i
I
-
27
I
fe nabaal, hebben daardoor de Poperingsche hopboeren een
zeer geringen hopoogst' opgedaan, dewijl de hop, vooral uit
oorzaak van zwarten roetdauw en witte schimmelziekte, door
het zeeklimaat bevorderd, niet knoppen kon. Luide lieten de
Poperingsche hopplanters hunne jammerklachten hooren over
het mislukken van den hopoogst, zoodat de overheden hunne
oogen toeloken en de hopplanters toelieten sluiksewijze man
nekens bij of in de hoptuinen te- planten.
Anderzijds heeft de Prefekt van het Noord Departement in
1903 ook een besluit uitgevaardigd, waardoor hij het uitroeien
van de mannelijke en van de wilde hopplanten voorschreef.
Dit besluit echter verwekte bij de hopboeren van Boeschepe
en omstreken zooveel verbittering dat de Prefectuur afzag van
de toepassing, en integendeel eene onderzoekscommissie instel
de, die voor opdracht kreeg de vermoedelijke gevolgen van het
uitroeien der mannelijke hopplanten na te vorschen.
Uit het zaakrijk verslag van den heer Ducloux, bestuurder
der landbouwdiensten van het Noord-Departement, bleek dat
het uitroeien der mannekens de opbrengst op ten minste de
helft brengen zou, doch dat twee mannekens per hectaar in
ruime maat zouden voldoen om een goeden hopoogst, zoo voor
hoeveelheid als voor hoedanigheid, op te doen.
Intusschen hebben voorname plant- en scheikundigen het
netelig vraagstuk van de bestuiving en van de bevruchting der
hop, gedurende jaren op jaren bestudeerd niet alleen in Bel
gië en Frankrijk maar overal in Duitschland, Engeland en
Amerika.
Zoo kwam de befaamde landbouwleeraar Fruwirth tot een
besluit, dat de onderstelling van Prof. Damseaux vlak tegeno
verstond voor de Saazer, Auschaër en Hallertauër hop,
bevatten de zaadrijke hopbellen niet minder lupuline dan de
zaadlooze bellen doch de brouwer aanvaardt de daaruitvol-
gende vermeerdering van ballast niet
In Engeland vooral hebben de landbouwleeraars van het
South Eastern Agricultural College te Wye door jarenlange
nauwkeurige proefnemingen onderzocht of hel aanplanten van
mannekes voordeel of nadeel teweeg bracht op de hoeveelheid
en de hoedanigheid van den hopoogst, althans in Engeland.
Wat de deskundigen Howard, Amos. Salmon, en Wormaid
waargenomen hebben, kunnen we samenvatten als volgt 1° het
critisch tijdperk van den bloei wordt snel bevorderd, en de
bellen groeien wel uil 2° de opbrengst is aanzienlijke)- 3° de
hopbellen weerstaan beter aan de. cryplogamische ziekten
(zwarten roetdauw en witte schimmelziekte), die zich zeer ge-