stoom schip Maanhein werd gelast, is die stoomboot Niettegenstaande al de zorg die ze dra gen om de erge verschillen van gevoelen nopens ’t schoolwetsontwerp te verbergen hebben de klerikalen toch hunne diepe on- eenigheid niet kannen geheim houden. Zij hadden, zondertwijfel,de uitbarsting van verontwaardiging niet voorzien, die de openbaring van hun verbazend ont werp onthaald heeft, en hadden nog min der gedacht aan den opstand van sommige hunner vrienden tegen de bevelen der bisschoppen. Zij mochten dus reeds rekenen op de verdeeling tusschen de kloosterkassen,van ’t schoon spaarpotje dat zij najaagden en dat zij, in naam der vrijheid, de rechtvaar digheid en der heilige rechten der kinds heid, bij ’t budget der eerediensten zouden gevoegd hebben. En ’t was, bijgevolg voor hen een verzekerd lang bestaan. Zij had den enkel nog de kleine kinderen tot zich te laten komen. En ’t was ’t beslag gelegd op 't nakomelingschap; en de sterke mas- sas van ’t kiezerskorps waren geklerikali- seerd; ’t was den dool in Belgie van alle onze vrijzinnige verwachtingen en de on bepaalde verdaging van alle de zoo onge duldig verwachte democratische hervor mingen. In stede van dezen schitterenden uit slag en, tegen hunne verwachting, zijn ze volkomen misgeloopen. Hun oorlogs tuig heeft geketst en alles is te herbegin nen. Men moet dus niet verwonderd zijn over de gansch evangelische woede welke de klerikalen aan den dag leggen; over de scheldwoorden hunner wraakzuchtige pa- pierbekladders; over de onnoembare mid delen die worden in 't werk gesteld om ’t land te bedriegen. De verdraaide statistieken; de overtre ding der grondwet (artikel 17 nopens het onderwijs); de zoogenoemde gelijkheid door ’t schoolwetsontwerp vastgesteld; de verkrachting der gemeentelijke zelfregee- ring; de gewetensvrijheid miskend bij al degenen die niet katholiek zijn; de verge telheid, in ’t ontwerp, der onregelmatige kinderen; de kunstgreep van de instelling der klassen van den 4“ graad strekkende naar vakonderwijs; ’t vooruitzicht, kortom de officieele school door mededinging te zien leegmaken en de geldmiddelen van ’t budget te zien uitputten Dat alles bestaat niet; al die bezwaarnissen zijn niet ge grond en de klerikalen willen in onze tegenverklaringen niets anders zien dan kwaden wil, voornemen tot hinderen, spijt en gramschap omdat de leden der linker zijde ’t voorgesteld wetsontwerp niet zelf uitgevonden hebben. een brieventasch vondt met vijftig duizend franken in? Ik? ’k Zou niemendale doen... ’k Zou van mijn renten leven. 30 April Mei Ik heb de eer te laten weten aan de Heeren eigenaars der huizen van Nieuport. als dat ik mij belast met het plaatsen van de afleidingbui- zen in grés, binnen de huizen voor het aflos sen der keuken en andere waters. Het plaatsen der buizen zal door mij persoonlijk gedaan en nagezien worden, met zoo weinig schade moge- lijk aan vloeren en plancher te veroorzaken. Men kan ook ten alle tijde grésbuizen bekomen uit zijn magazijn aan genadige prijzen. P. S. Men gelieve goed in acht te nemen dat ik geene leidingen leg vooraleer de groote riolen in iedere straat zijn gemaakt voor verders alle moeilijkheden te vermijden. Ik heb de eer uwe geëerde orders met dank baarheid te aanvaarden. Zondag Maandag Dinsdag Woensdag 3 Donderdag 4 Vrijdag Zaterdag En alsof ze te veel van hare krachten gevergd had, zinkt ze plotseling en mat op het bed ach terover. Onmiddellijk bad de binnentredende boeren- dochter zich naast het ledikant geplaatst, en beproefde thans het hoofd der kranke te onder steunen. Maar heure hulp bleek vruchteloos; ook de medicijn, die ze haar aan de lippen bracht, vermocht geen heul meer te schenken, want weinige stonden daarna boog de engel des doods zich uit barmhartigheid over de legerstede, en maakte een einde aan het nameloos lijden der arme grootmoeder. Dood! i> snikte droevig de jonge boerin, vrouwe Koen is dood, o God! en gij, deernis waardig kind, gij weet het niet, ge beseft het niet, dat zij, die u zoo onuitsprekelijk liefhad, voor altoos is heengegaan! Wie zal thans over u ontfermen, gij die niemand ter wereld nog hebt, ongelukkige wees? zoo kreet ze, terwijl een stroom van tranen hare oogen ontvlood, en zij Ook, wellicht voor den laatsten keer, Ziet d’oude man die vreugde weêr en zucht, T is Met! Maar bij ’t herdenken aan zijn jeugd Voelt hij zich innig nog verheugd Hij leefde steeds in eer en deugd En juicht ’t Is Mei! NOSRADAMUS. genooten Gillalo, landbouwers te Vouvange, Luxemburg gewaar dat hunne hofstede in brand stond en het vuur ook reeds in hunne slaapka mer alles vernielde. Zij vluchtten buiten; de vrouw bleef echter in de brandende bedgordijnen haperen, viel en werd zoo deerlijk aan beenen en handen erbrand dat het verkoolde vleesch haar van het lijf viel. Zij werd daarenboven zeer erg aan het hoofd gewond, door een stuk brandend hout. De onge lukkige stierf denzelfden nacht. Drie nabijstaande hofsteden van Kichtaner, Brack en Holter werden insgelijks in asch ge legd. Holter, werd bij het redden zijner waarden en papieren verbrand en den rechterarm gebro ken; ook zijn löjarige zoon bekwam brandwon den. De schade bedraagt verschelden honderd duizend franken. Tramongeluk Maandag avond, rond 8 ure, is een erg ongeluk met den elektrie- ken tram, in de Nationalestraat te Antwerpen, gebeurd. Twee knapen hingen aan het tweede tramrijtuig welke naar de Groenplaats reed. Aan de Lepelstraat, lieten zij los, juist toen de tram naar Hoboken op de nevenltggende lijn voorbij- teed. De kleine Petrus Timmermans, 7 jaar, wonende Prekerstraat, die overliep, werd gevat en zoo geweldig ten gronde geslingerd dat de ingewanden hem uit den buik hingen, en de beenen vermorzeld werden. Het slachtoffer werd door een toeschouwer opgeoomen en gaf in dezes armen den geest, en werd naar het doodenhuis van het nospitaal overgebracht. Het parket is verwittigd. Gemeenteraad. Sedert twee maanden reeds is den gemsenteraed niet meer in zitting vergaderd geweest. Hebben ze geen tijd mis schien! of zijn ze bang? Of heeft het sermoen hunnen tijd opgeslorpt? In alle geval wat zeker is, is dat er voorzeker vele punten zijn die hunne bespreking wachten. En in eerste rang noemen we de begrooting van 1911, de stadsrekening van 1909, de stadsrekening van 1910, enz. Want, inderdaad, de stadsbegrooting moest reeds sedert October 11. 1910 aan den ge meenteraad zijn onderworpen; ze is dus reeds zeven maanden te laat. Men doet intusschentijd werken, men verteert, men leeft voort en geen enkel krediet voor 1911 is goedgekeurd geweest! ’t Moet geen kleine warboel zijn. De rekening van 1909 moest reeds sedert den 1* maandag van Mei van ’t jaar 1910 ter goed keuring aan den gemeenteraad zijn voorgelegd geweest; ze is dus een geheel jaar ten achteren, terwijl diegene van 1910 binnen twee dagen maandag van Mei) altijd volgens de wet den gemeenteraad moet aangeboden worden. Doch gij zijt er wel mede! De wet is nochtans op die punten heel formeel en we kunnen niet verstaan hoe zoo publiek twee maten en twee gewichten mogen bestaan. Moest het in eene liberale stad of gemeente gebeuren ’t zou wat anders zijn. Als voorbeeld noemin we de liberale stad Luik waar op 15“ Januari 11., dus 3 maanden ongeveer geleden, de begrooting van 1911 nog niet ge stemd zijnde, het gemeentebestuur bedreigd werd met groot lawaai, met een bijzonderen Commissaris. Moest men alhier zoo 1e werk gaan, den bijzonderen Commissaris zou van ’t stadhuis nooit moeten weg zijn! Doch, hier mag alles gebeuren; alles mag hier in wanorde blijven liggen, alles mag hier ver waarloosd worden, ’t zijn immers klerikalen! Doch, dit alles, al de dommigheden die onze fameuze bazen een na een uitsteken, al die zorgeloosheid zal tech eindigen met de oogen der Nieuportenaars wijd te openen; ze zullen toch eindelijk moeten beseffen dat daar op ’t stadhuis een hoop onbekwamen zetelen i.iet in staat hunne belangen te verzorgen; een hoop jaknikkers niet waardig vaneen gemeentebestuur deel te maken, en ze zullen die mannen bij de eerste gelegenheid eens bewijzen dat men niet langer straffeloos met hen den aap zal houden, ze zullen een Jantjie, een Langbeen en anderen eens toonen dat men bekwaamheid moet hebben om eene stad te besturen, dat meo met ijver voor de belangen zijner ingezetenen moet bezield zija; ze zullen ze vervangen door liberale strijders, dia belangloos zullen wedijveren om onze geliefde stad te doen bloeien, en wiens leus immer wezen zal langs den hoiizon en hulden allengs den gan- schen hemel in een zwarten sluier. Broeide er onweer in de natuur, ook in Herman’s ziel was het hoe langer hoe somberder geworden. Daar schoot een vuurstraal door het ruim en onmid dellijk daarop gaf een donderslag het sein tot de aanvang van het schrikkelijk drama. Herhaalde malen wierp de bliksem zijne schichten 1d de donkere vallei, en terwijl nij alles in vuur zette stortte het wolkgevaarte met een hevigen knal ineen, en weergalmde met oorverdoovend ge rommel door de sidderende heuvels. Zulk een weer had men nog nooit beleefd! De wind huilde vervaarlijk door het bosch, dennen en sparren werden als riethalmen heen- en weergeslingerd, eeuwenoude boomen ontworteld of verpletterd, terwijl de regen in geweldige stroomen naar beneden viel Heere! behoed on»! bad menigeen, terwijl hij het hoofd van angst onder de dekens verborg. Wat er in dien vreeselijk nacht op de hoeve van Eschloo gebeurde, wist niemand te zeggen; maar ’s anderen daags morgen», toen men de ronde deed om na te zien, welke sehade het on weer had aangericht, vond men den watermolen en een dsel der woning ingestort, en lag de mulder onder de puinen begraven; enkele boo- naeu op het erf waren gebroken en als door den bliksem vernield. Lijk gevonden Men heeft donderdag morgen uitde Veurnevaart nabij de Pelikaanbrug het lijk opgehaald van een bakkersknecht van Wulpen, «edert tweeden Paaschdag verdwenen. Hij was’s morgens rond 8 ure met zijn rijwiel van Wulpen, vertrokken naar Nieuport oprijden de. Zijn uurwerk was blijven stilstaan om 8 u 12, zoodat hij nauwelijks op weg zijnde moet veron gelukt zijn. Verledens werd zijne klak gevonden, van zijn rijwiel is tot hiertoe nog geen spoor ontdekt. Ramscappelle. Een smartelijk ongeluk is alhier voorgevallen op Woensdag 11. De gemaande Dedeystere, werkman, die bezig was met ruiten is plotselings in de gracht gestort, en er verdronken. Dit ongeluk heeft in die gemeente diepen in druk gemaakt. Lobbe (is bezig met s luisteren zender bril in eenige zaakpapieren; gewapend met zijn eeuwige schort») tegen zijn zeune. Awel, ’t ziet er hem weer lief uit. 't Zeuntje. Jaat, vadere. De Alkenner komt binnen. Alkenner. Awel, Lobbe, zijt ge slecht ge zind; ga ziet er zoo aardig uit; ge laat gelik uwe lippa hangen. Lobbe. Zee ja’t niet zijn, misschien. We staan daar weere met ui eentje, ’t Ging niet meer gebeuren; je gingt d’andere een keer een kleedje passen; je kendet en je wist het al en als ’t al uitkomt we staan te gapen gelik zieke Men moet erkennen dat zoo iets eenvou dig voortreffelijk is! En, in die voorwaar den, mag men als even zoo voortreffelijk aanzien de meeningen uitgedrukt door zekere leden der rechterzijde, en geene der minste, die het ontwerp vijandig zijn; de meeningen der daensisten, MM. Daens en priester Fonteyne aan ’t hoofd; de zeer levendige tegenspraken der christene on derwijzers. Wie, onder al die heeren, in verschilli- gen graad aanhangers van M. Schollaert’s ontwerp, wie mag wel de waarheid nabij zijn De toekomst zal ’t ons misschien uitwij zen... In afwachting, ziehier hoe de Institu- teur beige orgaan der christene onder wijzers, zijn geestdrift(?) nopens’t ontwerp uitdrukt Er blijft ons niets anders over dan in de geestelijke orden te treden, want daar ook zal men, zooals bij ons, wereldlijken, de schoone en christene gelijkheid toe passen. De schoolbon wrnrdt een tweesnijdend wapen.... En ’t artikel eindigt met de herinnering aan hetduitsch spreekwoord De groote kalvers kiezen in ’t algemeen hunne slach ters spreekwoord dat het levert aan de wijsgeerige overwegingen der wereldlijke leden van ’t aanneembare en aangenomen onderwijzerskorps. Alles bijeengenomen, nadat de klooster lijke snoek de wereldlijke karpers van 't openbaar onderwijs zal verslonden beb ben, zal hij zijn onverzadelijke geeuwhon ger voldoen met, op hunne beurt,de kleine wereldlijke snoeken van ’t privaat onder wijs te verslinden;... en die snoekjes, na van vreugde gesparteld te hebben bij de gedachte aan den schoolbon, beginnen nu te spartelen van vrees!... Aan de kloosters, ’t uitsluitend recht tot onderwijzen! Aan de kloosters, de millioenen aan de openbare geldkassen ontleend! En leve de vrijheid, de gelijkheid... en de broederlijkheid! Er valt niet te praten, er heerscht eene algemeene uitbundige vreugde! Er is kwestie zoo ’t schijnt dat er binnen kort zal overgegaan worden tot buitenge wone belangrijke drageeringen aan den ingang en binnen de haven van Nieuport. Voor de staketsels zou men mergelen tot op eene diepte van 3 meters 50 beneden zero en 100 duizend kubieke meters uitha len; en in de havengeul, van aan het hoofd tot aan het sas van den vlotkom, zou 60 duizend kubieke meters uitgebaggerd worden. Dit werk zal den toestand der haven van Nieuport merkelijk verbeteren, schrijft de Chronique des Travaux Publics, want den toegang der haven is gevaarlijk bij Stinkertje. Wel, zei me een, het Nieuws blad, alias Stinkertje, hen is geen gazette meer; ’t is een ware catechismus. ’t Is goed te zien dat Manten er proprietaris van is, an dat zijne eerwaarde Colleges er d’op- stellers van zijn, voegde een tweede er bij. En zij hadden beiden volkomen gelijk! 4 Januari 1863, echtgenoote Alfons De Decker, Holstraat, 15, Gent, werd sedert maandag 17 April, in het Burgerlijk Gasthuis, te Gent ver pleegd. Zij leed aan eenen vleeschboom, en werd vrijdag 21 April geopereerd. Zaterdag nacht had de lijderes 40° koortsen, welke zondag merkelijk afnamen. Zondag avond was de vrouw rustig Rond 6 1/4 uur werd de zieke een oogenblik alleen gelaten; in een plotselingen aanval van heete koortsen, is de ongelukkige door het venster der eerste verdieping (7 meters hoog) op de koer gespron gen en werd met gebroken rechterdijbeen opge nomen. Dr Ronsse verzorgde de gekwetste en stelde vast dat de heelkundige bewerking gelukkiglijk niet geleden heeft door den val. De toestand der lijderes is bedenkelijk. Ongeval. Zondag, om 5 uur 45 m. daalde een ballon, te Rijssel om 2 opgegaan, op zeer gevaarvolle wijze te Vossem bij Tervueren. In het schuitje zaten de eigenaar van den ballon M. G. Faursr, wonend Massenastraat Rijssel, zijn loods en twee vrienden de echtgenooten Langlin. M. Faure wou de reis voortzetten, maar zijne vrienden waren vermoeid en vreesden Je duis ternis. De luchtreiziger poogden te dalen bij Vossem. M. Faure en zijn loods sprongen de eersten uit het schuitje om den ballon vast te leggen. M. Langlin sprong ook naar beneden, maar bleef in het touwwerk hangen en werd wel 150 meters ver medegesleept. Toen de ballon stil lag, stelde men vast dat M. Langlin een been gebroken en kwetsuren had waaruit hij bloedde. Hij werd door den geneesheer der gemeente verpleegd. De ballon werd ontzwollen en naar de statie van Tervueren gebracat, doch een der personen die had geholpen moet een voorwerp van 125 fr. waarde hebben gestolen. Moord en zelfmoord. Een 27 jarig jongeling, Louis Chicau, was, drie maand geleden, komen vr onen met de 26jarige Mar guerite Mallet, in eene kamer van het hotel St-Sauveur. Het meisje was vroeger eene lichte kooi geweest en herbegon nu haar vroeger leven niettegenstaande de smeekingen van den jonge- en eene goede Proeven op suikerbeeten. In een voorgaande schrijven spraken wij over beetwortelen in ’t algemeen en wezen op eene bijzondere bemestingsformuul, die op de meeste onzer gronden, altoos de beste uitslagen levert. VAat de suikerbeet betreft, deze vooral verdient onze gansch bijzondere aandacht. Immers, het is een gekend feit, dat de suikerbeeten hedendaags niet meer per ruw gewicht in de fabrieken wor- dsn aanvaard, doch wel per gehalte suikerstoffen die ze bevatten. Welnu, dit gehalte wordt fel gewijzigd door de oordeelkundige bemesting, zoodat de landbouwer er alle belang bij heeft deze zaak van naderbij wel te onderzoeken. Van al de stikstofmesten is het wel de zwavel zure ammoniak, in eenen grond rijk aan kalk gebracht, die het hoogste suikergehalte bij de beet heeft weergegeven. De heer Graftian, landbouwingenieur, heeft door-znne leerrijke proeven, in ’t jaar 1910 te dien einde ondernomen, het klaarste bewijs gele verd, van hetgeen wij daarzooeven komen beves tigen. <i De suikeropbrengst alleen beschouwende zegt de proefnemer, zoo mogen wij onze uitsla gen als volgt rangschikken. Metzwavelzuren ammoniak op gekalkten grond 108,42, metzwavelzuren ammoniak alleen 108,24 met soda-nitraat 108,19. Dat de landbouwers deze cijfers eens wel na gaan vooraleer verder te handelen, ’t mocht hun wel tot les dienen. Agricola. ook aan t laden met cokes veor Copenhagen. Haar eigen schroever de Martha kwam aan met eene volle lading kolen en wordt ook geladen met cokes voor Engeland. De Clata vaarde voor hare rekening te Oostende binnen mat 950 ton kolen. Een andere stoomboot da Knottingley moest, door gebrek aan voldoende haveninrichting alhier, ook den weg naar Oos tends opgaan met 950 ton kolen voor hare reke ning. Is dat niet jammer dat er hier geen middel is om 3 of 4 groote schepen terzelvertijd te lossen en te laden! Wanneer zal toch een einde komen aan dien jammerlijken toestand? 21 Apiil Da Volder Remi Emile Marcel zoon van Gustaaf Florent en Octavia Pylyser. Debbelare Philomen» Paulina Celina Octavia, dochter van Philibert en Octa via Van Belle. Sedert 1 Januari 1911 36 geboorten. STERFGEVALLEN. 23 April Roseeuw, Gaston Engelbert Paul oud oud 5 d. zoon van Constant en Alphon- sina De Coster. Sedert 1 Januari 1911 25 sterfgevallen. HUWELJIKEN 2! April Beschuyt Desideer Hendrik, oud 21 j. werkman en De Wulf Esperentla Maria oud 17 j. werkvrouw beiden te Nieuport Sedert 1 Januari 1910 5 huwelijken. 12,36 1,23 2,13 3,04 3,57 4,55 6,03 stukken hout, ijzer en steenen vlogen 50 meters ver in ’t ronde, en eene zware slofwolk ver spreidde zich in de lucht. De bestuurder Rohard snelde onmiddellijk ter plaats, en riep al het werkvolk bijeen er ontbra ken zeven man aan den oproep. Spoedig begon men de reddingswerken in de hoop de 7 ontbrekenden te ontdekken. Intusschen was gansch het dorp in opschud ding gebracht en honderden menschen kwamen ontsteld ter plaats geloopen. Na 2 uren arbeid ontdekte men 4 lijken, gansch ontvleescht, verminkt en uiteengescheurd. Weenende vrouwen schreiende kinderen kon den met moeite in bedwang gehouden worden en verwekten het diepste medelijden bij de ontroerde toeschouwers. Een der lijken we.d herkend als zijnde Henrl Marnier, 40 jaar, losser; het lichaam was ijzelijk om aan te zien. De andere slachtoffers waren Arthur Marnier, 41 jaar, mekanician; Louis Bernard, 17 jaar, stoker, en Désirë Bernard, ling, die van goede familie was plaats had. Zondag nacht kwam het meisje weer rond 4 uur tehuis. Wat er scheelde, weet men niet, doch beider lijken werden werden nu maandag te bed aangelroffen. De jongeling hield nog in de hand een revolver waarmede hij het meisje had gedood en zich daarna gezelfmoord. Op eene latei lag een brh-.f, luidend Dat men niemand beschuldige over onzen dood. Wij verlangen dat onze lichamen r.aast elkander rusten. De vrouw moet in den slaap zijn gedood ge wórden Zinneloos geworden. Zaterdag nacht poogde een vreemdeling, die barvoets was nabij de St-Pietersstatie te Gent op de spoorbaan te dringen. Ten slotte moest hij met geweld verdreven worden, waarbij hem den duim ver stuikt werd. De policie stelde vast dat de man zinneloos was. Hij werd naar de Bijloke ter verzorging overgebracht. Hier bleek dat men te doen had met Aimé Lemahieu, 51 jaar postbode te Aywaille, die naar Gent gekomen was, om eenen broeder alhier te bezoeken en plotseling zinneloos geworden was. De man is gehuwd en vader van verscheidene kinderen. In het hospitaal kreeg hij eenen nieu we aanval en verbrijzelde verscheidene ruiten. Thans is hij echter veel beter. Brand. Zondag nacht werden de echt- koeien. Zidder moeten het doen en widder men gen den eomrniïiionnair spelen; zorgen dat er wagens zijn en achter schipper» loepen, ’t I» schoone, oprecht, je toogt dat ge van alles op d’hoegte zit. ’k Wist waarlijk niet dat je met zooveel verstand in de wi«ge geleld was. Alkenner. Allans, allons voyons; je moe je daarvoor niet dikke m ken; ’k zal die mannetjes wel leeren dansen; ’k zal ze... Lobbe. Je gaat gi vele schoone dingen doen. Je weet het wel hé? Alkenner. Van winne nu? Lobbe. Je gingt gi van alles doen. Vele klappen dat... jaje; maar van de reste, wel, mannetje, zwigt er van. Alkenner. Welke reste? Lobbe. Awel, en dien regelmatigen invoer van wolle; al die groots boots die met hsnderden balen gingen kommen; waar zin ze? Alkenner. Ja, dadde... Lobbe. Ea dien grooten hangar aan den bassin, waar blijft dien? En die groote magazgnen aan de kaaie? Alkenner. Ja, dadde... Lobbe. En al die kapitalen die de kalote vrienden van de plage in jen handen gingen ge ven om door je versland 20 per cent te doen opbrengen; waar ziti ze? Alkenner. Ja, dadde... Maar je moe patiencie hebban, ’t zal wel kommen. Ze zullen min alllcb te kennen. Lobbe Ze kennon je al lange; ze weten dat je de wijsheid in persoon zit ea dat al je verstand in je groeten teen zit. Alkenner. Potdomme, Schorte, maak me niet kwaad hé? Ze gaan nu allichte drageeren aan ’t hoofd; is door min schriven; honderden duizenden kubieke meiers en dan Lobbe. Dan hangen d’estacaden tusschen hemel en aarde. Alkenner. Je lult weer al. En den bottin van West-Vlaanderen. Hebt ge rniu naam al zien staan, ’k Sta daar in als armateur. Lobbe. ’l Zal vele bijbrengon; misschien nog een hoop commission doen en daarmee al. Je zoe veel beterdoen op serieuss dingen te peinzen gelik ep den opslag van uzze merchandise. Dat zau zaad bringen in us bakje, want, met den bluf van Mantans Stinkertje en komt er nlots binnen. Ja, ja, laat hat us maar zoggen; we zin gewogen en te licht bevonden. Alkenner. En hebt gij daar al op gepeinsd op den opslag? Lobbe. Widder, boulangers modernes, wid der zin paraktisebe mannen en ’k heb ’t affaire al in gang gestoken; ’k hén entwat in ulder oeren doen leeken langs Gent en verder rond, ’t Ware een goe affaire als te wilden... Alkenner. ’t En xoe toen niet meer gaan met twee automobiles; we zoen der drie moeten hén. L.obbe. Daar ze. je verkoopt weer al ’t vel van den haas voordat hij geschoten is; T is oude gewounte. Alkenner. ’k Zal niet moeten verkoopen. Ja kunt dat peinzen dat d’andere in dat lokaas gaan bijten achter dat Manton in zijn Stinkertje zoo veel propaganda gemaakt heeft voor ons en togen ulder. Wel, Lobbe, waar zijn uw droeve zinnen? Lobbe. ’t Is wel, T is wel; maar met al dadde we staan daar met us eentje. Alkenner. Ga je weere begunnen? Horkt nen keer; wil je gelooren dat ik er mijn kop van dik heb en mijn buik van vol? Lobbe. En we zin toch nog geen October. Bon Dieu, als ik dan maar niet voor goed naar men oven mag vliegen... En juist riep Marietja Lobbe, je brood bakt aan. Automobielongeval. Op den steen weg van Borgworm naar Sint-Truiden te Goyer is een smartelijk auto-ongeval gebeurd. De heer Roberli, suikerfabrikant te Borgworm reed in auto over de baan en was aan de krom ming van Hasseltbroek gekomen wanneer in tegenoverstelde richting in volle vlucht een auto aankwam uit Luik, gevoerd door M. Raze, en waarin professor Petitjean van Luik had plaats genomen, die werd ontboden voor een dringend operatie. De geleiders konden eene botsing tusschen de twee auto’s niet meer vermijden en deze had dan ook plaats. De gevolgen waren smartelijk. In de au o van M. Roberti zaten vier kinderen van 5 tot 12 jaar, die door den schok op grooten afstand werden geslingerd, doch als bij mirakel slechts onbeduidende kwetsuren bekwamen. Ook M Raze werd slechts licht gewond, doch Dr Petitjean, een werd opgenomen met gekliefden schedel, zoodat zijn toestand hopeloos werd ge acht en eene noodlottige ontkno:ping onver mijdelijk was. Het lijk is naar Luik overgebracht. Dr Petitjean, een vermaard prakticus van Luik, was een zeer gekend man. Hij was begon- non met bakkersgast te zijn, doch had, door studie en vlijt, het weten te brengen tot de hooge betrekking die hij thans bekleede. Vreeselijke ontploffing. Zaterdag namiddag had te Allennes-les-Marais, eene kleine gemeente 1 i Fransch Vlaanderen, een vreeselijk ongeluk plaats, dat algemeen rouw verwekt. De belangrijke stokerij van M. Collette, nabij de kerk, langs de groote baan van Seclin, is in de lucht gevlogen. In de stokerij werken 40 werklieden; de in richting bestond uit verscheidene gebouwen, waarin do mekanieken, de njstmagazijnen en de beetenstokerij ingericht waren. Om 3 uur ’s namiddags weikte een 10 tal werklieden op het gelijkvloers, toen plotseling eene vreeselijke ontploffing ontstond. Gansch de eigenlijke stokerij storte in puin; bijgenaamd Marsoldat Eindelijk vernamen de redders een licht gekreun onder de pninsn. Omzichtig werden de blokken steen, en stukken van balken wegge ruimd, waaronder men drie gekwetsten uithaal de J. B. Leclercq, 33 jaar, Louis Jenjembre 37 jaar, gehuwd en vader van 4 kinderen, en zekere Angier, 68 jaar van Grondecourt. Deze drie slachtoffers zijn allen erg gewond; na verzorging door den geneesheer Demay, van Seclin, werden de gekwetsten naar hunne wo ning overgebracht. Tien andere werklieden hadden juist het gebouw verlaten toen de ontploffing plaats had en ontsnapten aldus aan een gewissen dood. Uit een venster gesprongen. Mad. Stefanie Sllmbroek, geboren te Gent, den rj gaas "9> I’ D

HISTORISCHE KRANTEN

Weekblad van Nieuwpoort en Kanton (1909-1914) | 1911 | | pagina 2