1 De Toekomst van Dixmude 3 gens heil onze helden Zij zijn het die en hun bloed en hun leven te pande stellen om u te redden, om onze stad en ons land los te rukken uit de klauwen van den overwel diger. En wijlaat ons heerden met taai geduld en hoofd en herte hoog houden Laat ons altijd en overal, op den vreemde, toonen dat wij weerdige zonen van Belgenland zijn, christene Vlamingen. Laat ons waar we kun nen door ons werk ons deel bij brengen tot de verlossing van ons land Laat ons zweren dat wij tot den laatsten adem zullen werken en zwoegen om Belgenland om Vlaanderland in eere te herstellen en ons vernielde Dix- mude uit zijn puinen te doen heroprijzen. J. V. R. (Vervolg van n’ 2) Eindelijk kan de uitvoering van het hier voorgedragen ontwerp ongetwijfeld het heropbouwen der stad meer waarschijnlijk maken en in alle geval bespoedigen (amor- cer). Een kleine hoopstraal zou wat licht zijn komen werpen op de nu, zoo duistere toekomst der vernielde IJzerstad. Onnoodig is het zeker hier bij te voegen dat er hoegenaamd niet op gerekend wordt in Diksmude groote nijverheidsgestichten te zien oprijzen! Vele redens zouden dit onmo gelijk maken, doch allerhande landbouw nijverheden mogen er met reden verwacht worden in een groot landbouwcenter als Diksmude (1) en er zou misschien ook plaats gevonden worden voor een of ander kleine nijverheid van anderen aard die aan onze stad toelaten zou ook een plaatsje in te nemen in den hevigen economischen strijd die na den oorlog moet ontstaan. Wat er ook van zij, het is klaar dat enkele ook maar kleine werkhuizen voldoende zijn om het heropleven van ons steedje mogelijk te maken. Ik ben daarbij van gevoelen dat als niet iets bijzonders gedaan wordt, in den zin van het hier voorgestelde, de stad Diksmude na den oorlog maar weinig kans zou hebben heropgericht te worden en het verwonderde mij geenszins uit den mond van een en an der der meeste handelaren van de stad te vernemen dat zij maar weinig lust gevoelden om in Diksmude te gaan herbouwen. Hier zou ik nog eens het algemeen belang kunnen inroepen en aantoonen hoe het heropbouwen en het voorspoedig worden ook van onze thans wereldvermaarde stad voor Belgie niet onverschillig kan heeten. Opwerping. Wat de eenige opwerping aangaat die tegen het ontwerp kan ingé bracht worden, die is hier van kleine betee- kenis, dunkt me; het is namentlijk deze welke bij alle verbeteringswerken, van wel ken aard ook die met eenige verandering ge paard gaan, gedaan wordt, te weten, in dees geval, dat het verplaatsen der spoorhalle bestaande toestanden en voorrechten zou krenken. Die opwerping houdt hier immers weinig in en wel omdat er in de onmiddelijke na bijheid der statie geen handelshuizen van groot belang te vinden waren, de statiestraat was zelfs niet eens volgebouwd alleen een groot gasthof dat nu toch zal vernield zijn en evenwel bij de nieuwe spoorhalle herop gericht kan worden. De oude statiestraat zou ten andere het verkeer der tramstatie en werkhuizen behou den die nog maar geheel onlangs opgekomen waren en daarbij nog het verkeer ontvangen met de gemeenten ten Oosten der stad daar mijn ontwerp het doortrekken der Statie straat tot aan den Eessensteenweg voorziet. De tegenwoordige Eessenstraat alleen zou er aldus iets bij verliezen, doch daarin zou kunnen voorzien worden door een of andere staatsinrichting (kazerne, school...)? welke de belgische Staat bij voorkeur aan onze beproefde stad toestaan zal, in dat gewest te laten oprichten. Daartegenover wil ik, benevens de groote voordeelen hooger gemeld hier om te eindi gen de aandacht vestigen op het feit dat het zelden .gebeurt dat werken die zulk groot voordeel kunnen bijbrengen met zoo weinig kosten kunnen verwezentlijkt worden, bijzoo- ver dat er niet aan te twijfelen valt dat ons Staatsbestuur met bijzondere welwillendheid een ontwerp zal in acht nemen waarvan de die heiligdommen, de moeder Gods ter eere, waarmeê de christene hand van ’t voorge slachte de streke als doorzaaid had. Prachtige streke, mijn Vlaanderen; heerlij ke streke mijn Veurneambacht, waar kerken oprezen als kathedralen, waar kunstwerken allerhande spraken van vroegere, nu helaas vervlogene weelde, van vroegeren gods dienstzin, van vroeger vernuft. Ahhoe dikwijls zie ik u voor mijne oogen zweven, gij pronkjuweel onzer stad, gij sta tige Ste Niklaaskerk, met uw prachtig dok saal als door engelenhand in ’t harde steen getooverd, als door vrouwenvingers gekant werkt. Ik zie u, wanneer ’s namiddags een straal der zomerzonne al boven orgel en doksaal u kwam den blijden vredekus geven, gij wijzen gekomen uit het verre oosten, met geheel uw gevolg van oostersche pracht, om te aan bidden, op den schoot zijner moedermaagd, het menschgeworden Godskindin onze kerke van Dixmude. Ik zie u, in uwen eigenaardigen bouw trant, gij H. Sakramentshuis, waaruit, se dert honderde jaren het Hoogweerdige aan ons christene volk toegereikt werd. Ik zie u, statig in koper gedreven, sedert eeuwen de wacht houdende bij ’t Aller hoogste, lijk twee schildwachten op hunne voorposten, gij reuzenkandelaars van ’t Hoogaltaar. Ik zie u, gij bronzene doopvont, waaruit, sedert eeuwen, geput werden de zaligmaken de wateren des doopsels, om te vloeien over de hoofden onzer Dixmudsche kerstekinders, terwijl, door een wonder Gods, hunne zielen gezuiverd, als nieuwe engels recht kregen op het hémelsch vaderland. Waar ik ook den voet zette in de streke, daar stondt gij, statig boven de stad uit ziende, mij naar den Hoogen wijzende, Kerk toren van Dixmude. Kwam ik gewandeld voorbij de droo- mende visschers langs de vreedzame waters van den Yzer, van Stuyvenkenswaards, met zijn oud kloosterkasteel, van ’t sluimerende Oud-Stuyvekens met zijn grijzen toren in de weiden, daar zag ik u boven de stad verhe ven, gij Kerk van Dixmude, versterkt, had men gezegd, door de omheinende muren van ’t Beggijnhof, met zijn kalme huisjes en eerbiedweerdig kerkje, nevens de spitsgevels en torentjes van ons kunstig stadhuis. Kwam ik langs wegel en gras, voorbij O. L. V. van Troost in Nood, van Oude-Cap- pelle of St-Jacobskwam ik langs water en dijk van Lampernesse en Oostkerke door velden en weiden met grazende vee met keeuwlende ossen, en schichtige veulens, altijd, daar vóór mij, lag onze lieve stad, stond onze statige kerke. Was ’t van Beerst of van Vladzeele of van Eessen dat ik kwam, tusschen de kruinen der waaiende boomen wat zag ik? Immer en altijd de kerk den toren van Dixmude. Daar stond hij midden de woonsteden als een herder midden zijn kudde. Maar ik droom, niet waar? Dat was alzooDat is nu, eilaashet ver leden. Dat alles ligt in puinenGeen huis onge schonden! Geen graantje in dengrond! Geen koei in de wei. Geen mensch in de streek tenzij om dood en vernieling te zaaien. Hoe deerlijk zijt ge gehavend, mijn arm België, mijn dierbaar Vlaanderen, mijn lief Dixmude Ge waart een edele vrouwe, ge droegt fier uw hoofd omhoog, ge gingt gekleed in koste lijk gewaad, ge waart getooid met edelge steenten, ge droegt op uw wangen den blos van uw gezond bloed en uw gezonde ziele. En hoe zie ik u nu, van verre Daar is er een gekomen, een dief en moordenaar, een meineedige, een vrouwen- schoker galgenaar; hij heeft uwe kostelijke juweelen gestolen; hij heeft uw prachtge waad in flarden gescheurd ge ligt in schooierskleêren te zuchten en te kreunen. Hij heeft u de ledematen tot bloedenstoe ge schopt en geslegen hij heeft uw edel wezen gehoond en gekneusddoch, weet het wel, mijn Lieve, meer dan ooit zijt gij mij dier baar; immers ge zijt mijne moeder, mijn gekwetste mijn doodgemartelde moeder, mijne moeder die mij ontroofd werd. Maar herleven zuit gij, ja, wij allen uwe kinderen hebben het gezworen. De beul die u den gespoorden hiel op het hert houdt moet van u af. Ik sprak Daar is geen mensch in de streke tenzij om dood en vernieling te zaaien En toch zeg ik Heil onze koene jon- 2 -zr c -V (1) Ik vraag mij af en stel mij voor verder te onderzoeken of er uit de aanwezigheid der rijke turflagen die men thans ten allen kante op onze streek bloot maakt geen nut te trekken is om eenige gansch bijzondere nijverheidstakken aldaar over te brengen

HISTORISCHE KRANTEN

Dixmude op den vreemde (1917-1918) | 1917 | | pagina 2