NIEUWJAAR
Z. E. B. Deken Moulaert
2
3
DlXmUDE
r
3
III
IV
wat al
I.
II.
f.
I
i.
Gij, dam tegen ’t Duitsch geweld,
Allerlaatste onzer wallen,
Eerst nog reddet ge ons allen
En vielt, heerlijk geveld
Laatst vielt ge den Duitscher in hand.
Mocht men eerst u bevrijden,
Kleine stad in de weiden,
Groot voortaan in heel ’t land.
Cyriel Verschaeve
Als ’t zandeke, waarmee de Heer
Zeeën remt, mocht gij spreken
Verder niet hier te breken
En hier brak ’t Duitsche heer.
Uw vallen, Dixmude, was groot.
Kleine stad in de weiden,
Heel het land gold uw lijden
Het bleef vrij door uw dood.
Op Dinsdag I2n in Nieuwjaarsmaand
igió overleed te Woodford-bridge in Eng
land, Zeer Eerweerde Heer Theophile
Moulaert,die gedurende twintig jaren onze
geestelijke Herder was.
Hij werd geboren te Brugge den l6 Oct.
1844. Priester gewijd den 19 Dec. 1868. Hij
werd opvolgentlijk leeraar aan ’t klein Se
minarie van Rousselaere den 20 Sept. 186g,
Onderpastor op St-Pieters en Pauwels te
Oostende den 28 Aug. 1877, Principaal van
't Bisschoppelijk College te Mouscroen
den i3 Mei 1882 en Pastor-Deken der
christenheid van Dixmude den 17 Juli i8g5.
Met eerbied en dankbaarheid groeten
alle Dixmudelingen dien moedvollen
priester.
Bij ons heeft hij onverpoosd zijn klare
geest, zijn mêeslepende welsprekendheid,
zijn invloedhebbend gezag, met immer on-
vennoeibaren ijver en vriendelijke dienst
willigheid ten nutte gebracht voor het wel
zijn zijner parochianen.
Nopens zijn laatste dagen in Dixmude en
zijn vlucht schreef hij, naar een vriend, het
volgende:
Den Vrijdag 16 October, feestdag van
den GelukzaligenGerardusMagella,om
8 uren heb ik de laatste 'mis gedaan in on-
ze wonderschoone kerk, ’t Was mijn ge-
k boortedag 16 October 1844 Op dien dag
ook zijn de eerste obussen gevallen op
het Ste-Gerardus-gesticht.
Hoe onvoorziens is toch alles geko-
men
Denkende dat er kon gevaar zijn, ik
zond den ig October om 10 ure iemand
«naar den Etat-Major die zat op ’tstad-
’t Is de derde nieuwjaarsdag dien wij
beleefden sedert dat we uit onze Heerd-
steden verjogen. op de vlucht gingen ’t
derde jaar.dat wij, rampzalige slachtoffers
van den oorlog, na een laatstenblik gewor
pen te hebben op onze brandende huizen
en hoven, als bannelingen op den dool
gingen.
In ijzer en staal gepantserd, kwam, als
dief en moordenaar, de duitsche reus op
onze streke af, sloeg met stalen vuist huis
en erve tot gruis, drenkte den grond met
het bloed onzer helden dat de wateren van
den Ijzer rood verfde en zaaide rondom
heen dood en vernieling.
Sedert dien zijn wij vluchtelingen, ban
nelingen.
Wij en hebben ons eigen Dixmudsch le
ven niet meer geleefd, met zijne blijde
vriendenfeesten, zijne concerten en toonee-
len, zijne leerzame avondvergaderingen,
zijne kerstboomen en vermakelijkheden
voor uwe lieve kleinen,zijn zielverheffende
kerkelijke plechtigheden.
Dat alles, en nog veel meer, hebben wij
daar gelaten, om op de vlucht te gaan.
O wat waren ze angstwekkend, dood-
droevig die dagen der vlucht.
Hoe diep aangrijpend was het daar te
zien, zittende doodmoê, langs een gars-
kant, die moeders met hunne weenende
kinders, die afgebeulde ouderlingen of te
zien voorttjolen die gansche wijken te za-
men, niet wetende waar naartoe.
Geen penne zal ooit beschrijven
onmenschelijke ellende er geleden werd
langs die vroeger zoo vreedzame wegen
van ons Veurneambacht.
Maar ware het daarmêe al geweest I
Velen, die gedacht hadden, dat zij nooit
van hun leven zouden moeten ondervinden
hoe bitter het brood der liefdadigheid
smaakt, hebben dat brood,doorweekt met
hunne tranen, voelen kroppen in de keel.
Maar genoeg van al die ijzingswekkende
beelden 1
Onwankelbare hope, onverschrokken
moed en taai geduld hebben de Dixmude
lingen bezield gedurende hun meer dan
tweejarig ballingschap.
En nu,’t isweêrom Kerstdag,’t is nieuw
jaar
En ’t nieuwjaar brengt nieuwe hope mêe.
Ja wij wenschen U allen, Dixmudelin
gen, een gelukuig en zalig nieuwjaar.
Mijn eerste en beste wensch gaat tot on
ze koene jongens van Dixmude die strijden
in de loopgraven.
Mochte God hun vrij waren van kogel en
vier, van ziekte en dood, hun moed en
sterkte geven in den strijd Mochten zij
in den loop van ’t jaar zegevierend Dixmn-
de en de Hoofdstad binnentrekken en ’t
Duitsch gespuis helpen over den Rhyn
jagen. Mochten hunne dierbare ouders die
geliefde zonen zóó naar ziel en lichaam
terugkrijgen lijk of zij hen aan ’t leger ge
schonken hebben.
Mijn wenschen gaan tot u allen oud en
jong, rijk en arm.
’t Geluk dat ik u wensche, dat is in deze
tijden, de gezondheid om voorts met kloe
ken moed door het leven te kunnen gaan.
Dat is behoorlijk voedsel kleedij en
warming voor ouder en kind in deze koude
winterdagen dat is werk en winste om
niet immeraan gedwongen te zijn de hand
uit te steken en op eigen vleugels te kunnen
vliegen.
’t Geluk.dat is dat gij de sperke der hope
op verlossing immeraan zoudt mogen zien
opflakkeren en oplaaien tot de blijde hel
blinkende klaarte der verwezenlijking
onzer wenschen.
’t Geluk, dat is dat wij ons allen, in den
Joop van ’t jaar 1917, in ’t lieve Vaderland,
vrij van vreemde overheersching teDixmu-
de zouden terugvinden.
En naar oude vlaamsche. geplogentheid
voeg ik erbij
Ik wensch u vooral een zalig nieuwjaar
J, Van Ryckeghem
huis, om te vragen indien er gevaar was
voor de kerk en hare schatten, en men
^antwoordde Geenzins! Wij zullen het
strooi uit de kerk wegnemen. Dat de Doken
in zijn kelder blijve
Den dinsdag 20 October om 11 ure zeg-
de mij een officier Restez dans votre
cave, dans 2 ou 3 jours, ce sera fini!
Denzelfden dag, een major loech mij
uit als ik sprak van maatregels te ne
tt men
Eindelijk den Woensdag avond 21 Oct.
om 7 1/2 ure ben ik op bevel van een
fransche officer gevlucht te voete naar
Veurne met vijftien kloosterzusters der
«witte damen en in de. veertig andere
menschen waaronder de familiën Brijs,
Henri Van de Voorde. We Bever, Mille
tt cara enz.»
Ik heb onze kerk, mijn dekanaal huis,
gansch verbrand gezien met al hun prach-
tige meubels.
Dan ook zag ik den brand van de
Markt, de Weststraat, de Kiekenstraat,
«den Keizer.de Eessenstraat en gansch de
Appelmarkt.
Wat schromelijke dingen toch
Wat heb ik toch afgezien langs dien
weg
Ik kwam te Veurne aan onder een onb»-
schrijflij k geschot, om 3 ure ’s morgens;
deed daar de H. mis om 10 ure en zag
daar op het strooi in de kerk en op de
groote markt de helft van het ongelukkig
Dixmude.
Arm volk arme stad! Zij is gansch
vernield
Van Veurne is hij vertrokken naar Duin-
kerke en Calais om in te schepen voor
England waar hij de laatste maanden van
zijn leven overgrbracht heeft in een ge
sticht voor gebrekkelijke en anormale kin
deren.
’t Is van uit Woodfordbridge zijne Engel-
sche verblijfplaats dat hij schreef
Nu ben ik hier, niets en heb ik te kort
de Engelschen doen zoowel met ons Bel-
gen; ’t is hier ruste, maar met wat al
droefheid in ’t herte leven wij in onzen
overvloed En ginder verre, onze schoo-
ne streke.... al puinhoopen en assche.
Twintig jaar lang heb ik daar gewrocht,
en er veel voldoening gevonden. Nu God
heeft al mijn werk vernietigd... die prach-
tige kerk die mij zooveel kommernis ge-
geven heeft... al die patrenagen St-Ge-
O
I