I r 46 VI. Halfvleugeligen of snavelinsekten (Hemiptera i. De poppen zijn zoogenoemde ingehulde poppen, waarvan men de lichaamsdeelen. niet of ten minste niet alle, uitwendig kan waarnemen. Sommige soorten verpoppen in den grond, andere omgeven zich met een spinsel, dat los is ofwel een cocon vormt, zooals bijv.de zijdeworm. Andere poppen zijn naakt (dagvlinders) en met draden vastgemaakt aan lakken, stammen, dakpannen, moren, enz. De duur der ontwikkeling is zeer verschillend volgens de soorten en, bij eene zelfde soort, volgens het jaargetijde zoo blijft bijv, het groot koolwitje in den zomer niet langer dan 14 dagen in poppen toestand, ter wijl bij de najaarsgeneralie deze toestand wel S maanden duurt. Gedaanteveranderingen bij de insekten. De insekten ondergaan in hunnen levensloop in 'l algemeen eene reeks gedaanteverwisselingen die hel merkwaardigste van hun le ven uitmaken en waarvan de kennis onontbeerlijk is voor den landbouwer. Inderdaad het jong insekt is ver van te gelijken aan zijne De insekten dezer orde worden halfvleugeligen genoemd omdat bij hel grootste getal soorten het voorste gedeelte der voorvleugels hard is, terwijl het achterste gedeelte, integendeel, vliezig is deze voorvleugels worden daarom halfschilden genoemd. Bij vele soorten nochtans zijn de 4 vleugels gelijk vliezig, terwijl bij nog andere soorten de voorvleugels iets harder en taaier zijn dan de achtervleugels. Bij nog andere soorten ontbreken integendeel de vleugels. De naam van halfvleugeligen is dus niet zeer gelukkig gekozen voor deze orde, doch kan gebruikt worden voor een onderordc. De naam van snavelinsekten is beter gekozen, omdat bij al de soorten, lot deze orde behoorende, de monddeelen tot eenen snavel ot bek, uit ver- schillige leden bestaande, vergroeid zijn. Deze bek of slurf dient om te steken en te zingen en is in de rust gewoonlijk naar onder gebogen en ligt dan tusschen de heupen der poolen, tegen de buikzijde gedrukt. De gedaantewisselingen der snavelinsekten zijn onvolmaakt, ’t is te zeggen dat, zooals bij de reehtvleugeligen, de larven reeds de gedaante van de volkomen insekten hebben, dan noggeene vleugels bezitten. Als zij in den toestand zijn dat zij reeds vleugelstompjes vertoonen, worden zij nymf genoemd. Bij de volgende vervelling bekomt het insekt zijne vleugels en is volmaakt. Eenige soorten dezer orde zijn nuttig, vele zijn zeer scha delijk. De snavelinsekten worden in twee hoofdgroepen verdeeld De half- of ongelijkvleugeligen.

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1910 | | pagina 20