Het Hepkeestenkweeken binnen en buiten
den Hopakker.
21
ook meer wêerstand aan de cryptogamische ziekten, dus aan de ver
rotting.
M. Marchal, leeraar aan het Hooger Landbouwgesticht te Gero-
bloers, heeft dit derde voordeel van het ontschorsen daargesteld.
Wij vestigen de aandacht der belanghebbenden op de grocte voor-
deelen en de ontegensprekelijke waarborg' welke het spoedig ont
schorsen der harsboomen oplevert.
De teelt der hopkeesten binnen den tuin, aan het hoofd der kuilen
die inden loop van 't jaar moeten bellen geven is, ons inziens, af te
keuren bet afzonderlijk kweeken van hopkeesten aan kuilen of i i-
gelegde ranken waarvan men geene hopbellen betracht is integen
deel zeer aanbevelingswaardig. Wij keuren de eerste doenwijze af
voor de volgende reden
1° Omdat zij den kuil of hopstronk verzwakt,
2° de ziekten en bet ongedierte aanlokt,
3° het rijp worden verachtert,
4° minderwaardige producten levert.
Ten einde vele keesten te geven wordt de hop gewoonlijk in het
late opengedaan, dus op het oogenblik dat reeds het sap in bewe
ging is gekomen dit zondigt voorzeker tegen de voorschriften der
levensleer ’t zijn overigens de klocksle en de vroegste scheuten die
onder h«t mes bezwijken, juist diegene welke zouden dienen uitge
stoken te worden om de variëteit te verbeteren. Is dit niet gansch
verkeerd handelen
Toch moeten wij bekennen dat het hopkeeslenkweeken een niet
van de hand te wijzen onderneming is, op voorwaarde dat men enkel
keesten betracht maar niet terzelvertijd hop en keesten.
Sinds jaren werden er proefnemingen aangelegd in dien zin en met
den besten uitslag bekroond. Reeds in het jaar 1900 werd er te Smt-
Niklaas, in de tuinen van het plaatselijk Werk van den Akker
eene proef genomen, waarover wij hier dan ook eenige bijzonder
heden willen mededeelen.
Een stuk grond van 170 vierkante meters uitgestrektheid werd met
168 hopstruiken beplant, dus een kuil per vierkanten meter- Welnu in
1901 verschaften die 168 hopkuilen de volgende opbrengsten in
■^Mslsn