3
De studiekring nanet zich hoofdzakelijk met vakonderwijs onledig
houden. Nochtans kan hij zich zeer verdienstelijk bezig houden met
het inrichten van bonden van landbouwbelang. Dit is zelfs onder
meer dan één opzicht, wenschelijk. Vooreest er zijn eigenlijk meer
werkers te kort dan personen die de landbouwwetenschap kennen
een werkzaam lid zal in eene landelijke gemeente meer goed stich
ten dan 10 geleerde personen die onwerkzaam blijven. Overigens
zien wij bet landbouwonderwijs op den buiten door de Staatsland-
bouwkundigen en de landbouwmaatschappijen onder zoovele ver-
schillige vormen verspreid dat men genegen is zich af te vragen of
een studiekring die uitsluitelijk het geven van dit onderwijs ten doel
heeft, nog reden van bestaan telt Wat er ook van zij, dikwijls is
men verwonderd te bestatigen dat het landbouwonderwijs in zekere
plaatsen geene voldoende uitslagen geeft.
Wij kunnen daarop wijzen dat daar waar het ui’geworpen zaad
niet kiemt, ofwel de grond niet genoegzaam gereed gemaakt is ofwel
de noodige voorwaarden tot de kieming van het zaad niet verwezen
lijkt zijn. Inderdaad, hoe dikwijls gebeurt het niet, wij spreken
altijd voor zekere streken, dat de voordrachlgever bij zijne aan
komst in eene plaatselijkheid slechts eenlge toehoorders, onbedui
dend in getal en hoedanigheid, vindt Het zaad dat hij uitwerpt valt
op de haan en is door de vogels des hemels verslonden. Kleingeesti
ge oneenigheden laakbare vooroordeelen doen soms het zaad tus-
schen de struiken en doornen vallen die weldra de voortgebrachte
plantjes zullen verstikken. Dikwijls ook, en het is waarschijnlijk het
meest voorkomend geval, zal het zaad, in eenen goeden grond nêer-
gelegd, niet kiemen omdat er noch aanmoediging, noch opoffering
noch ndervinding voor handen zijn. De tegenwoordigheid van
eenen bewamen en verkleefden werker zou dit kwaad te keer gaan
hij zou de noodige maatregelen nemen om den voordrachtgever een
uitgekozen publiek te bezorgen met de noodige omzichtigheid zal
hij er weldra In slagen de bestaande moeilijkheden te doen verdwij
nen, en eerst iedereen naar de voordrachten, later naar de inrichtin
gen te trekken door zijn initiatief en geest van opoffering moet hij
zorgvuldig waken dat het goede woood niet verloren ga maar dat
het den geest van samenwerking onder alle vormen, uitlokke en ver-
sterke. De vorming van die spillen van die bekwame, ver
kleefde, werkzame aanvoeders is het hoofddoel, gelooven wij, van
eenen landbouwstudiekring.
De studiekring zal vooreest zijne leden in staat stellen de voor
naamste punten van den landbouw te kennen en te doorgronden,
wel zorgdragende nochtans eene bijzondere aandacht aan de vraag-