(1) In 1866 besloeg de hopteelt 1348 Ha. 74 bij ons van over 't waeter ’t Land van Dcndcrmonde, van en plukstcrs aan- ganschc benden Vlaandc harmonica voorop, te en den kost. Zekere in W.-Brabant in 1880. 1513 Ha.; in 1910 nog 682 Ha., en in 1925, slechts 141 Ha. (2) De uitbreiding der hopteelt ten nadcele van andere teelten, en het groot getal plukkers dat men te voeden had geeft den uitleg van de spreuk c Als de boeren gedaan hadden met plukken, hadden zij pedaan met eten» (Strijthem) t.t.z. was hun graanoogst op... Geen enkele schooier of landloop» zon het in den pluktijd ge waagd hebben aan de deuren te komen bedelen, want hij werd seffens op de plukbank gezet. De boeren gingen in den loop van den zomer hunne plukkers aan werven deze kregen dan één frank voor den eerder en in de streek van Teralfene, Licdekcrke, bestond het gebruik dat de aangeworvenc plukkers die maar eenige dorpen over den Dender woonden, het recht hadden met hunne dorpskermis, bij den boer hunne vlaaimclk te komen halen. Die menschen hadden logist bij den boer, boeren hadden 30, 50 en meer plukkers (2). ‘s Morgens als het nog donker was, moesten de plukkers eerst de patatten schellen voor het middagmaal. Om 8 uur s morgens kregen ze pap met een snee korenbrood. De pap was de overschot van s avonds te voor. Om 4 uur werden op een groote schotel de boterhammen in de schuur gebracht, leder kreeg ccne tas koffie, ’s Avonds was het botermelk- pap, of pap met brokken die uit de gemeenschappelijke groote nielk- tcil geëten werd. De pap was gemaakt uit botermelk, tarwe en boekweit bloem om de helft, ’s Middags werden de aardappelen ook uit de gemeen schappelijke patattcschotel geëten. l ot vóór een 50 jaar besloeg de hopteelt in West-Brabant een aan- zienlijker oppervlakte dan nu rond de jaren 60 had schier elke groote boer zijn hoplochting, die soms verschillende bunders groot was. Tusschen de jaren 1879-80 was er te Ilckelgcm een landbouwer die 5.000 kuilen hop haden verschillende hadden er tot 3.000. Tegenwoordig heeft er de grootste hopkweeker maar 800 meer. (1) Toen moesten de hopboeren hunne plukkers werven in Vlaanderen, en elk jaar zag men raars en Vlaandcrcssen over komen, met de gen dat de pluktijd daar was. Er kwamen er uit heel de streek die men noemt, van over den Dender, en ook uit Lokcren en van Zele. In Hekelgem noem de men het vrouwvolk de saaicnmutscii, omwille van hun eigenaardig saaien hoofddeksel.

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1957 | | pagina 7