3
i
1) . Dat eon minder krachtige motor noodig is, waardoor de
machine gocdkooper kan zijn
2) . Dal per minuut minder vloeistof wordt verspoten, zoodat
er, vooral als minder geroutineerde sproeiers aan het werk zijn,
geen groote hoeveelheden vloeistof verloren gaan.
De capaciteit van de pomp, d. w. z. de hoeveelheid vloeistof,
welke do pomp per minuut kan geven, moot niet veel grooter
zijn dan er, als beide sproeilansen in werking zijn, verspoten
wordt. Vloeistof, welke de sproeilansen niet kunnen verwerken,
wordt teruggepompt naar het reservoir en dat kost noodeloos
benzine. De kracht van den motor moet een zoodanige zijn, dat
de druk niet vermindert als beide kranen geopend zijn. Er moet
eene goede verhouding zijn tusschen de kracht van den motor
en de capaciteit van de pomp. Bij eene goede verhouding kun
nen sproeimachines van respectievelijk 16, 12, 6, 4 en 2 P. K.,
respectievelijk ongeveer 100, S0, 60, 45 en 25 1. per minuut geven.
Do druk, waaronder deze hoeveelheden verspoten worden, loopt
af van 25 tot 20 athm.
Aan de sproeiopening wordt nog vaak geen aandacht besteed.
Bij een iels grooter sproeiopening wordt direct meer vloeistof
verbruikt. Bij sproeigeweren kan de sproeiopening gewijzigd
worden, er worden plaatjes mot kleinere en grootere gaatjes
bijgeleverd welke in het mondstuk passen.
Een sproeigeweer met eene opening van 4/6-1 duim kan per
minuut 10 1. vloeistof doorlaten, bij eene opening van 5/64 duim
is de hoeveelheid 22 liter.
Dc motor, welke de pomp in beweging brengt, kan een twee-
takt- of een vierlaktmotor zijn. De eerste maakt tamelijk veel
lawaai wal sommigen vervelend vindeneen groot bezwaar is
het echter niet. Het toerental (aantal omwentelingen per minuut)
is bij de tweelaktmotoren hoog, veel hooger dan bij de viertakt-
motoren. Een gevolg hiervan, kan een grootere slijtage zijn
veel hangt echter af van een goede constructie (hardheid der
gebruikte metalen, smeering enz..).
Vrijwel alle sproeimachines zijn voorzien van een plunfer
(zuiff) pomp. Deze blijken, mits zuigers en cylinders van on
aantastbaar materiaal zijn gemaakt, goed te voldoen.
Eenvoudiger lijkt een centrifuffaalpomp, welke direct op de
as van den motor gekoppeld kan zijn een min of meer inge
wikkelde overbrenging van motor op pomp kan vermeden worden,
terugvoering van de vloeistof bij sluiting van kranen of als meer
vloeistof aangevoerd wordt dan verspoten kan worden, is niet
noodig, daar de vloeistof in de cenlrifugaalpomp blijft circuleeren
en er ge, n aanzuiging plaats heeft wanneer niet tegelijkertijd
vloeistof W' ggeperst kan worden.
Om den Imogen druk (20 athm. en meer) te bereiken, is een
vrij ingewikkelde cenlrifugaalpomp noodig. In een dergelijke pomp
zijn vele zier snel draaiende doelen aanwezig; de sleet is groot.
Do levensduur van de cenlrifugaalpomp is doorgaans kleiner dan
van de plunferpompen, De bezwaren zijn niet denkbeeldig geblc-