2do vereischte I de rook wegleiden. I c L - 89 B B Q Fig 5. 1 Heeft men den ast voorzien van voldoende luchtgaten, van dubbelen trechter on van trekschouw, dan kan er een felle lucht stroom bestaan doch daartoe moet de lucht ook in beweging gesteld worden door middel van 't vuur. Om de lucht te verwarmen en gedurig op te jagen, gebruikt de Belgische en Engelsche hopplanter het meest opene vuringen Wel is waar benuttigt men, met zulke vuring, het best al de warmte, welke de brandstoffen vóórtbrengen, dewijl omtrent al de hitte door de laag hop trekken moet. Evenwel, zooals wij het ver klaarden (zie V), niet alleen de warmte maar ook al de verbran dingsgassen trekken door de laag hop en zetten aan de bellen of knops een slechten geur af zoo is de kwaliteit beschadigd. Deze beschadiging (zoo merkt M. Leplae aan) is zooveel te grooter daar de hop meer in zweet is. 't is te zeggen dat de luchtstroom flauwer is. De bijgaande afbeelding (fig. 6) laat ons goed het maaksel zien van Dezelfde werking verkrijgt men door het plaatsen van eenc smalle ijzeren buis (5 tot 10 cm. doorsnede), die in de vuring haren oorsprong neemt, en recht door de plaat lot in het bovenste van het dak rijst. Langs deze buis zal een klein ge deelte der hitte opstijgen, en de warmte verschaffen die noodig is om de vochtige en verkoelde lucht (die door de laag hop is opgegaan) tot de bovenste opening te. doen rijzen. Deze buis is, op fig 4, door middel der puntlijnen verbeeld, en aan geduid door de letter ADe plaats waar deze buis door de plaat B dringt, is voor zien van een houten band E, zoodal de hop de buis niet aanraken kan. De ope- ningen om koude lucht in te laten, zijn aangeduid door G en zijn ten getalle van 4, in de vier hoeken der verwarmingskamer gemaakt. Deze schikking der luchigaten is de beste om den ast op eene gelijk matige manier te doen drogen (1). (1) Zie ook l.eplae. Contrib. étude du houblou, p. 62 Leplae, de hop en hare bereiding, bl 11. Dit stelsel vindt ge toegepast op den ast van G. Verdonck. te Vlamertinghe.

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1911 | | pagina 29