4 .V 4 7 7 Fig. 2 Fig. 3 Fig. 3 verbeeldt vijf graten van onbevruchte hopbellen. Dat het zaadgehalte der hop fel verminderd is, ja even laag is geworden als in vreemde hop, is voldoende gekend. Terwijl vóór 1931 het zaadgehalte 15 tot 20 bedroeg, is het thans gevallen op 0,5 lot 2% Waarlijk een merkwaardige ommekeer. Ton tweede kan men do verbetering der hop onderzoeken in betrek mot hare brouwwaarde. De graat in 't midden van fig. 1 is die cener hopbel waarvan het bovenste deel niet bevrucht werd. De andere graten zijn van bevruchte hopbellen. De graat in ’t midden van flg. 2 is die van eene onbevruchte hopbel, terwijl do andere van bevruchte hopbellen zijn. Gelijk wie bemerkt dat de bevruchting van de hop, aller- nadeoligste gevolgen heeftde graat verlengt, wordt veel dikker en zwaarder en de kwaliteit der hop gaat voor een groot deel verloren.

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1934 | | pagina 11