EENE ZANTE NIEUWSMAREN. Mijne laatste dagen in Dixmude (Vervolg van bladz. 4 g) 57 56 len kochtenzonder het te weten, wij waren te Oostkerke gerochtbij Narden Gouwy. Her telijk wierden wij er ontvangen. De bediens- tige Philomena miek seffens koffie en sneed boterhammen, maar eere aan den tafel kon den wij niet doen, ons eten kropte, want ons gemoed was vol. Allengerhand wierd het dag, en met den dag kwam er raad. Deze gulhertige menschen booden ons de gastvrij heid aan, die wij gretig aanveerdden. Na het eerste middagmaal kwam de getrouwde doch ter van Gouwy, die eene boogscheut van daar woonde, hare ouders zeggen, dat zij vluchten ging, en zij verzocht ons haar huisjen te willen betrekken, dat goed voor zien was van aardappelen, boter, brood, kolen enz. daarenboven dat hennen en konijnen, al les in een woord ter onzer beschikking was, Gij kunt denken hoe verheugd wij waren een eigen heerdWie had het durven verho pen in zulke omstandigheden, en zoo nabij Door eenen brief van J. V. d. S. te Mo line (Amerika) vernemen wij, dat meestal de Roggeveldenaren (Eessen) gerefugeerd zijn te Rousselaere en omstreken. Van het Roggeveld blijft er niet veel meer over, want meestal de huizen, en hofsteden wierden door de Duitschers in 1915, afgebrand of afgebroken. In nummer 5 vermeldde ik dat Ch. Leplae vanEessen, die inDuitschland ge vangen zat, overleden was. Maar dit nieuws is niet waarschijnlijk, daar de Duitsche op zichter van het kamp, onlangs aan een lid der familie Leplae, geschreven heeft, dat er daar nog een Leplae-Decoene Charel van Clercken leeft. Is het soms dezelfde niet? Ook kan het nog zijn dat er een misslag in de opgave der sterfgevallen begaan is, door dien dat in ’t Département Tarn, in Frank rijk, Charles Leplae, oud smid van Eessen en die op de dorppiaats woonde, overleden is. Zanter. Dixmude!.... Maar onze vreugde wierd wel dra leelijk te leur gesteld. Toen wij op het punt waren onze nieuwe schuilplaats binnen te gaan, kwamen officieren ons zeggen, dat die woonst moest vrij gemaakt worden, er moesten kanons geplaatst wordenook on ze herbergzame vriend Narden ontving een degelijk bevel. Wij namen weder onzen pelgrimstaf op, en wij sukkelden voort tot S' Jans-molen te Lampernisse, alwaar wij door tusschenkomst van onzen stadsgenoot, Mr J. Vereecke, een onderkomen vonden. De familie Blancke was voor ons zeer bedienstig en voorkomend. Daar het gevaar dreigend wierd, vluchteden wij, eenige dagen later naar Alveringhem. Thans verblijf ik te Paris-Plage, waar de gezonde lucht en een rustiger leven, mijne geschokte gezondheid ras herstelden. Ik leef er zooals ieder vluchteling in verwachting van den blijden zege- en vrededag, naar den terugkeer in het verwoeste Vaderland. PR. FL. deert hij (hij studeerde immers vóór den oorlog te Rousselaere) en bereidt zich zelf reeds om zijn vaderland te verdedigen tegen over dezen die hem ouderloos mieken op aarde. Binnen kort misschien schiet hij reeds de duitschers weg die inhettorretjen zitten op zijne hoeve te Eessen, (’t is immers een ob servatiepost en men ziet het staan als men recht vóór Dixmude is.) Wat het graf zijns vaders betreft dat kan ik niet met zekerheid aanduiden. Niet een kruisje van Kales Noordkerkhof draagt den naam van Coilliealleenlijk weet ik dat ik op 24" October, (Zaterdag namiddag) een sol daat Henri Denis genaamd geboren te West- roozebeke begroef en nevens dit graf volgen eenige graven met een kruisje waarvan de dooden onbekend zijn. Waarschijnlijk ligt Camiel van Coillie daaronder begraven. Hij lag in een hospitaal voor soldaten en men zal hem als soldaat behandeld hebben en begraven nevens de soldaten van daar wel licht dat er boven zijn graf staat (soldat Bei ge inconnu.) Hij stierf op 26 Oktober en ik begroef Henri Denis op 24 Oktober waarachter die onbekende graven volgen, waarvan zeker één dit van Camiel van Coillie is. Voor verdere inlichtingen en photo dier graven zich te wenden tot mij J. SCHINCK De groote markt verlatende, kwamen wij door de Molenstraat, aan de Hooge Brug. Welk gekreun, welk gekerm op dien korten weg, waar wij toch zoovele pakken zagen liggen, door vluchtelingen achtergelaten, welke door het hevig kanongebulder ver schrikt, misschien zinneloos gemaakt, hunne goederen weggeworpen hadden om des te sneller te kunnen het gevaar ontloopen. Over de Hooge Brug waren al de herber gen in hospitalen en in heelkundige zalen herschapen. Het was een ijzelijk schouwspel, dat ik nooit vergeten zal, en die mij eens te meer den Duitschen oorlog doet vervloeken, dien beul van het menschdom, de naam van inensch onweerdig! Op biljarden, op ta fels, op den grond der huizen lagen op strooi uitgestrekt, met treurige, met glazende, of met geslotene oogen, onze vroeger zoo le venslustige jongens, die kwamen te strijden voor onze vrijheid; zij richteden hunne smeekende blikken tot ons, om heul en troost te zoekenen helaaswij konden ze niet helpen!... Het hert ineengekrompen van me delijden tegenover die arme slachtoffers van den Duitschen gekroonden galeiboef, het ge moed bezwangerd van afschuw en van ver vloeking tegenover den laatsten, zetten wij onzen weg voort. Het was donkere nacht waar zouden wij uitkomen vroegen wij ons zelven af. Verder de streek op hadden wij noch vriend noch magen. Zonder te weten waar zij naartoe leidde, ’t was pikdonker sloegen wij eenezijkalsijde op. Nauwelijks waren wij eenige minuten den weg op, toen wij door een gendarm aangesproken wier den. Uw< papieren? vroeg hij. Wij hebben geene mijnheer, antwoord den wij. En na den noodigen uitleg daarover gege ven te hebben, mochten wij onzen weg voort zetten, in de hoop weldra ievers een licht je te ontwaren. Lichten zagen wij hier en daar, maar telkens vonden wij het huisjen bezet door soldaten, en wij waren genood zaakt verder op te reizen. Eindelijk toch gelukte het; wij klopten aan eene werkmanswoonst, men opende voor ons en.... wij waren bij den man, waar wij jaarlijks onzen wintervoorraad aardappe- nield hetzelfde geldt voor de gebouwen die zich bevonden rond H. Seys alsook de Vijfhuizen. De kerk is nog enkel een puin hoop en de omliggende huizen zijn ook erg beschadigd, ’t Is hetzelfde op den anderen kant van ’t dorp tot aan ’t klooster. Er zijn ook huizen welke niet schijnen geleden te hebben zooals deze van Cyr. Colaert, H. Ooghe, Callens, Dr Vanhee et Degraer, E. Acou en 't uwe. De molen van Vermander is afgebrand. Van 't klooster tot aan ’t kas-, teel staan de huizen bijna allen nog recht de hofstede, bewoond door Fr. Vandenberghe is verdwenen, ’t Kasteel is erg gesteld. De Roone molen is de wieken af en de huizen er rondom zwaar beschadigd. Op onzen wijk staan nog 3 huizen rechtdit van J. Durie, G. Liest en A. Defever, van de andere kan ik niets meer bemerken, ik kan goed onze hoornen zien, ais de peren rijp zijn zal ik ze van verre kunnen bekijken... De kerk van Jonckershove is nog recht, de nieuwe stede schijnt ook nog maar weinig geleden te heb ben. De woningen van de Rille en Necker- hoek zijn erg beschadigd dit van A. Scho- vely’s bestaat niet meer, terwijl dit van D. Deleu er nog ongeschonden uitziet. Rond de kerk van Clercken die tengronds af is zijn de buizen erg doorschoten, verdere schijnt dit dorp nogal wel gespaard te zijn. Er bestaan nog2 molens en ook de melkerij. Ais de oorlog eens gedaan geraakt, zal ik ’t huis eenen abri maken ik ben het nu toch gewoon van daarin te wonen. Geen bijzonder nieuws alhier. De Wouraensche soldaten houden zich kloek. E. H. Onderpastoor, aanvaard de uitdruk king mijner eerbiedige groeten. Uw toegenegen in Christo Jerome Vanthuyne. Te velde, 14 Maart 1917. Over eenige weken is op De Panne overleden Achiel Taveirne, zoon van August, voorname landbouwer van Woumen. De held is bezweken tengevolge van eenen vij- andelijkën kogel die hem de lever doorboord had. Dat God Hem loone voor zijne zelfs- opoffering voor het Vaderland. Achiel werd begraven op het kerkhof van A ffnkerke. Zijn broeder Romain, die ook op 't Front is woonde de begraving bij. Aan hem en zijne gevluchte zusters onze gemeen de deelneming in de droefheid over het ver lies van hunnen dierbaren broeder. Zondag 2oe Mei werd eene mis gedaan tot ziellafenis van de gesneuvelde Woumenaars. Ik bied U enz. C. Claeys, kapelaan, Woumen. Aan den Eeriv. Heer Onderpastoor van Woumen, te Bazemont. Hier laat ik eene korte beschrijving van den tegenwoordigen toestand van ons dorp volgen. Lanjs den steenweg naar Diksmuide, te beginnen van aan A. Mortiers is alles ver- LEGERAALMOEZENIER, C 58, T.A.G. TE VELDE. -- --

HISTORISCHE KRANTEN

Dixmude op den vreemde (1917-1918) | 1917 | | pagina 3