ZONDAGSBLAD Het Volk 3Ï1S3 met de Burgerij Zondag 21 April 1907 10 cent. pet* nimrmer 63' jaar N' 16. voor de Stad en het Arrondissement. Treinen tot 1 Juni 1907 Het ministerie de Smet de Naeyer omvergekegeld. De ministeriekrisis. De nederige man tot ondergang gedoemd. Neemt, leest en oordeelt. Vijftig jaren geleden Abonnementen voorop betaalbaar. De abonnenten genieten bet recht van kosteloos drie annoncen. De affichen worden eens gratis ingelijfd I Annoncen 20 c. per regel Rechterlijke eerherstellingen 1 fr. per regel en vonnissen 30 c. J Men schrijft-in bij den drukker-uitgever en in de Postbureelen ofbij de facteurs. Annoncen en artikels franco toe te zenden tegen den Vrijdag-avond aan de Uitgever Ëüg. VanCuyck, Dixmude. Vertrek uit Dixmude naar Gent en Brussel 4.59 7.18 8 34 10.22 12.21 2.13 4.20 6.33 Vertrek uit Dixmude naar Veurne en Duinkerk® 7.15 9.21 11.40 2.11 5.39 8.06 7.55 9.41 Vertrek uit Dixmude nr Nieuport en baden 7.27 9.29 12.27 2.17 5.46 7.45 8 12 Werkmanspensioen 1. daags aar 65 jaar. Een man, ééne stem. Evenredige Vertegenwoordiging in alles en voor aller. Vrienden, herinnert gij u dat beeldeken van de laatste kiezingen. Janson en andere liberalen aan 't kegelen. Het is er nu toch van gekomen. Maar 't is door zijn eigen vrienden dat het verfoeid klerikaal ministerie omvergekegeld werd. Vrijdag hebben de ministers hun ontslag moeten geven. En binnen kort is 't geheel kleri kaal boelken om zeepe. Weg met de klerikale volksbedriegers Weg met de zwarte dwingelandij De mijnwet ingetrokken. Na den val van het klerikaal ministerie, hebben al de ministers, een koninklijk besluit laten verschijnen waarbij de mijnwet zondag werd ingetrokken. Gij ziet het de eendracht groeit aan en de klerikale vriendjes deelen elkander oor vegen uit dat het een plezier om hooren eu zien is. De Koning teruggekeerd. Woensdag nacht om 12 1/a ure is de Koning te haken teruggekeerd. Het eerste werk dat de Koning te Brussel zal verrichten, zal wezen de voorzitters van Kamer en Senaat en M. de Smet de Naeyer te ontvangen. M.Schollaert is Dinsdag uit Vorst naar Brussel gekomen om over den toestand te beraadslagen met graaf de Mérode-Wester- loo, de Smet de Naeyer, deTrooz en Liebaert. 't Zal moeite kosten den klerikalen war boel te schikken. Wat te verwachten was, is gebeurd. Het ministerie de Smet de Naeyer is gevallen. Het heeft zijn ontslag gegeven omdat het in de bespreking der mijnwet niet al zijne grillen heeft kunnen bot vieren. Het heeft anders van zijne meerderheid veel verkre gen. Die meerderheid heeft met gesloten oogeu gestaan wanneer het aan de klerikale vriendjes tal van mijn vergunningen heeft toegestaan, waardoor het aan die heeren millioenen frank voordeelen heeft geschon ken. Zij is doof gebleven voor de rechtmatige beknibbelingen der linkerzijde, die beweer de dat het. in zake van die vergunningen, de wettelijkheid was te builen gegaan. Tal van artikels in dat wetsvoorstel heeft die meer derheid gestemd maar op het artikel van den arbeidsduur heeft zij het in den steek gelaten ot liever heeft zij het met zijne gril len meedoogeuloos wandelen gezonden, en Woeste, zijn advokaat, zijn beschermengel die bekeerde Jood, heeft het met kun nen redden. In die stemming is duidelijk gebleken dat er in die meerderheid eene verdeeldheid bestond, eene scheuring en dat de Smet de Naeyer daarin onverzoenlijke vijanden gevonden heeft- De jonge rechter zijde, met den 74jarigen lieer Beernaert aan het hoofd, heeft zich van de ministerskliek afgescheurd en nooit heeft een ministerie eene meer vernederende nederlaag opge- loopen. Ondanks de talrijke stemmen der linkerzijde, die ministersgezind waren, heeft het maar 70 stemmen behaald tegen 76, aan het voorstel Beernaert gegeven. Zie, van je vriendjes moet ge 't hebben. Bijna 25 jaar heeft de heer Beernaert, de ge wezen liberaal, het ministerie helpen recht houden en nu heeft hij het op den lesten oogenblik eenen stamp gegeven, waar bet niet meer kan van opstaan eenen stamp zooals't nooit eenen van de linkerzijde hadde kunnen vreezen. Heeft het vroeger liberale hart van den ouden staatsman eene opwel ling van oude liberale eerlijkheid gevoeld, waaraan het niet heeft kunnen weerstaan, •n heeft die opwelling den man in eens ver jongde liberale krachten gegeven, of is in hem weer de lust ontstaan, nogmaals eene ministersportefeuille machtig te worden in gezelschap van zoovele andere heerschzuch- tige leden van de jonge rechterzijde Wij weten het niet. Maar wat wij weten, is dat er toch eens moest een einde komen aan de platzakkerij en het gekonkelfoes van mannen, die wel den schijn hebben, gioote ministers te zijn, zooals het gewezen kabi- nelshoofd. maar in den grond kleingeestige personaadjen, vol enge gedachten, vol kort zichtige heerschzucht. Door bedrog en dwang hebben ze in de wetgevende kiezin gen vele overwinningen doen behalen, waar tegen de liberalen, met hunne gekende openhartigheid niet op konden maar nu is het bewezen dat zij. in weerwil van die overwinningen, in weerwil van al die lof tuitingen, hun toegezwaaid door hunne dag- en weekbladen, nooit de rechte mannen op de rechte plaats geweest zijn. Gedurende de lange reeks jaren, dat het bewind in handen der klerikalen is, hebben deze geene enkele wet van eenig belang kunnen in het leven roepen. Wel integen deel, al wat ze voortgebracht hebben was gekenmerkt door knepen en grepen, die den stempel droegen van gemeene partijgeest en Jezuielerij. De regeering van hun ministerie', zoo dikwijls gescheurd en gelapt, heeft menigmaal het land in rep en roer gebracht en dat door hel eeuwig geknoei, waarmede het te werk ging. Geen enkel ministerie heeft zooveel fouten begaan en dat enkel om dat het in al de wetten, die den volkswil hem opdrong, in alle hoeken en kanten bepalin gen en stukjes bepalingen heeft geplaatst, die dienen moesten om de eerlijke toepassing dier wetten te verhinderen of ten voordeele van den klerikalen winkel te doen dienen. Dal hebben de ministers dikwijls genoeg ondervonden al dikwijls is hun dat in het Senaat gezegd geweest door mannen, die zich niet als liberalen aanstelden, maar als verdedigers van het goede recht en de belangen des vaderlands En om Jat ze zich niet verdedigen konden hebben zij dikwijls genoeg affronten voor complimenten geno men en hunne schaamte verheten. Dat weet Woiste ook wol, want nooit heeft een geslepen advokaat als hij zijne eigene gezegden van vroeger zoo dikwijls moeten als hij zoo dikwijls zijne eigene grondbegin selen zoo vaak moeten verloochenen en dal alles omdat hij, die als minister sinds lang onmogelijk geworden was, een ministe rie wilde rechthouden, dal zijne zienswijze in alles en voor allen doordreef, aan zijne bevelen slaafs gehoorzaamde en in al zijn doen en laten het spoor volgde, dat hij, Woeste, hun aanwees. Gaarne genoeg zou het ministerie deSmet deNaeyer, in de bespreking der mijnwet, de plalbroek weer uitgehangen hebben en ge dwee de kaakslagen der tegenpartij verdra gen hebben, maar nu stond het voor man nen, die al de koordjes van het marionetten spel en de geheime bedoelingen der leiders kenden tegenover hel land en tegenover die tegenstrevers kon het niet gedwee het hoofd buigen. Daarom is het tegen wil eu dank afgetreden eu op den hoop toe het parlement voor den aap gehouden door den Koning de terugtrekking te doen teekenen van het door hen voorgedragen wetsontwerp over de mijnen, waaraan de Kamer der Volksvertegegwoordigers omtrent een jaar gewerkt had. Wat echter de kroon op hun werk stelde is, dat de koning die intrekking den 11 April reeds geteekend had en zij, de ministers, zulks maar twee dagen later in den Moniteur bekend maakten. Zulke mi nisters, zooveel als ze zijn,zijn niet meer mo gelijk en wij voegen erbij dat zelfs de partij, die zulk ministerie in haren schoot telde, alle recht verloren heeft nog als regeerende partij op te treden. Eene ontbinding der Kamers dringt zich op en als dat niet gebeurt zullen onze vrienden, de anti klerikalen, machtige wa pens hebben om eene partij te bestrijden, die bijna een kwart eeuw lang het land heeft voor den aap gehouden en uitgebuit, dwang en bedrog en schrikaanjaging heeft gebruikt om aan liet bewind te blijven. Zulke partij heeft voor ieder weldenkend mensch het recht van heerschen verloren. De maat is vol tot overloopens toe. X. Reeds verRcheidene keeren hebben wij er op gewezen dat de instellingen der boeren bonden opgericht zijn met het doel den kleinhandel tot volledigen ondergang te veroordeelen. En inderdaad, de wiokeliers en handelaarg van vele dorpen en steden waar deze machtige instellingen door de klerikalen werdeu ingericht, hebben ree Is al te goed ondervonden dat de boerenbonden nun oenen doodenden oorlog aandoen. De boeren worden om zoo ta zeggen ge dwongen hunne aankoopen te doen bij tiet syndikaat van den bond geen kilo lijnmeel, geen hectoliter kolen, geen zak meststof mag door hen gebruikt worden, of deze waren moeten komen van het Aan- en Ver- koopvonnootschap van Leuven, bestuurd door cenigo groote heeren, die nlletn de rinsten opstrijken, zonder dit de boer er eWiig voordeel van trekt, tot groot nadeel van zoovele kleine burgers eu werklieden, die vroeger van deze winsten leefden. Wij zegden, als wij dezen droevigen toe stand aanteekenden, dat zulks maar een begin was, en wij moeten, helaas! bekennen dat wij ons in onze vooruitzichten niet be drogen hebben. De klerikale partij eischt nieuwe slachtoffers. De groote heeren van de B ierenbonden zijn niet tevreden met den gezam mi lijken aankoop te drijven, zij gaan nu den gezamenlijken verkoop beginnen van allerhande landbouwvoortbrengselen, als groenten, fruit, vleesch, boter, enz. De boer zal zijne voorbrengselen kunnen verko >pen aan de rijke aandeelhouders der Bierenbonden, ctie dezelve zullen uitleveren naar andere landen. Juicht de klerikalen toe, gij, kleinhande laars, fruitopkoopers en verkoopers, gij allen die boter en eieren giugt opkoopen bij de b iereu, gij die groenten opkoc'it in de omstreken, gij beenhouwers, die beesten gingt opzoeken bij de landbou wers om dezer vleesch aan uwe klanten te kannen leveren gij in >ogt uwe matten oprollen, de rijke aandeel hou Iers zullen in uwe plaats op treden, e;i u niets meer laten verdienen. Do klerikalen willen de burgerij doodeo of de boer daarmede groote winsten zal maken, dit betwijfelen wij ten zeerste, want die groote kopstukken zorgen voor niemand liever dan voor hun eigen zei ven. De boer moet gekortwiekt worden, h:j mag geen vrij man blijven hij moet al zjne melk, al zijne boter aan de inrichting leveren boe ten wachten hem indien hij iets van zijne opbrengst durft verkoopen. p irukkërij én BóekbancfeïT Aan"'riet fiöofu dier maatschappij treffen wij, behoudens eenige professors uit de hoo-jeschool, de beroemde boerenbonder Van Grunderbeeck aan, die al de bevoorrechte aaudeelen van het Aau- en Verkoopvennootschap op zgnen naam in bezit kreeg welke volgens de eerste statuten waren toegekend aan Helle- putte, Schollaert, enz. En zoo gaan die heeren voort op den weg der centralisatie. O ware de burgerij m ichtig genoeg om zich tegen die werking te verzetten, maar een blind, gods dienstig vooroordeel houdt velen geketend. Al wie zich togen de Boerenbonden, tegen liet dooden der burgerij verzet, is een gods diensthater, en de groote kopstukken, ge steund door eene geestelijkheid, die hare zending met de voeten trapt, weten maar al te wel dat zij eene bevolking, die te een voudig is om te oordeeien, te goedgeloovig om kwaad te vermoeden, door leugen eo laster gemakkelijk kan otn den tuin leiden eu dat deze hunne pil slikken, terwijl zij het stoffelijk belang, do toekomst van vrouw en kiuderen uit het oog verliezen. Hoe meer schuld, hoe rijker volk, riep onze primus de Smet de Naeyer eens uit in den Senaat, wanneer men hem onder 't oog bracht dat de BelgischeStaatsschuld groeide en bloeide dat het oen plezier was om aan te blikken. Getrouw blijvend aan die gedragslijn en de brave Belgen met dergelijke paradoxen een rad voor de oogen draaiend, gaat M. de Smet de Naeyer maar voort ons dieper en dieper in de schuld te dompelen. De begrooting der Staatsschuld, die komt bekend gemaakt te worden, leert ons dat op 1 Januari 1906, de Belgische schuld bedroeg 3 miljard 220 miljoen 934 duizend en 123 frs. Op 1 Januari 1907, dus een jaar later, had zij reeds de 3 miljard 385 miljoen be reikt. 't Zij eene vermeerdering van ruim 64 miljoen. Zooals men ziet, legt onze primus het nog breed aan. Wat is er in 't afgoloopen jaar zooal bui tengewoons verricht om het leeneu van 64 miljoen frank te wettigen. Wij zoeken te vergeefs. De verslaggever over het wetsontwerp der Staatsschuld, M. Levie, maakt ons we! bekend dat we niet de rnioste vrees moeten koesteren. Wij kunnen het moeilijk ge- looven. Altijd maar leenen en niets aflossen, zal op 't laafste toch slechtuitvalleo. M. de Smet de Naeyer beeldt zichwaarlijk in dat hij rijk is omdat er voor den oogen blik geleend geld in kas berust. Die geestesstemming gelijkt veel op deze van sommige sloeffers die een prachtigen salon aankoopen op crediet, maar aardig staan te kijken als op 't laatste der maand net rekeningsken wordt aangeboden. Wat minder bluf verkoopen en trachten, met de gewone middeltjes, de twee einden' aaneen te knoapen, zou de Smet de Naeyer beter passen, want naar hem luisterend, zouden de kleine Belgen zich op den duur gaan inbeelden dat ze rijk zijn, wanneer ze, in der waarheid, tot over de ooren in de schuld steken. 't Was onder de regeering van Leopold I. De klerikalen waren alsdan meester van 't land on het hoofd van 't ministerie was De Decker. Fanatiek was deze niet, en zijne medewerkers werden als zeer gematigden aanzien. Juist had België, roet buitenge- wonen geestdrift, de eerste 25 jaren van zijne onafhankelijkheid gevierd. En de liberalen van dien tijd trokken alsdan te velde tegen de klerikalen. De liberale oppositie, die niet al te eensgezind was, had maar weinige kans de zege te behalen. Maar, wat men meer dan eens ziet voor vallen, gebeurde dan ook de groote macht der klerikalen was de oorzaak van hunnen val. De dwoepers vonden dat het ministerie niet klerikaal genoeg was en ze spoorden 't aan tot groote middels, onder andere tot de afstelling van den Staat in zake van onderwijs. De bisschop van Gent deed een mande ment afkondigen tegen de officiëele scholen, zelfs tegen die waar de priester toegelaten werd. Het ging zoo ver dut 'in "i Uu van Gent ook beknibbelde, de lessen 01 wezen door zekere professors werden door den paus als de schrik kelijkste pest voor gesteld. Het kabinetshoofd, die de ultramontanen wilde tevreden stellen, maar die toch niet gansch wilde bukken onder den bisschop staf, zond den eenen omzendbrief op den anderen aan de professors en onderwijzers, om hen aan te manen zoo voorzichtig en bescheiden mogelijk te zijn in hun onderwijs Maar daarmede hadden de ultramontanen geen vrede en de tegenpartij kreeg meer oin meer moed. In de Kamer,bekampteM. Ad. Deschampa, hoofd der meerderheid, de regeering. Het ministerie stond op 't vallen. Maar de wet op de kloosters moest den genadeslag toebrengen. Den 26 Januari 1S56, stelde M. Nothomb in de Kamer voor om aan bijzondere stich tingen, met een eenvoudig koninklijk be sluit, de burgerlijke verpersoonlijking te geven. In 1857 kwamen de burgers daartegen in opstand. Ze zagen maar een ding, dit was dat de kloosters zouden mogen legaten ontvangen en zoo de doode hand weer kunnen herstellen, doode hand die aan de meeste burgers eenen hevigeu schrik inboe zemde. Ftère-Orban zegde dat het een uitdaging was en dat de dweepers, de liberalen zouden verplichten in hun programma te schrijven de afschaffing van al de kloosters. De menigte volgde de debatten met veel belangstelling. Wanneer het princiep van de wet Nothoinb, den 27 Mei 1857, in de Kamer gestemd werd, brak de opstand uit. Men riep Leve de Koning A bas la Calotte! Weg roet de Kloosters! en 't volk ging de ruiten breken bij de hoofden der klerikale partij. De soldaten werden binnen geroepen. Al de troepen werden geconsigneerd.Brussel was om zoo te zeggen in staat van beleg. Maar toch ging het er nog al rustig door. Zelfs gingen de Brusselaars, met gansch hun huisgezin, eens gaan zien manifesteeren en 't mag gezegd worden, ondanks het schrijven der klerikale gazetten die spraken van moorderijen, opstand, revolutie, enz., dat het in dien tijd in t geheel niet zoo erg toeging als onder het ministerie de Smet de Naeyer. Doch M. De Decker wilde het volk tot het uiterste niet drijven. Leopold 1 die een echt politieker was schreef een brief aan zijnen eersten minister, waarin hij hem allen lof toezwaaide, maar hem aanmaande van die noodlottige wet af te zien. M. De Decker, die niet boter vroeg, ver schoof de wet op de kloosters tot lanter, de Kamer ging in verlof en den 14 Juni werd de zittyd gesloten. De kalmte keerde weldra op straat weer, maar toch bleven de geesten opgewonden. En wat zag men alsdan gebeuren De Woesten van dien tijd, verweten aan DE DIXMUDENAAR 11 (egeil^prelvOII linnil li*.nfl nnn Cl-..1 1 - i Jills

HISTORISCHE KRANTEN

De Dixmudenaar (1879-1931) | 1907 | | pagina 1