97 is genoodzaakt de zieke i een zijrank ter vervan- en blijft met zijn mycelium ontwikkelt zich onmiddellijk naar binnen in de jeugdige stengel die door uitputting aan sap sterk zijn groeikracht verliest. De jonge scheut blijft klein, ineengekrompen, met aan 't uiteinde de bladeren op elkaar en meestal naar onder gekruld. Aan de onderzijde van de verschrompelde blaadjes ziet men alras een grijs zwart net die de ontelbare massa sporenzakjes vormt. De donkere kleur komt van het zwart omhulsel der zomersporen en het krullen van de bladeren is alleen het feit van het sap-wegzui- gen door 't mycelium, juist als bij aantasting van zuigende insekten. Een zieke rank is van ver te herkennen door zijn lichtgroene, gele kleur. De afstand tussen de knoppen is kleiner dan bij een gezonde stengel, zodat de bladeren abnormaal geplaatst zijn en op een hutje schijnen te staan. Zij vertonen op de onderzijde de bekende schimmel en rollen zich op naar onder. De rank verliest zijn gewone veerkracht uiteinde los van de leiddraad hangen. De top is in de onmogelijk heid zich verder te ontwikkelen en men i rank tot het gezonde deel af te snijden en ging op te leiden. De zieke zijranken vertonen dezelfde verschijnselen als aan getaste jonge scheuten of hoofdranken, namelijk verkorte afstanden tussen de knoppen met opgekrulde, tegen elkaar gedrukte bladeren aan het uiteinde., De top wordt bruin en de groei houdt op. leder hopkweker kent trouwens zeer goed dit verspreide beeld van plaagaantasting, het paraplutje genaamd. De besmetting komt hier zowel van binnen als van buiten en is namelijk te wijten, hetzij aan de groei van het mycelium uit de hoofdrank naar de zijrank, hetzij aan de ontwikkeling van zo mersporen. Deze kunnen de zijrank reeds aantasten wanneer deze zich nog in het jong knopstadium bevindt en slechts 1 a 2 cm lang is. Zulke aangetaste zijrank is volledig verloren. De oogst kan bij dergehjke gevallen fel geslonken worden, want bij elke aantasting van een zijrank is verlies aan opbrengst verbonden. Ook de bloeisels die zich ontwikkelen in de oksels van de bladeren, namelijk op plaatsen waar water en vochtigheid zich ge makkelijk vasthouden, zijn aan de gevaren van Peronospora ern stig blootgesteld. Het tedere bloeisel is zeer gevoelig en zodra een mycelium

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1958 | | pagina 58