3 i 1) . Dat eon minder krachtige motor noodig is, waardoor de machine gocdkooper kan zijn 2) . Dal per minuut minder vloeistof wordt verspoten, zoodat er, vooral als minder geroutineerde sproeiers aan het werk zijn, geen groote hoeveelheden vloeistof verloren gaan. De capaciteit van de pomp, d. w. z. de hoeveelheid vloeistof, welke do pomp per minuut kan geven, moot niet veel grooter zijn dan er, als beide sproeilansen in werking zijn, verspoten wordt. Vloeistof, welke de sproeilansen niet kunnen verwerken, wordt teruggepompt naar het reservoir en dat kost noodeloos benzine. De kracht van den motor moet een zoodanige zijn, dat de druk niet vermindert als beide kranen geopend zijn. Er moet eene goede verhouding zijn tusschen de kracht van den motor en de capaciteit van de pomp. Bij eene goede verhouding kun nen sproeimachines van respectievelijk 16, 12, 6, 4 en 2 P. K., respectievelijk ongeveer 100, S0, 60, 45 en 25 1. per minuut geven. Do druk, waaronder deze hoeveelheden verspoten worden, loopt af van 25 tot 20 athm. Aan de sproeiopening wordt nog vaak geen aandacht besteed. Bij een iels grooter sproeiopening wordt direct meer vloeistof verbruikt. Bij sproeigeweren kan de sproeiopening gewijzigd worden, er worden plaatjes mot kleinere en grootere gaatjes bijgeleverd welke in het mondstuk passen. Een sproeigeweer met eene opening van 4/6-1 duim kan per minuut 10 1. vloeistof doorlaten, bij eene opening van 5/64 duim is de hoeveelheid 22 liter. Dc motor, welke de pomp in beweging brengt, kan een twee- takt- of een vierlaktmotor zijn. De eerste maakt tamelijk veel lawaai wal sommigen vervelend vindeneen groot bezwaar is het echter niet. Het toerental (aantal omwentelingen per minuut) is bij de tweelaktmotoren hoog, veel hooger dan bij de viertakt- motoren. Een gevolg hiervan, kan een grootere slijtage zijn veel hangt echter af van een goede constructie (hardheid der gebruikte metalen, smeering enz..). Vrijwel alle sproeimachines zijn voorzien van een plunfer (zuiff) pomp. Deze blijken, mits zuigers en cylinders van on aantastbaar materiaal zijn gemaakt, goed te voldoen. Eenvoudiger lijkt een centrifuffaalpomp, welke direct op de as van den motor gekoppeld kan zijn een min of meer inge wikkelde overbrenging van motor op pomp kan vermeden worden, terugvoering van de vloeistof bij sluiting van kranen of als meer vloeistof aangevoerd wordt dan verspoten kan worden, is niet noodig, daar de vloeistof in de cenlrifugaalpomp blijft circuleeren en er ge, n aanzuiging plaats heeft wanneer niet tegelijkertijd vloeistof W' ggeperst kan worden. Om den Imogen druk (20 athm. en meer) te bereiken, is een vrij ingewikkelde cenlrifugaalpomp noodig. In een dergelijke pomp zijn vele zier snel draaiende doelen aanwezig; de sleet is groot. Do levensduur van de cenlrifugaalpomp is doorgaans kleiner dan van de plunferpompen, De bezwaren zijn niet denkbeeldig geblc-

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1934 | | pagina 3