Bedrijfsstructuren Door de gunstige weersomstandigheden gedurende het voorjaar konden alle voorjaarswerken in de beste voorwaarden verlopen. Gezien het feit dat er in het begin van de groeiperiode voldoende neerslag en zonneschijn aanwezig was, kenden de jonge hopplanten een zeer vlugge ontwikkeling, hetgeen het beste liet verhopen. Gedurende de maand juli tot en met de eerste helft van de maand augustus lag de neerslag ver onder het normale, terwijl de uren zon overvloedig aanwezig waren, zodat op dat ogenblik wel werd gevreesd voor een ietwat negatieve invloed op rijkheid aan Alpha- zuren, hetgeen zich dan ook achteraf bevestigde zoals wij verder zullen zien. Samenvattend kan gezegd: Het groeiseizoen begon met weinig regen doch veel zon. De planten groeiden snel en verloren geen seconde. De planters deden wat zij konden. Gevolg: rijke bellenzegen, doch geen centenregen. Waar in 1981 een lichte stijging van 3,9502 ha kon genoteerd worden evenals 2 nieuwe hopplanters, moet nu in 1982 een achteruitgang worden vastgesteld van 8,4606 ha kadastrale oppervlakte of 7,8121 ha netto oppervlakte, zodat wij momenteel nog beschikken over 168,213^1 ha netto oppervlakte, waarvan 109,3628 ha in Brabant en 58,8503 ha in Oóst-Vlaanderen. Deze oppervlakte wordt bewerkt door 4-3 planters uit Brabant en 21 planters uit Oost-Vlaanderen, hetgeen een achteruitgang aangeeft van 3 planters in vergelijking met vorig jaar (zie tabel II). Uit tabel II leren wij ook dat het gewest Asse-Aalst wil blijven wat het altijd is geweest: 'Klein maar fijn'. Het procent aromarassen blijft nu alle jaren constant draaien rond de 60 van de totale oppervlakte. 11

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1983 | | pagina 12