De waardebepaling der hop. 12 einde). 1Hoeveelheid lupulien. (Vervol/' en Als wc ecne hopbel openen, dan bemerken we aan den voet der vemmen, een geel schitterend stof, dat Lupulien geheeten wordt. Om te kunnen oordcclen over de hoeveelheid van lupulienstof, handelt men als volgt men breekt eene zekere hoeveelheid bellen door in den zin der lengte, derwijze dat men iedere bel in twee gelijke doelen verdeelt en hel inwendige gedeelte derzelve bloot legt. Te dien einde neemt men eenigo volmaakte bellen en men houdt achtereenvolgens, de eene na do andere lusschen den duim on den wijsvinger van elke hand. Men verwijdert nu de twee helften juist in den zin van den graal. Dit gedaan zijnde, brengt men de twee helften der bel samen in de linker hand, terwijl men met de rechter hand, den graat omhoog heffende, denzelfden nauwkeurig onderzoekt. Vermits deze gele stofdeeltjes de bercidingsorganen en de dragers zijn van de lupulienoliën, welke op hare beurt het meerendeel, ja bijna al de nuttige bestanddeelen der hoppe inhou den, zoo is het volstrekt noodig aan hunne hoeveelheid, zoowel als aan hun uitzicht een overwegend belang te hechten. Een vergrootglas is bij machte hier zeer veel nut te stichten bijzonder voorben, dienoggeene voldoende ondervinding hebben opgedaan. 2. Kleur der lupulien. Tengevolge van hare ingewikkelde samenstelling en tijdens de werkzaamheden welke de hoppe ondergaat, loopt de lupulien gevaar, zooals we hooger zegden, zich te wijzigen, van uitzicht te veranderen en van gehalte te verminderen. De lupulienstof wordt bruin, ja rood, onder den invloed eener te hoogo temperatuur, zij verliest haar schoon uitzicht, terwijl van een anderen kant, inwendig, de weeke harsen tot harde harsen vervormen en de laatste overblijsels van geur en fijnheid vervliegen. In gewonen toestand is de lupulien citroengeel. Bij overjarige hoppe is ze rood, ondoorschijnend en rimpelig. Uit de beweegredenen van dit plakkaat blijkt hel dat de Vlaamsche hop. die tol dan toe veel aftrek vond in Engeland, nu ter oorzake der vcrvalsching verwezen was. De Engelschen kochten, voor de eerste maal, hun voorraad aan in andere landen als Oostland, Bruinswijk en Silezië (Duitschland). In deze oorkonde neemt men nog waar dat de Vlaamsche hopoogst verre op de helft van die van alle andere landen berekend werd, zoodat er ruime overschot was voor den uitvoerhandel. (11'orcZf voorlgezel). A De Jaegiier.

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1908 | | pagina 20