EEN WOORDJE GESCHIEDENIS OVER DE IJZERTOREN
EN DE BEDEVAARTEN
minderwaardige, de paria, de achtervolgde, de
dachte, de gestrafte.
ORGANISATIE
ver-
zoveel schoonheid en heiden
voor de Vlaamse gemeen
de veldtocht 1914-1918 voor den Vlaamsen
van een dubbel lijden zijn lijden
van ontberingen, zijn lijden naar
de ziel omdat hij Vlaming was, de
Het werd uitgebouwd tot een belijdenis
van vrijheidszin en Vlaamse trots, tot een
verbroedering onder de volkeren, tot een
den oorlog.
ZIJN ONT STAAN
Door de wijze van werven bij middel van een loterij-
stelsel met de mogelijkheid van het kopen van plaats
vervangers, bestond het Belgisch leger bijna uitsluitend
uit jongens uit de minder gegoede standen, een leger van
armen». Door de snelle bezetting van Wallonië, door
een gemakkelijker uitwijking van de Vlamingen, door
het onbezet blijven van een strook Vlaamse grond ver
hoogde het percentage Vlamingen in het leger derwijze
dat in 1917 de Eerste-'Minister, Baron de Broqueville,
een verhouding van 67 ten honderd Vlamingen toegaf,
en dat later de proportie van 80 ten honderd Vlamin
gen nooit ernstig betwist werd.
Deze Vlaamse Jongens, in de omstandigheden wan
neer ten overstaan van het doodsgevaar de innige band
tussen officier en soldaat onontbeerlijk is, werden aange
voerd door officieren en zelfs door onderofficieren, die
hun taal niet machtig waren. Zó werd het grote offer
van de Vlaamse jongens verhoogd omdat er sneuvelden
terwijl z'j de bevelen van de oversten niet begrepen,
terwijl zij bij hun verpleging geen geneesheren hadden
die hen verstonden; omdat zij voor de krijgsraden ver
schenen, terwijl de overheid hun bedenkingen en uit
drukkingen verkeerd verklaarde hetgeen aanleiding gaf
tot het feit dat in 1915, op 3.000 gevangenen er onge
veer 2.500 niet plichtig waren (genomen uit een ver
slag); omdat kransen, gekocht met de karige soldij voor
het graf van wapenbroeders geweigerd werden daar
het opschrift in het Vlaams was; omdat de veiligheids
dienst van den staat Vlaamsgezind als Duitsgezind be
stempelde.
De heer L. Moeyersoen vertelt in zijn werk over
Prosper ’Poüllet, dat toen deze vernam door zijn Vlaamse
collega’s Van de Vijvere en Helléputte, onder welke
ongehoorde mistoestanden de Vlaamse soldaden te
lijden hadden, zekere feiten zo brutaal waren dat Poul-
let ze moeilijk kon geloven.
Wie de Vlaamse interpellatie van de drie Van’s
(Van de Vijvere, Van de Perre, Van Cauwelaert) in
Mei 1919 over de taaltoestanden in het leger en over
de behandeling van de Vlaamse soldaten herleest, kan
slechts hoofdschuddend die brutaliteiten met moeite
geloven.
Zo was
jongen de pijniging
naar het lichaam in tal
den geest en
Wat bleef er over in de hand van de meeste Belgi-
van de geestdriftige oproep van
Vlamingen, gedenkt den slag der
Op het grondgebied van de gemeente Kaaskerke,
tegenover het puin van de beruchte Minoterie van
waaruit de Duitsers den sector en het loopgravennet
der eerste lijn beheersten en waar de loopgraven van
den vijand slechts op een steenworp van de Belgische
verwijderd waren, zodanig was de Ijzer aangevuld, op
dit grondgebied, waar zovelen sneuvelden en nog zo-
velen gekwetst werden, waar duizenden zwoegden,
streden en moedig bereid stonden voor het hoogste offer,
op dat scharnierpunt van 'het Belgisch oorlogsfront ver
rees het symbolisch kruis van Heldenhulde.
Want de IJzertoren was een gedenkteken uit piëteit en
als blijk van hulde opgericht aan de gesneuvelden; en
getuigend voor het bloedig offer van Vlaanderens
schoonste zonen droeg dit monument naar de vier wind
streken de sterkende wilskracht van hun offer Alles
voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus.
A
V V K
V
oproep voor
vloek aan
sche gezagvoerders
Koning Albert I
Gulden Sporen
De heer Van de Vijvere zei in 1919, in zijn inter
pellatie
ik ben overtuigd dat niet één leger, langen tijd onder
de wapenen staande, een taalregiem zou uithouden dat
zich kant tegen de natuurlijke en instinctieve neigingen
van «achttienden der soldaten...».
Op het graf van een Vlaams soldaat werd een krans
met Vlaams opschrift geweigerd; op de graven erkende
de officiële overheid enkel franse teksten, ook op de
graven van de Vlaamse jongens. Elke plechtigheid trou
wens was frans wat de overheid betrof; later werd er
wat armzalige vertaling bijgelapt. Toch stond voor de
Vlaamse soldaten rotsvast de rangorde van hun liefde
geschreven in het Limburgs Studentenbladje, waarin
Priester Vander Meulen, in 1917 voorhield: «Wat
Duitsland aan het Vlaamse volk deed, kunnen wij niet
vergeten maar Vlaming zijn wij door de natuur en
van ‘Godswege, Belg zijn wij door een politiek verband.
Wij zijn eerst Vlaming en dan Belg. Waar hoofdbelan
gen van de Belgische natie het vergen, willen wij voor
zeker bijkomende Vlaamse belangen slachtofferen; doch
moest het blijken dat onze levensbelangen als Vlaming
niet overeen te brengen zijn met het Belgisch belang,
dan zou ons Vlaams belang voorgaan...
Een logische, klare gedragslijn
De Vlamingen streden voor de Belgische hoofdbelan
gen, zagen lang bijkomende Vlaamse belangen over het
hoofd tot dat stilaan bij velen de overtuiging hoe langer
hoe vaster grond kreeg, dat spijts alle offers, de
levensbelangen van de Vlamingen eveneens hoe langer
hoe ellendiger betwist werden.
Op een morgen in 1917 stond in bloedrode letters
op een arduinen steen bij de kerk van Merckem, de
wekroep (Hier ons bloed, wanneer ons recht
Heel de rechtstoestand van het leger kon in dezen
zin samengevat worden Met het Frans alleen werd
men generaal; met het Vlaams alleen werd men geen
korporaal.
Er groeide in de ziel van den Vlaamsen soldaat een
vaste overtuiging en een besliste bewustwording; in het
aanschijn van den dood bezonk deze vaststelling tot
geestelijke kracht en tot wekroep voor de daad.
Toen werd alle geestelijk leven uit den boze en werd
alle Vlaams werk verboden of onmogelijk gemaakt
door de legeroverheid. Vlaamse liederen werden op
standig geheten; Vlaamse bladen stonden onder een
partijdige strenge censuur; Vlaamse bibliotheken wer
den onmogelijk gemaakt; Vlaams toneel werd met
moeite toegestaan; Vlaamse intellectuelen werden, ver
bannen; Vlaamse soldaten werden tot in hun graf ver
volgd.
'Maar de Vlaamse gedachte won aan taaiheid en aan
hardnekkigheid; geen macht zou haar nog smachten.
De Vlamingen staken de koppen vaster samen en
eisten steeds luider Vlaamse eenheden, en Vlaams
recht. «Hier ons bloed, wanneer ons recht»
Steeds talrijker sneuvelden de Vlaamse soldaten.
Maar de dichter profetiseerde Hier liggen hun lijken
als zaden in 't zand Hoop op den oogst o Vlaan-
derland
Het aandenken aan
moed moest bewaard worden