I I I f r31 Fig. 5. Hoptnin op ijzerdraadleiding k a) een enkele mannelijke hopplant per hoptuin of hommel- hof van ten minste 1200 persen of 1200 opgaande draden b) twee mannelijke hopplanten per hommelhof van ten min ste 2700 opgaande draden c) drie mannelijke hopplanten per hommelhof van ten min ste 4'000 opgaande draden d) vier mannelijke hopplanten per hommelhof van ten min ste 0000 opgaande- draden. (Art. 4). 2° ir.t.l/Z moeten de mannekens staan in den hommelhof De Regeering heeft hier eene schikking aangenomen, volgens de manier der Engelsche hopboeren om hun mannekens te planten. Van af den t October 1926 mogen de mannelijke hopplan ten in de streek van Poperinghe alleenlijk staan op de buiten ste >ij leiddraden of persen van het hommelhof, langs den Zuidkant, den Westkant of den Zuid-Westkant van den hom melhof. Die mannekens mogen maar aan één slaak of aan één op- gaanden leiddraad vastgemaakt worden dus geen twee dra den voor eenen blok mannelijke hop. (Art. 5). 3° Mogen er mannelijke planten slaan BUITEN het hom- melhof .Veen, voor het Land van Poperinghe zijn verboden de man nelijke hopplanten buiten het hommelhof gelijk in geheel Bel gië. (Art. 1 en 5). 4° Wat verslaat men door buitenste rij van een hommelhof

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1928 | | pagina 19