De opkomst der duitsehers aan den Kapelhoek bij Dixmude Uit een schrijven van Mr Paul Deceunynck van Eessen Uit Vredestijd PASCHEN I 5 kleine vergoeding zou zijn I J. Van Ryckeghem. zijn hand vermaakt geweest was door eenen officier die goed fransch sprak. De Duitscher onderzocht dat, vond dat het echt was en gaf hun eenige soldaten om uit het gevaar te kunnen vluchten. I Vervolg Tegen den avond waren wij reeds met een vijftigtal in onzen kelder. De familiën Deceu nynck, Maes, Vallays, Debruyne, Serpieters; Dan kwam René Vandenberghe, die zei dat zijn broeder Aimé doodgeschoten was in de weiden. Omstreeks vier ure zagen wij een man in de weiden wandelenhet was Alidoor Vandenberghe die zijn broeder Aimé ging zoeken. Op het zicht van dien man legden de Franschen aan om op hem te schieten peizende dat het een spioen was; doch op ons zeggen lieten zij hem gaan. Bij zijn broeder Aimé gekomen, zag hij nog een man liggen waarin hij zijn vader herkende. Gij kunt denken hoe wreed dat het was voor dien ongelukkigen mensch en voor ons allen. Den 19" wierden de Franschen vervangen door het i2elinieregiment. Dien dag vluchtte Charles Muilaert, Remi Beernaert en René Vandorpe en vrouw. Wij mielken dien dag een veertigtal koeien, gaven den melk aan de soldaten, alsook een honderdtal doodgescho ten kiekens en aanden. Dien dag verkreeg René Vandenberghe de toelating vanwege den Colonel, van het i2e linieregiment, van zijn vader en broeder op Eessenkerkhof te begraven. Den 2On haalden wij de lijken van Van- denberghe’s uit den brouck op eene traam- kar. ’t vervolgt Beste Frêe, ’k Zal u herinneren, dat het bij eenige dagen Onze Vrouwendag in Maarte ofO.L.Vr. Boodschap is. ’t Was in den voorhistorie- schen tijd, vóór den oorlog, want alles scheidt daar nu te wege overouds, zeg gen d’ oude menschen; ’t was mestdag op de streke en op ’t blijde Eessen. De jonk heid, lijk de bloemen die aan ’t pinten gaan, en lijk de veugels die schuifelen van ’t danig lustig leven, de jonkheid, zeg ik, zeker ook de zinderinge voelende van het blijde natuur- ontwaken, de jeugd, d’ opkomende groote schien besmettelijk werken op uw doen en laten. Weest kloekmoedig genoeg om te hande len volgens uwe christen overtuiging en laat u door niemand beïnvloeden. Gij zijt vrije Belgen, vrije Vlamingen eender waar ge zijt. Doet vrij uw gedacht en nie mand heeft er zich mêe te bemoeien. Gij zijt het, en niet uwe gebeurs, niet de bevolking waaronder ge nu vermengeld zijt, die eensdaags rekening zult moeten geven over uw leven aan uwen oppersten Rech ter. Meer dan één, die geen fransch kan, kloeg bitterlijk in zijn schrijven dat hij sedert zijn ballingsleven nog de keure niet en had van een vlaamschen priester te ontmoeten om zijne biechte te spreken. Daarvoor wierd gezorgd. Deze die het mij lieten weten zullen met dezen Paaschtijd het bezoek krijgen van een vlaamschen aalmoezenier. Zijn er nog andere die hunnen paaschplicht niet hebben kunnen volbrengen, bij gebrek aan een vlaamschen biechtvader, dat zij het mij aan stonds laten weten. Ik zal er hun eenen be zorgen. Vrienden van ’t Dixmudsche, ge en twij felt er niet aanzonder God vermogen noch wij noch onze legers niets. Roept den zegen van God over onze ver spreide christene huisgezinnen, over onze soldaten en onze legers, over onzen strijd voor het recht, met getrouw te blijven aan al uwe christene plichten en op de eerste plaats met uwen Paschen te houden. Dan zal niet enkel in woorden maar ook werkelijk God met ons zijn en hij die God met hem heeft eindigt met te zegepralen. Zoo mogen wij verhopen dat wij het onrecht ons aangedaan eensdaags zullen hersteld zien. ook nog vrouw Camille Vancoillie en doch ter Marie, die vreemdeling, de knecht van Emile Opsomer, René Beernaert, René Van dorpe en vrouw. Des anderen daags kwamen ook nog René Vandenberghe en Ch. Muy- laert. De shrapnells lagen dan reeds zoo dik dat er bij ons duizend per Hectare lagen. Dan ook waren reeds wel rond de twee hon derd runddieren dood, in de weiden bachten de stokerij, en nog veel meer gekwetst. Den 18", om zeven ure ’s morgens was dien vreemdeling reeds boven, waar ik hem ging vervoegen om dat af te zien. Wij zagen van den Duitsch nu en dan een ruiter en van de onzen nu en dan een' auto-mitrail- leuze. Om acht ure hield er een stil bij het kapelhuis, met de mitrailleuze op ons huis gericht. Zij zonden een burger Henri Lale- man naar ons huis om mijn vader te ont bieden. Mijn vader ging mede en ginder ge komen, moest hij in korte woorden het ver slag van het gevecht en van den toestand geven. Om negen ure kwamen de franschen af met bayonetten op het kanon en door zochten alles. Zij hielden dan stand tot aan de plaats van Eessen. Ik en mijn maat moesten dan de twee doode Duitsehers delven. Dan vroeg de fran- sche overste aan mijn vader of hij al het volk kende dat in zijn kelder was. Hij ant woordde dat hij ze allen kende buiten eenen die zei dat hij van Brugge was, dat hij met een trein naar Duinkerke geweest was, dat hij naar huis wilde teruggaan en nu opge houden was door het bombai dement. Zij hebben dan zijn papieren onderzocht en vonden in hem een duitschen spioen.Zij heb ben hem onmiddelijk op hun auto gesteken en zijn er mede vertrokken. Des namiddags kwam Charles Muylaert, die vertelde als volgt Den vrijdag namiddag vluchtte ik in den kelder met een tiental andere personen. Des avonds kwam er een duitsche officier in den kelder.Hij zag een plas bloed op den grond en zei dat Muilaert en zijn gasten eenen soldaat vermoord hadden en deed ze allen buiten komen om ^e dood te schieten. Er was on der die personen een statie-overste van Ze- delghem die goed duitsch sprak, en deze zei dat het bloed voort kwam van een soldaat die in zijn hand geschoten was en dat hij uitvoering een I welke door het land gegeven kan worden aan onze ongelukkige stad die voor ’t alge meen belang geofferd werd. Ars Glorie. (Bijgev. Gemeenteraadslid.) ’t Was Hoogdag, vóór den oorlog, in huis, op straat, in kerk te Dixmude. ’t Was Hoogdag in uwe zielen Onze blijde klokken galmden in huppelen de klanken, luid over stad en veld de vreug de uit van het Paaschfeest. En nu, de vijand heeft er de gesmoltene stukken van vergaard en hergoten tot bron- zene monden die dood en vernieling spuwen over uwe zonen en broeders in de loopgrach ten. Onze huizen in puinhoopen herschapen, onze straten, gij weet welk ongedierte er in woekert. Onze prachtige kerk was te klein op dien dag om al de christene geloovigen te bevat ten die van den vroegen morgen af kwamen om hunnen paaschplicht te vervullen. Nu, ze is een asch- en puinhoop. Dat alles kon de vijand vernielen; maar iets is er waaraan noch hij noch niemand de hand kan slaan als gij wiltdat is uw christen geloof. Iets is er dat voor u, nu, zoowel als te Dixmude blijft bestaan, gij weet het, dat is de plicht van uw Paschen te houden. Gij zult ten minsten eens ’s jaars uw bichte spreken,» En nutten omtrent Paschen het Lichaam des Heeren. Gij allen zijt daarvan overtuigd. Uwe talrijke brieven getuigen op de aan doenlijkste wijze van uwe christene gevoe lens van uw betrouwen op God midden al uwe tegenkomsten. Uw schrijven is mij een bewijs te meer hoe gij maar al te wel verstaat dat deze die hun Paschen niet houden te kort blijven aan den zwaarsten hunner christelijke plichten; dat zij zich onweerdig maken den naam te dragen van christen mensch. Slechte voorbeelden rond u kunnen mis- ----- - Uit eenen Brief van -Rick van de Zarre aan Frêe van de Sparre. - --

HISTORISCHE KRANTEN

Dixmude op den vreemde (1917-1918) | 1917 | | pagina 3