12
scheerrankcn verwijderd zijn geweest, vertoonden
minder gelijkmatige stand, liet duidelijkst was dit
waarvan
een
1944 Temperatuur over het geheel genomen, normaal (echter te koud in
april en mei)
Neerslag meer dan voldoende (te nat in juni en juli)
Ziekten en dierl. beschadigingen
1945 Temperatuur boven de nonnen (uitgezonderd in de maand augustus)
Neerslagmeestal aan de lage kant (bijzonder in juli)
Ziekten en dierl. beschadigingen
1946 Temperatuur boven de normen (vooral in mei en juli)
Neerslag in ’t geheel, meer dan voldoende ongelijkmatig verdeeld
(te droog in april, mei en augustus stortbuien in juli)
Ziekten en dierl. beschadigingen bellen aangetast door Peronospora
1947 Temperatuurmaandelijkse gemiddelden sterk boven de normen
Neerslagieder maand, groot tekort aan wateruitgesproken droog
jaar
Ziekten
m april, juli en aug.)
en dierl. beschadigingen rode spin (Kupfcrbrand)
194S Temperatuur: globaal gezien, ietwat boxen de normen (te warm in
april en mei te koud in juli)
Neerslag overvloedig, vooral in de maanden mei en juni
Ziekten en dierl. beschadigingen bellen aangetast door Peronospora
1949 Temperatuur: idem als in 1948 (hoofdzakelijk in april en juli; koel
weder in juni)
Neerslag te gering, behalve in mei (zeer droog
Ziekten en dierl. beschadigingen
De planten die vroegtijdig afgesneden werden of waarvan de blade
ren en schccrrankcn verwijderd zijn geweest, vertoonden een zwakkere
groei en een minder gelijkmatige stand. Het duidelijkst was dit \oor de
percelen op 1 m hoogte afgesneden. Ziekten of dierlijke beschadigingen
traden maar weinig op, zelfs in gunstige perioden, omdat de bespuitingen
zeer regelmatig en nauwkeurig gebeurden. De proeven ondervonden dus
hiervan geen hinder en de uitslagen mogen als betrouwbaar worden aan
vaard. Alleen proef II werd, in het jaar 1946, wat sterker door Peronospora
(plaag) aangetast, verschijnsel dat echter tot uiting kwam op al de per
celen van de proef. De rode spin richtte daarentegen, in 1945 en vooral
in het zeer droog jaar 1947, lichte tot middelmatige schade aan in de per
celen van proef I, met dien verstande dat de vier veldjes op 1 m afge
sneden meer dan de vorige aan de aanvallen van de rode spin onderhevig
waren. Zwakkere planten weten er immers meer van dan een normaal