De HODDeurs-tenloonstelling van Gent.
9
Zooals mon weet, heeft in het begin van October 1904, te Gent
eono hopbeurs-tentoonstelling plaats gehad. Bij het sluiten dier
tentoonstelling heeft M. H. Van Laer, bestuurder der brouwerij-
'l'ot daar het verslag. Welnu waaraan behoort die zwakkere
plantengroei te Frelinghien toegeschreven Zonder twijfel was dit
te wijten aan de bemestingswijze van don hopplanter, daar hij niet
gelijk te Belle misbruik gemaakt heeft van stikslofhoudcnde mesten,
zooals chilisalpeler (sodanilraat) en zwavelzure ammoniak. Men
mag immers uil. het oog niet verliezen dat slikstofmest vooral blad-
ontwikkeling te weeg brengt, terwijl phosphaten en potaschzoulen
meer de vruchlvorming bevorderen. Misschien was er ook iets
gelegen aan den aard van den bodem, kleigrond in de omstreken
van Belle en Poperingc is ’t integendeel zand-kleigrond.
Wal de opbrengst betreft, laat ons opmerken dat het niemand
verwonderen moet dat zij, om wille van de mindere vruchten, kleiner
scheen dan te Belle doch wij hebben aan den eigenaar van den
proeftuin nadere opgaven gevraagd tot nog toe hebben wij geen
bescheid gekregen of zij metterdaad maar hall zoo groot was als op
de hoppevelden van Belle, die enkel sedert twee jaar aangelegd
waren.
De zwakke bevruchting was ongetwijfeld hel werk geweest van
enkele mannelijke hoppeplanlen die len alle kante, in de hagen,
groeien in het wilde trouwens ’I is bekend dat de bestuiving door
middel van den wind minstens drie kilometers ver dragen kan. Dat
de Roode on de. Groene Rank (Buvrines) enkele zaden bevatten, en
de Wille echter weinig, de Wolznacher geen, is denkelijk hieraan
gelegen dal de twee eerste variëteiten bloeiden juist op ’i oogenblik
dat de wilde nelelhop (manneken) aan 't sluiven ging dan waren
de slarnperbloemen (in de bellen) dor Wille Rank reeds te vergevor
derd om nog den invloed van stuifmeel te ondergaan. Was de
Wolznacher hop dan reeds aan ’l onluiken van hare slarnperbloemen?
Dil feit dienl door de voornoemde commissie onderzocht te worden.
Dan zouden hare besluiten iets duidelijker kunnen zijn.
Daarenboven het feit dat het proefveld verre achter was voor de
rijpheid, bij de hoptuinen van Belle, strookt geheel met hetgene ons
uit de levensleer der planten bekend is trouwens de bevruchting
van de bellen bevordert de rijpwording er van, die zoo veel te rasser
geschieden zal naar gelang van de grootere hoeveelheid stuifmeel die
op de slarnperbloemen valt.
Eene aanmerking nog I Ons dunkens, schijnt de ambtelijke
onderzoeksraad, niet zonder vooringenomenheid voor de mannelijke
plant, hare werkzaamheden verricht te hebben. Dit is ook de meening
van den opsteller van Petit Journal du Brasseur (7 oct. 1904).
(Veruo/g7) A. D. J.