goede omstandigheden ploegen en be- 19 4) De struktuur van de grond in goede toestand honden. Als de struktuur niet in orde is kan men nooit met zekerheid bemesten In het voorjaar diep werken, rijkelijk voorzien in vijf jaar en m van humus. Ik geef ongeveer vier maal stalmest 2) Niet te weelderig doen groeien of platleggen spelen hier een 5) Het kappen der scheerranken. In dit stadium van de groei past zeker de spreuk van mijn rader Hommel moet groeien en bloeien terzelf- dertijd». Op dit tijdstip tracht ik ze geweldig te doen groeien, zodat men kan scheerranken kappen De manier van scheerranken kappen is een punt van groot belang. Ik snoei zoveel mogelijk op 2-3 ogen of letten, vanaf het ogenblik dat het mogelijk is en niet b.v. als er 5-6-7 letten ge in het begin. Het snijden, het afleggen rol. Schuine opleiding is aan te bevelen. 1) De nieuwe wijze van aanplanten is zeer bevorderlijk om sterfbellen te voorkomen t.t.z. 2 draden boven, rijenafstand 2,75 m. Zo bekomt men veel zon, lucht en licht. Deze wijze voorkomt het zogezegd ver smachten van de bellen, wat men juist zeer veel bij het te zwaar en weel derig gewas ontwaart Aangaande de belichting wd ik hier het volgende aanhalen. Een Amerikaanse dame. Miss Montgommery, een landbouwkundige die bij mij op stage was, heeft gedurende de maand die ze bij mij doorbracht, op aanvraag van Prof. Isebaert, veel vaststellingen gedaan met de lichtmeter. Ze was ten andere zeer goed uitgerust om foto’s te nemen. Bij tal van opmetingen, b.v. om de drie uren op een zelfde dag en in mijn verschil lende velden, was de uitslag omzeggens altijd 15 tot 20 meer licht m de velden met de nieuwe aanplantingsmcthode. Dit betekent een groot verschil Het is zeker dat het veel gemakkelijker is sterfbellen te voorkomen bij de nieuwe methode van aanplanten. 3) De bemesting moet natuurlijk volledig zijn. De stikstoftoediening moet aangepast worden aan de groei tijdstip van toedienen en hoeveelheid. Hier kan en moet de planter alleen oordelen, volgens navetten, stal mest. Het begin van de toediening en de hoeveelheid stikstof kunnen moeilijk gekoppeld worden aan datums, maar wel aan de stand van het gewas. Dit verandert niet alleenlijk van planter tot planter, maar ook van partij tot partij.

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1957 | | pagina 20