11
I'.ene goede hoeveelheid gemengd slalmcxl. 3,0000 k. por
hectaar-is dus hoogstens aan te bevelen: stalmest geeft niet
alleen de noodige voedende bestanddeelen, hij verschaft ook
humus en maakt den grond doordringbaar voor lucht en warmte. De
stalmest zal zooveel mogelijk vóór den winter toegediend worden.
Hoe rijker de stalmest is hoe beter, daarom ook zal men zooveel als
't zijn kan den beulen mest voorbehouden. In sommige streken ge
bruikt men oliezaadkoeken om de hop te bemesten: zoo bekomt men
fijne en geurige hop. Het is dusvolgens langs dien kant ook
wenschclijk de huisdieren krachtig te voederen en daartoe gezonde
voederkoeken te gebruiken wil men besten stalmest bekomen en
dezelfde voordooien genieten die liet gebruik van koeken als mest
stoffen verschaft.
Indien de hoptelcr over geenc voldoende hoeveelheid stalmest
beschikt, dan zal hij met voordeel zijne toevlucht nemen tot com
post of mengmensl die samengesteld werd uit allerlei plantaardigen
afval zooals onkruid, kaf, bladeren, vagelingen, hopranken, enz. Dit
mengmest nu en dan eens begoten met ale en omgezet is uiterst
goed geschikt om de hop te bemesten vooral als men er 1000 k. kalk,
iiC0 k. ijzerslakken en 600 k. kaïnietvoor cenc hectaarbij
mengt. In geval dus stalmest en compost vóór den winter niet kunnen
loegediend worden dan zal men ze vroeg in hel voorjaar inwerken.
Zoo nochtans deze meststoffen totaal ontbreken kan men zich
kunstvellen van organischen aard (guano, bloedmeel enz.) aan
schallen of ook scheikundige vetten gebruiken, alhoewel nochtans
deze meer van pas komen als aanvullende meststoffen. Men onl-
houde zich van uilsluitelijk scheikundige vetten te gebruiken ten
einde te vermijden dat de grond stijf en vast worde. Het teruggeven
van de hopranken aan den grond ware ook een middel om dezen in
goede voorwaarden te behouden en om veel vette te besparen.
Hel is aan tc raden de ale Cn den beir in verscheidene koeren te
gebruiken, zoo bij voorbeeld, vóór en na den winter alsook op het
oogenblik dat de plant in volle groei komt. Laattijdige bemestingen
van snel werkende vetten zijn in ’t algemeen af te keuren daar zij
maar al te veel de ontwikkeling der bladeren bevorderen en door
gaans grove en weinig geprezen bellen voortbrengen. Ale en beir kun
nen vervangen worden door sodanilraat of zwavelzuren ammoniak
die men in kleine hoeveelheid en in twee, drie keeren zal toedienen.
Men zal bemerken dat de meeste vetten die men in de hopteelt
benuttigt vooral stikstofhoudende meststoffen zijn en betrekkelijk
weinig fosfoorzuur en potasch behelzen. Het is nochtans algemeen
bekend dat fosfoorzuur en potasch oenen bijzonderen goeden
invloed uitoefenen op de vruchtonlwikkeling, in andere woorden,
op de hopbellen, alswanneer de stikstof integendeel de plant meer
groeikracht aanzet. Stikstof geeft gewicht, fosfoorzuur en potasch
geven hoedanigheid. Welnu de hopkweeker moet zooveel
mogelijk hel een en hel ander betrachten: daarom ook moet hij
eene gepaste verhouding in zijne meststoffen daarstellen en,