l ml en laat in de avond wordt de Bierkoningin gehuldigd. 15 men voor een periode van vijf jaar in uitgedrukt en de hogere rendementen van 1946 en 1948 (vochtige jaren) wezen dui delijk aan dat zi| door de weersgesteldheden werden teweeggebracht. Pas op de tweede plaats komt de invloed van de bemesting. Bij voldoende neerslag en in proef I (Ilofter), werd b.v. opgemerkt dat, tengevolge van de zwaardere bemestingen, de opbrengsten hoger lagen dan in Hull. In 1947 daarentegen, bleef de oogst te Huil niet ten achter bij deze van proef I en, in 1945, werd op de vergelijkbare percelen van Hull, die in dat jaar geen bemesting ontvingen, meer geoogst dan op de goed verzorgde velden van proef I. De behandelingen 5-7 (alleen in proef II) hebben aangetoond dat een 50 %-overbemestmg de schadelijke gevolgen van het vroegtijdig af snijden van de ranken op 3 m hoogte in menige jaren kan ondervangen, zodat de oogst van de aldus behandelde percelen niet voor de andere moest onderdoen. Dit bleek namelijk in de jaren 1946 en 1948, die voor de maanden april t.c.m. augustus de hoogste neerslagen enregistreerden met respectievelijk 478.1 en 516.2 mm. Gedurende ongunstige zomers echter, kan een overbemesting tot tegenovergestelde resultaten voeren. Daarenboven moet men nog met de supplementaire kosten van een over bemesting rekenen. Zo zijn in het zeer droog jaar 1947 de opbrengsten van de percelen 5 en 6, die een overbemesting genoten, tegenover de in aanmerking komende velden 1 en 3 achteruitgebleven. Globaal genomen, bekwam volgende opbrengst verminderingen

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1958 | | pagina 16